Tweede kans

Toen ik mijn vertrek aankondigde bij het reclamebureau waar ik werkte, was de directeur meteen enthousiast over mijn wereldreisplannen. Niet omdat hij mij zo graag kwijt wilde (hoop ik).

Maar omdat hij zelf ook van zo’n lange zwerftocht had gedroomd. Hij vond het echter wel erg moedig dat ik daadwerkelijk mijn lot in eigen handen ging nemen. Zo had ik het toen nog niet bekeken.

Maar gaandeweg begon ik goed te begrijpen wat hij daarmee bedoelde. Alles wat ons na het afscheid op de kade van Stellendam overkwam, hadden we aan onszelf te danken of te wijten. De prettige ervaringen en de onaangename verrassingen. Althans, zo voelde het. Dit nieuwe leven hadden we tenslotte helemaal zelf gewild. Van tegenslagen konden we niemand de schuld geven.

Als je in het ‘normale’ dagelijkse leven bijvoorbeeld last hebt van stress, kun je dat al gauw wijten aan de werkomstandigheden of je baas. Een auto-ongeluk aan de werktijden of de locatie van het bedrijf waar je werkt. Er moet tenslotte gewerkt worden voor de kost. Niets aan te doen. Zo niet in ons geval. Wij moesten toch zo nodig een andere koers volgen? Op slechte dagen denk ik daar natuurlijk meteen achteraan (wat menigeen me al heeft toegevoegd): en wat doe je je kind aan? Kijk haar nou toch eens zweten in die tropische hitte van de kajuit. Weer zo’n verloren dag zonder vriendjes. Blikvoer en malariapillen waar ze zo’n hekel aan heeft. Geen speeltuin of fiets bij de hand. En zo kan ik nog wel even doorgaan als ik me wat minder gelukkig voel met m’n zelfgekozen lot. Een en ander bereikte een dieptepunt toen dit gezin begon aan de oversteek van Australië naar Indonesië en de Straat van Malakka. Dit gebied is namelijk berucht om zijn piraten, die ook wel eens kleinere jachten te grazen nemen. Er zijn bovendien veel bliksemstormen en ‘s nachts wemelt het er van de onverlichte vissersboten. We hadden dit alles kunnen omzeilen door via Cocos Keeling en Christmas Island naar Sri Lanka te varen.

Maar de Gordel van Smaragd lokte. Dag en nacht hielden we dapper wacht en ontweken alle obstakels. Met angst in ons hart lieten we ons nader bekijken en begroeten door vissersboten in soorten en maten, die natuurlijk net zo makkelijk ‘undercover’ piraten konden zijn. Nog spannender werd het als er geen tel meer paste tussen flits en knal van de bliksem. En dan was er nog het vrachtverkeer dat, naarmate we Singapore naderden, steeds drukker werd.

Maar ook dat hadden we voor ons gevoel ‘onder controle’. Tot Eriks aandacht tijdens zijn wacht op de Zuid-Chinese zee net iets te lang werd opgeëist door Muriël.

Toen we het suizende geluid van de grote boeggolf hoorden, was het al veel te laat om nog iets te doen. Rakelings passeerden we een mammoettanker. Vijf meter naar links en we waren er geweest.

Na een korte huilbui begon ik, met Erik en Muriël stijf in mijn armen, onbedaarlijk te schateren. Het lot in eigen handen? Laat me niet lachen. We krijgen gewoon regelmatige een tweede kans.