Troost

Bij mijn ouders op zolder ligt een schelp. Een schelp van een onbewoond eiland in de Carieb. Muriël heeft hem gevonden. Ze was toen anderhalfjaar oud en kon hem amper tillen, laat staan tegen haar oor houden om de zee te horen. Nu gaat dat moeiteloos. Ze is inmiddels vier en gaat sinds een week naar de basisschool. Erik en ik maken elke morgen met de slaap nog in onze ogen haar boterhammen klaar en kijken de melk naar binnen. Sporen haar en elkaar voortdurend aan om op te schieten. Want dat valt niet mee, na drie jaar zonder horloge of kalender. En wat moet zo’n kind ook veel aan in winters Nederland! Erik verdwijnt naar zijn tijdelijke werk in de steigerbouw. En ik probeer ondanks dikke buik sneller te fietsen dan het geluid van de schoolhek. Vlug nog een kusje en daar gaat Muriël. De klas in. Met een wit snoetje, braaf op haar eigen stoeltje in de kring.

Maar ik wil dit helemaal niet, ik wil niet zonder Muriël. Hoeveel werk er thuis ook op me wacht. Ik wil haar weer uit de klas plukken. Haar vader uit z’n overall sleuren. De zeilen hijsen en rechtsomkeert maken. Dan maar onderweg ergens bevallen. De ‘Mrs. Jones’ is nog niet verkocht, dus het kan nog.

Maar het kan niet. Het geld is op en Muriël moet ‘degelijk onderwijs genieten’. Tijdens onze reis rond de wereld heb ik te veel ongelukkige kinderen op zeilschepen gezien. Vooral zij die enig kind waren, nauwelijks scholing kregen en ouders hadden die hele dagen van boord gingen om te werken.

Dus fiets ik netjes terug naar zolder, naar de eerste opdrachten van mijn zojuist opgericht tekstbedrijfje. Het heeft absoluut geen zin om te gaan zitten jammeren, zeg ik tegen mezelf. Wel moeilijk als je door je zwangerschapshormonen zo labiel bent als een op hol geslagen jojo.

Maar ik moet nu maar eens met beide benen op de grond! We hebben de reis van ons leven gemaakt, heel erg van elkaar kunnen genieten en ontzettend veel geluk gehad. Nu gaan we ieder onze eigen weg. Niet langer een drie-eenheid. Dat kon ook niet eeuwig duren. Eens moet je wat afstand en dus een beetje afscheid nemen van elkaar. Er moet toch brood op de plank en Muriël heeft vriendjes nodig. Argumenten genoeg om mezelf driftig mee om de oren te slaan. Ik zoek troost in het groen van de weilanden waar het zolderraam op uitkijkt.

Maar zie dan ineens die schelp in de vensterbank. En daardoor kleine voetafdrukjes langs de vloedlijn. De schittering van de zon op het water. Die duizenden lichtjes waarnaar Muriël vernoemd is. Ik voel de warmte op m’n schouders, hoor Erik roepen vanaf de boot. Het geluid van de branding. En ja hoor, daar zijn de tranen weer. Vol heimwee naar een periode die nooit meer terugkomt.

Maar ik heb geen keus. Het hoort bij ons leven. Afscheid nemen en opnieuw beginnen.

Als een golf die breekt op het strand. Ik leg de schelp voorzichtig in een doos. Een doos met herinneringen aan een gouden reis. Ooit zal ik die weer uitpakken. In een ander huis. In een andere tijd. Nu snel op de fiets naar school. Want er zijn alweer drie Muriëlloze uren voorbij.