Kamperen op de sloop

Helaas kunnen we het niet langer uitstellen. De onderkant van de boot moet hoognodig in de verf worden gezet. Dat betekent dat ‘Mrs. Jones’ in Venezuela de kant op gaat. Langs onheilspellende scheepswrakken en gevaarlijke ondieptes manoeuvreren we naar de kade van de werf die ons is aangeraden.

Op het afgesproken tijdstip komen we bij de kraan die ons schip uit het water zal tillen. Er is echter nog geen enkele activiteit te bespeuren. Erik meldt zich daarom bij een haveloos kantoortje, waar een slaperige juffrouw hem tot geduld maant. De man die de kraan bedient, is nog niet aanwezig en de chef, zonder wiens toestemming hier niets gebeurt, ook nog niet. Een uur later brengt Erik nog maar eens een bezoek aan het kantoor. Deze keer met Muriël en het effect is verbluffend. De juffrouw achter de typemachine leeft helemaal op. ‘Ola, ninja!’ roept ze blij tegen de dreumes die op haar teentjes net boven het bureau uitsteekt.

Maar natuurlijk kan onze boot eruit. Ze schalt wat driftige bevelen over het terrein en even later hangt ‘Mrs. Jones’ in de kraan. We zijn behoorlijk zenuwachtig. De boot is nu eenmaal ons huis en dat wordt nu hoog door de lucht naar een plekje op de werf getransporteerd. Muriël is zelfs zo ontdaan dat ze vreselijk begint te huilen. ‘Boot, boot,’ roept ze bang. Arme ‘Mrs. Jones’. Ze heeft een jaar keihard gewerkt op die meedogenloze oceaan en dat is haar behoorlijk aan te zien. Het hele onderwaterschip zit onder de meest wonderlijke aangroeisels. Dat wordt flink schrobben, schuren en schilderen. Helaas kunnen Erik en ik niet samen aan de slag, want één van ons moet natuurlijk op Muriël passen. We besluiten dit om de beurt te doen. Erik hijst zich als eerste in de overall en ik scharrel wat onwennig met m’n dochter over het zinderend hete terrein. Dat lijkt jammer genoeg nog het meest op een stortplaats voor chemisch afval. Overal liggen blikken verf, lege accu’s, kapotgeslagen terpentineflessen, verroeste spuitbussen en ga zo maar door.

Als ik even een pracht van een oude vissersboot sta te bewonderen, zet Muriël prompt een tube siliconenkit aan haar mond. Wat moeten we hier? Het heeft iets van kamperen bij een autosloperij.

Om in de boot te komen moet ik een ladder op. Want nu ‘Mrs. Jones’ op haar lange kiel staat, is het een behoorlijk hoge dame. Met Muriël op de arm is dat de eerste paar keer een spannende aangelegenheid.

Maar alles went. Net als het gevecht tegen de muggen waar we nu voor het eerst mee te maken krijgen, de nachtelijk tochten naar het toilet aan de andere kant van de werf en het niet altijd betrouwbare eten van de kantine waar we dagelijks schaften. Op den duur slaapt Muriël zelfs dwars door het geluid van gillende schuurmachines en cirkelzagen heen. Een teiltje water in de schaduw van de boot vervangt tijdelijk de mooie stranden en azuurblauwe zee. Muriël doet daar helemaal niet moeilijk over en sluit bovendien vele vriendschappen. De kantinejuffrouw is favoriet omdat ze altijd wel iets lekkers voor haar heeft. En op het kantoor van de werf mag ze ongehinderd de hele administratie in de war schoppen.

Toch ben ik blij als ons huis eindelijk weer in het water glijdt. De wind waait door Muriëls blonde haartjes en ik zie aan haar gezicht dat ze het helemaal met me eens is: ‘Mrs. Jones’ hoort op zee.