2.4 Staatsinrichting en staatsburgers

De Nederlanders die naar de VS trokken, verdienden de kost als boor of handler – twee woorden die in de zeventiende eeuw zijn overgenomen, maar inmiddels in de toenmalige betekenis verdwenen zijn. Zij werden aangesproken als frow respectievelijk mynheer – twee woorden die eveneens in de zeventiende eeuw zijn overgenomen en die inmiddels vooral als historische term bekend zijn gebleven. Er was één persoon die zich gedroeg alsof hij van adel was, als een jonker, en aan hem dankt de plaats yonkers zijn naam.

Op grond van deze onbelangrijke en incidentele ontleningen zou je het niet zeggen, maar het Nederlands heeft de Amerikaanse staatsinrichting diepgaand beïnvloed, en die invloed is tot op heden merkbaar in de samenleving, niet eens zozeer door het gebruik van Nederlandse leenwoorden, maar ook en juist door datgene wat deze betekenen. Zo is een Nederlandse persoonsnaam de algemene aanduiding geworden voor een inwoner van de VS, een Yankee. Toen de Nederlanders in 1664 het bestuur over Nieuw-Nederland overdroegen aan de Engelsen, werd de Nederlandse bestuursinrichting door de Engelsen overgenomen. Er werden Articles of Capitulation opgesteld, die de Nederlanders zeer veel rechten gaven, meer dan de bewoners van enige andere Engelse kolonie hadden. Er werd bepaald, zo beschrijft Shorto in hoofdstuk 15 van The Island at the Center of the World, dat de Nederlanders ‘de vrijheid van hun geweten zouden hebben’, dus bijvoorbeeld godsdienstvrijheid hadden, dat ze konden gaan en staan waar ze wilden en in alle vrijheid handel konden drijven. Bovendien werd afgesproken dat de politieke leiders van de kolonie hun werk mochten voortzetten, op voorwaarde dat ze trouw zwoeren aan de Engelse koning. In de toekomst ‘zal de stad Manhattan afgevaardigden kiezen, en deze afgevaardigden zullen een vrije stem hebben in alle openbare aangelegenheden’. Hiermee werd een belangrijke basis gelegd voor de latere democratische bestuursorganisatie van de onafhankelijke VS.

In concreto betekende dit bijvoorbeeld dat de burghers in New York de uitgebreide burgerrechten behielden die zij in 1653 als inwoners van Nieuw-Amsterdam hadden ontvangen (zie ook paragraaf 1.1 in dit boek). Later ging de inhoud van het begrip burgher over op het Engelse citizen, waarmee wel het Nederlandse woord verdween, maar niet de inhoud ervan. De Engelsen namen het Nederlandse stadsbestuur met zijn burgomasters, schepens en scouts over – die laatste functie bestond niet in Engeland en werd in Amerika ingevoerd naar Nederlands voorbeeld, op den duur onder de nieuwe naam district attorney. Ook de naam voor de zetel van het stadsbestuur, stadt-house, werd van de Nederlanders overgenomen. Dat alle Nederlandse namen van belangrijke overheidsfunctionarissen – burgomaster, schepen, scout – enige tijd in het Amerikaans-Engels gebruikt zijn, bewijst wel dat de Nederlanders reële invloed hebben uitgeoefend op de Amerikaanse staatsinrichting. Een Nederlandse naam en functie die eveneens ooit is overgenomen maar inmiddels is verdwenen, is de naam voor een ambtenaar die verantwoordelijk was voor de belangen van de schatkist en die in het Nederlands fiscaal heette. Deze naam is korte tijd, omstreeks 1680, bekend geweest in het Amerikaans-Engels in de verkorting scol, scule. In het Amerikaans-Engels kende men ook de naam fiscal voor ‘een belastingambtenaar’, maar uitsluitend als het ging over een ambtenaar in een indianendorp, en niet in oorspronkelijk Nederlandse vestigingen; zo is het oudste citaat afkomstig uit Boston. Dit zal dan ook niet teruggaan op het Nederlandse fiscaal, maar op het Spaanse fiscal. Dat de fiscaal van de Nederlandse ambtenaren de minst bekende is geweest in het Amerikaans-Engels, zal ermee te maken hebben dat zijn functie met dezelfde inhoud ook in Groot-Brittannië bestond, onder de naam treasurer. Er was ditmaal dus geen inhoudelijke noodzaak om de Nederlandse naam en functie over te nemen, zoals bijvoorbeeld bij scout.

Eveneens tekenend voor de Nederlandse inbreng is dat Amerikanen om maatschappijkritische redenen het woord boss verkozen boven het Engelse master. Ook het woord patroon bleef nog lange tijd na de overdracht van het Nederlandse gezag in gebruik voor een grootgrondbezitter, maar is inmiddels een historische term geworden. Interessant is nog dat naar verluidt de Amerikanen de jaarlijkse dag waarop de huur afliep Moving Day noemden, als vertaling van het Nederlandse verhuisdag. De Nederlandse handelaren die bont betrokken van de indianen, zijn verantwoordelijk voor de naam van de indianenstam de Seneca, een naam die in het Amerikaans-Engels is overgenomen. In de negentiende eeuw eigende de Amerikaanse politiek zich twee Nederlandse woorden toe: filibuster en overslaugh.

Van de zeventien woorden op het gebied van de staatsinrichting en staatsburgers – waarmee deze categorie qua aantal leenwoorden op de vierde plaats komt – zijn de meeste in de zeventiende eeuw overgenomen en inmiddels historisch geworden – de twee belangrijkste uitzonderingen zijn boss en Yankee. Desondanks hebben de concepten achter de Nederlandse termen op dit terrein in de VS een blijvende invloed gehad.