2.11 Kindertaal
Al in de zeventiende eeuw zijn de namen hoople, hunk, knicker voor kinderspelletjes overgenomen. En er zijn toen meer namen overgenomen, maar die waren in de negentiende eeuw al bijna verdwenen. Zo vermeldt Bartlett in 1848 pile, van Nederlands pijl; en hij merkt op dat jongens in New York dit woord nog steeds gebruiken. Hetzelfde geldt volgens hem voor snore ‘koord met een knoop aan het eind om het boveneinde mee rond te slingeren’, van Nederlands snoer ‘koord, draad’, en voor scup ‘schommel’ en to scup ‘schommelen’, van Nederlands schop ‘schommel’ en schoppen ‘schommelen’ – twee woorden die inmiddels ook in het Nederlands in deze betekenis niet meer bestaan. Nog in 1984 gold sliding pond ‘glijbaan’ als een typisch woord uit de New Yorkse kindertaal, zo blijkt uit onderzoek van David Gold. Waarschijnlijk ging het in eerste instantie om een ondiepe, bevroren vijver waarover kinderen konden glijden – ook de Nederlandse glijbaan ging oorspronkelijk over ijs. Het Amerikaans-Engelse sliding pond zal een gedeeltelijke vertaling van deze Nederlandse term zijn: het eerste deel is vertaald en het tweede deel, pond, is een volksetymologische aanpassing van het Nederlandse baan.
Pinkie is een typisch woord uit de kindertaal, dat ook in de zeventiende of achttiende eeuw is geleend. In de negentiende of twintigste eeuw zijn bakkes en rolle bolle overgenomen, maar deze woorden zijn slechts bij heel weinigen bekend. Het enige belangrijke woord dat de Nederlandse kindertaal heeft geleverd aan het Amerikaans-Engels is Santa Claus – maar dat is dan ook een woord waar zowel kinderen als volwassenen niet meer buiten kunnen: Santa is de personificatie van het belangrijkste feest van het jaar.
Illustratie 2.52 – Sliding pond (bron: Voor ’t Jonge Volkje, samengesteld door I. en L. de Vries, Utrecht 1980)