3.5 Besluit

Uit het bovenstaande blijkt dat de meeste Nederlandse leenwoorden zijn overgenomen in het Munsee en Unami Delaware. Aangezien ook de pidgintaal die als omgangstaal tussen kolonisten en Indianen ontstond, gebaseerd was op het (Unami) Delaware, lijkt het erop dat de Nederlanders vooral contact hadden met indianen rond de Delaware-rivier, die het nauw aan elkaar verwante Munsee of Unami Delaware spraken. Maar hier past wel een woord van waarschuwing: er is zoveel informatie over de zeventiende-eeuwse indianentalen onbekend gebleven of verloren gegaan, dat er ook gewoon sprake kan zijn van toeval. In ieder geval kan gesteld worden dat het aantal bekende Nederlandse leenwoorden in indianentalen – in 3.4 worden 69 woorden opgesomd die in minimaal één indianentaal zijn aangetroffen – beslist omvangrijk genoemd kan worden, als we er rekening mee houden hoe kort Nederlandse kolonisten de dienst hebben uitgemaakt aan de oostkust van Amerika.

De woorden die de indianen overgenomen hebben van het Nederlands geven een prachtig inkijkje in de ‘vernieuwingen’ die de Nederlanders naar Noord-Amerika hebben gebracht. Het zijn merendeels huis-, tuin- en keukenwoorden voor dagelijkse dingen: eenvoudige voedingsmiddelen, huisraad, gereedschap, huisdieren, kleding en dergelijke. De Nederlanders die naar Noord-Amerika trokken, waren voornamelijk van eenvoudige komaf. Zij gingen er niet heen om cultuur te verbreiden of om de vooraanstaande Nederlandse wetenschap, literatuur, schilderkunst en dergelijke bekend te maken, maar om hun financiële positie op het nieuwe continent te verbeteren. Dit bleek ook al bij de leenwoorden in het Amerikaans-Engels, maar wordt bevestigd door de leenwoorden in indianentalen. Hun eenvoudige afkomst blijkt ook uit het feit dat voor de namen van varken, kip, schaap en poes niet de gebruikelijke Nederlandse benamingen zijn geleend, maar juist de lokwoorden ervoor. Zijn deze woorden door de indianen gehoord terwijl ze op bezoek waren bij Nederlandse kolonisten? Of krijgen we hier een inkijkje in de manier waarop Nederlanders en indianen in een pidgin met elkaar communiceerden? De Amerikaanse taalkundige Buccini houdt het erop dat de Nederlanders klankwoorden of lokroepen gebruikten omdat deze voor de indianen makkelijker te begrijpen en te onthouden waren dan de normale Nederlandse dierennamen.

Opvallend is ook welke woorden niet zijn geleend. Zo is geen enkel woord geleend voor ‘vuurwapen’, terwijl bekend is dat de indianen de vuurwapens van de kolonisten leerden kennen en aanschaften, eerst om meer bevers te kunnen doden – de indianen plaatsten traditioneel vallen – en later om te gebruiken tegen zowel rivaliserende groepen indianen als tegen de Nederlandse kolonisten. Maar hiervan vinden we geen spoor in de indiaanse woordenschat.

Uit vergelijkend onderzoek naar de invloed van Europese talen op indianentalen is gebleken dat andere Europese talen leenwoorden hebben geleverd op dezelfde of vergelijkbare terreinen: kolonisten die naar het nieuwe continent trokken, hadden kennelijk een vergelijkbare achtergrond. Ook bleek uit dit onderzoek dat de grootste invloed op indianentalen in het algemeen is uitgegaan van het Spaans, gevolgd door het Engels. Andere talen, zoals Nederlands, Frans en Portugees, hadden een veel geringere invloed.

Er is bepaald geen sprake geweest van eenrichtingsverkeer: de Europese kolonisten kwamen op het Noord-Amerikaanse continent in aanraking met een groot aantal tot dan onbekende zaken, vooral onbekende dieren en onbekende planten, en daarvan hebben zij meestal de indiaanse naam overgenomen. De aanraking met de Nieuwe Wereld had diepgaande invloed op de levenswijze van zowel de bewoners van Noord-Amerika als die van Europa. Beide continenten leerden nieuwe nuttige planten, dieren en voedingsmiddelen kennen. Zo werden vanuit Noord- en Zuid-Amerika de aardappel, ananas, cacao, chocolade, maïs en tomaat in Europa geïntroduceerd, die er op termijn verantwoordelijk voor waren dat het voedingspatroon van de Europese bevolking ingrijpend veranderde. Maar ook genotsmiddelen werden uitgewisseld: tabak kwam naar Europa en sterkedrank vloeide terug naar Amerika.

Het Nederlands gebruikt voor de aanduiding van de nieuwe Amerikaanse producten vaak een leenwoord uit een indianentaal, maar die dateren meestal van na de Nieuw-Nederlandse periode en zijn overgenomen via een andere Europese taal, meestal het Spaans of het Engels. Blijvende sporen hebben de kortstondige contacten met indianentalen, die slechts ruim een halve eeuw duurden, niet in het Nederlands nagelaten. Wel is bijzonder dat de Nederlanders in hun vestigingen één woord – de naam voor een steekmug – overgenomen hebben uit het Munsee Delaware, dat vervolgens via het Nederlands terecht is gekomen in het Amerikaans-Engels en in die taal nog voortleeft: zie punkie in 2.2. Ook de naam van de indianenstam Seneca (zie 2.4) en die van het gerecht sup(p)awn (zie 2.1) heeft het Amerikaans-Engels aan het Nederlands te danken. Tot slot verdient het feit vermelding dat J. Dyneley Prince in 1910 nog ten minste twee leenwoorden uit het Munsee Delaware heeft geïdentificeerd die voorkwamen in het Jersey Dutch dialect, namelijk häspân ‘wasbeer’ en tahääim ‘aardbeien’. Het Jersey Dutch dialect werd op dat moment nog gesproken door afstammelingen van de oorspronkelijke Nederlandse kolonisten in Bergen County, New Jersey. Het moet hier wel gaan om heel oude leenwoorden, want sprekers van het Munsee Delaware waren toen allang weggetrokken uit Bergen County.