Heimwee!

De kapotgeschoten straten van de Zuid-Jemenitische havenstad Aden worden gedomineerd door mannen. Zwart gesluierde vrouwen duiken slechts af en toe op als schimmen langs de muren, en zijn even snel weer uit het zicht. ‘s Avonds lijken ze helemaal niet te bestaan. Hoe ik mij ook verman, ik kan mij hier maar niet op mijn gemak voelen. Zelfs niet in de meest vormeloze kleding die ik aan boord heb. Met pijpen tot over m’n enkels, mouwen tot aan m’n vingers en in een sjaal weggewerkt haar. Grijsbruin gecamoufleerd in de kleuren van de stadsruïnes en de omringende bergen, waar helemaal niets groeit. Ik blijf erg opvallen, hoezeer ik ook probeer op te gaan in deze nieuwe omgeving. Met mijn veel te witblonde kind aan de hand ben ik overduidelijk ver van huis. De starende blikken tracht ik te ontwijken door zo veel mogelijk naar mijn voeten te kijken, die zich een weg banen door het puin.

Maar zo zie ik niet dat iemand een paar verdiepingen boven m’n hoofd zijn vuilnis de straat op kiepert en mij daarmee net niet raakt, maar toch behoorlijk doet schrikken. Het komt zelfs zover dat ik liever niet meer zonder Erik op stap ga. Mijn wereld staat dan ook een beetje stil als hij wordt opgepakt door de militaire politie. Hij moet voorkomen wegens illegaal diesel tanken. Onze paspoorten zijn in beslag genomen en ik zit machteloos te wachten op de boot.

Als vrouw heb ik niets in te brengen. Zeker niet in de machomaatschappij van het leger. Gelukkig komt Erik met de schrik vrij en kunnen we ‘s avonds weer neerstrijken in één van de vele spotgoedkope eethuisjes voor een maaltje broodpannenkoek met geitenvlees. Zoals altijd ben ik weer de enige aanwezige vrouw. Mijn vriendin Christine, die als archeologisch tekenares regelmatig voor langere tijd in de Arabische mannenwereld vertoeft, heeft mij aangeraden deze omstandigheden met een flinke dosis humor tegemoet te treden.

Maar dat krijg ik, ondanks verwoede pogingen, niet voor elkaar. Het huilen staat me nader dan het lachen. Ik ga me zelfs zo ontheemd voelen dat ik heimwee krijg. Voor het eerst tijdens deze lange reis om de wereld vliegt het me in alle hevigheid naar de keel. Erik en Muriël krijgen daardoor te maken met een luid snikkend hoopje ellende in slobberpak. Een reisgenoot die midden in een restaurantje uit duizend-en-een-nacht in een onsamenhangende tirade probeert duidelijk te maken dat ze zich weer gelijkwaardig wil voelen. Dat ze per direct aan de slag wenst te gaan met massa’s gezellige collega’s. Dat ze acuut al haar dierbare vrienden, vriendinnen en familieleden om zich heen wil. En vooral heel veel groen gras! Nog voor mijn verbaasde gezin heeft kunnen reageren, snelt de eigenaar van het eettentje naar me toe met een glaasje Arabische koffie. ‘Van het huis’ gebaart hij met een bezorgd gezicht. Het verheffende effect van zijn even loeisterke als mierzoete ‘bakkie troost’ is ongelofelijk.