Mast overboord

Na het verlaten van het Suezkanaal voelt de Middellandse Zee als bekend terrein. Het wat troebele water bij Port Said zorgt samen met het vieze weer voor een melancholiek stemmend ‘bijnathuisgevoel’. Het afscheid van onze zeilreis rond de wereld lijkt begonnen. Het Egyptische beleefdheidsvlaggetje kan, nu we onderweg zijn naar Kreta, omlaag. Ik wil al naar de mast toe lopen als Erik zegt: ‘Laat nog maar even hangen.’ Zolang dat oosterse vlaggetje nog wappert, is het westen nog niet bereikt en zijn wij, al is het slechts symbolisch, nog ver van huis. De schipper krijgt zijn zin en ik voeg me weer bij mijn gezin in de kuip. Niet naar Erik luisteren had m’n dood kunnen zijn, want op dat moment knapt één van de stagen en komt de 13 meter hoge mast omlaag! Alles ligt in één klap overboord. De zeilen, de giek en alles wat er verder nog bij de mast hoort. Aan boord hijsen gaat niet. We moeten er juist zo snel mogelijk vanaf zien te komen, want het gevaarte begint rap te zinken en we willen niet omgetrokken worden. ‘Ik vind het zo erg,’ hoor ik Muriël snikkend herhalen, terwijl ik Erik help met het loskoppelen van de tuigage. En snel wat foto- en videomateriaal schiet voor de verzekering. Niet dat het allemaal nog wat uitmaakt. Want voor mijn gevoel is dit het einde van de reis. We zullen nu al afscheid moeten nemen. Ook van elkaar. De romp van de boot is alles wat we nog over hebben. Nu de mast weg is, zijn we voor andere boten onzichtbaar tussen de golven. De radarreflector en de marifoonantenne zijn samen met onze verlichting verdwenen naar de bodem van de Middellandse Zee. De ‘Mrs. Jones’ rolt zo hevig dat we alledrie ontzettend zeeziek worden. Met windkracht 7 en hoge golven proberen we op de motor in de richting van Cyprus te drijven. Zonder er nog in te geloven, draai ik mijn wachten en breng de koers in kaart omdat Erik er echt te ziek voor is. Muriël verontschuldigt zich telkens als ze moet overgeven. Ik probeer mijn angst en moedeloosheid voor haar te verbergen.

Maar de ideale moeder uithangen lukt onder deze omstandigheden van geen kant. Dat we niet geraakt worden door de vele vrachtboten die ons passeren, verbaast me. Dat we ondanks alles toch steeds weer een dag verder rollen ook. Gelukkig knappen Erik en Muriël na een paar dagen op. Hun positieve karakters winnen het van mijn doemdenken. Eindelijk kan ik ook weer wat eten en giet, als de vrouwelijke equivalent van Popeye, een blik koude spinazie naar binnen. Samen zetten we alles op alles en halen we de haven van Limasol. Onder de warme douche met m’n kleine meid besef ik pas goed hoe dankbaar ik ben. Mijn tranen vermengen zich met het water dat over haar hoofd stroomt en het vuil van dagen wegspoelt. We zijn gered!