Gehuurd sprookje

We hebben alweer een paar maanden een ‘eigen’ nest. Het voormalige schuurtje van een landhuis midden in het bos. Er zit een rieten dak op en we slapen onder de balken. Rondom kleine ruitjes van getrokken glas en boogdeurtjes. Achter ons loopt het bos over in de duinen. Nergens inkijk. Alleen van reeën en fazanten. Ik voel me net Sneeuwwitje op bezoek bij de zeven dwergen.

Maar dan met een kingsize buik. Muriël heeft een schommel aan één van de bomen, gemaakt met reservelijnen van de ‘Mrs. Jones’. En zo zijn er wel meer dingen van de boot die we nog steeds dagelijks gebruiken. We houden het leven simpel. Volgen de mode niet. Doen geen grote aanschaffen. Ook al heeft Erik nu alweer een redelijk goede baan en verdien ik aardig als freelance tekstschrijver. We zijn financieel nog even voorzichtig als tijdens onze zeilreis rond de wereld. Het gaat niet eens bewust, we zijn het zo gewend en goedkope oplossingen geven me nog steeds meer voldoening dan dure. Zo is het bij elkaar gescharrelde babykamermeubilair behoorlijk tweedehands en sommige onderdelen komen zelfs bij het grofvuil vandaan. Sopje erover, een likje verf, wat vrolijke sjablonen en het kan heel aardig tippen aan al het moois in de babywinkels. Niet helemaal natuurlijk, maar ik kan er prima mee leven. Ook de kleertjes zijn allemaal al eens door een andere baby gedragen. Voornamelijk door minimeisjes, waardoor het roze gehalte wat aan de hoge kant is.

Maar ach, de Beach Boys zijn er ook groot mee geworden.

Officieel heb ik nog een maand te gaan voor de bevalling, maar wat mij betreft mag de baby per direct beginnen. Vooral nu uit de echo is gebleken dat onze zoon op alle fronten XXL scoort. We verwachten een gigagozer. Een Michelin-figuur met lange ledematen en een groot hoofd. Het verklaart voor een deel de vierentwintig (ja, 24) kilo die ik inmiddels ben aangekomen. En mijn buik groeit nog steeds.

Als een ballon die te hard wordt opgeblazen. Ik heb straks, na de ‘grote leegloop’, vast voorgoed een soort schortje voor! Mijn bekken heeft zich ook al ingesteld op onze babyreus en is zo instabiel als een wildwaterkano. Boswandelingen kan ik voorlopig op mijn buik schrijven. En ook mijn schoonmaak- en hamsterwoede kan ik niet zo botvieren als ik wel zou willen; maar goed ook, want de keukenkasten puilen uit. We eten de rest van ons leven beschuiten met blauwe muisjes. Overdag hang ik, tussen werk, kind en huishouden door, zoveel mogelijk op de bank. En ‘s avonds neem ik voor de open haard in de luie fauteuil van Eriks opa alle mogelijke en onmogelijke standen aan, om de pijn in mijn rug en ribben te vergeten.

Maar dat lukt eigenlijk alleen in het plaatselijke zwembad, waar ik zo vaak mogelijk ronddobber. Ondertussen maak ik me best zorgen over de bevalling. Veel mensen raden me aan om voor het ziekenhuis te kiezen. Gezien mijn leeftijd, mijn bekken en de omvang van ons jongste product een verstandig advies.

Toch wil ik per se proberen om hier in dit romantische schuurtje, ver van alle ziekenhuizen, onze zoon op de wereld te zetten. In het houten bed onder de balken. In mijn eigen veilige nestje tussen de bomen.