Het plastic servies zeilt door de kajuit

Op dit moment zeilen we op de Arafura-zee, tussen de noordkust van Australië en Irian Jaya. We zijn een schroefblad kwijtgeraakt en kunnen daardoor de motor niet gebruiken. Normaal geen ramp, maar nu er al een paar dagen geen wind staat, zijn we veroordeeld tot doelloos dobberen. In de zinderende hitte, ver weg van alles en iedereen. Het toppunt van ‘cocoonen’ zo met z’n drietjes.

Maar dan wel met een behoorlijk gebrek aan comfort en bewegingsruimte. Want alles moet in deze op de golven rollende ‘cocon’ van tien bij smal gebeuren. Spelen, werken, koken, eten, wassen, ontlasten, de juiste koers bepalen en daar tussendoor proberen de slaap van de nachtwacht in te halen. Elkaar daarbij in de weg zitten is bijna onvermijdelijk. En als dat gebeurt is er geen uitweg. Je kunt niet even uitrazen bij een vriend of vriendin, een kroeg in duiken of een blokje om. Overboord is een optie.

Maar dat staat gelijk aan zelfmoord, een erg radicale manier om een ruzie te beëindigen. Voor dit avontuur gingen we echter niet met de eerste de beste in zee. Erik en ik woonden voor ons vertrek al twaalf jaar samen.

Maar in al die jaren hebben we natuurlijk nooit zo dicht op elkaars huid gezeten als nu. En zeker niet vierentwintig uur per dag. Op een gewone doordeweekse dag uit ons ‘vorige leven’ zagen we elkaar ‘s ochtends een uurtje tijdens het haasten om op tijd op het werk te verschijnen. En ‘s avonds nog even tussen het uitgeput thuiskomen en het bijtijds naar bed gaan.

Als we tenminste geen afspraken hadden of wat aan onze conditie gingen doen. Muriël sliep meestal nog als we de oppas ‘s morgens binnenlieten en elk een kant op stoven. Kortom, de tijd die dit gezin samen doorbracht was beperkt.

Toen we de trossen losgooiden werd alles honderdtachtig graden anders. Daar hadden we ons erg op verheugd, maar de praktijk was even wennen. De eerste tijd leek het wel of Erik en ik het nergens over eens konden worden. Niet alleen door het op elkaars lip zitten. In de nieuwe situatie waren we ook ineens veel afhankelijker van elkaar. We waren bovendien van het ene op het andere moment fulltime ouders geworden. Huisman en huisvrouw op een slingerende boot. Inmiddels hebben we onze draai wel gevonden aan boord, zonder dat daarbij een al te strikte taakverdeling is ontstaan. Het twee jaar in hetzelfde schuitje zitten heeft een uiterst positieve uitwerking. Dat betekent niet dat ‘Mrs. Jones’ volledig ‘ruzieproof’ is geworden. Het plastic servies zeilt nog regelmatig door de kajuit.

Maar meestal gaat het om een zeer korte storm in een glas water. Het gebeurt nu écht niet meer dat ik met ingepakte tas en vele waterlanders op het voordek ga zitten. Klaar om te vertrekken en weer een heel ‘eigen’ leven te gaan leiden.

Terwijl het nog weken duurt voor er land in zicht zal zijn.