2.3 Huisraad en dagelijkse gebruiksvoorwerpen
Er zijn achttien woorden geleend op het gebied van huisraad en gebruiksvoorwerpen; daarmee komt deze categorie op de derde plaats (na de voedingsmiddelen en de planten- en dierenwereld).
Algemene benamingen, overgenomen in de zeventiende eeuw en momenteel zeer verbreid, zijn boodle en caboodle. Concrete voorwerpsnamen zijn bake-oven, bake pan, bed-pan, blickey, bockey en cuspidor – op de laatste na allemaal geleend in de zeventiende of achttiende eeuw. Behalve blickey en bockey zijn al deze woorden nog algemeen in gebruik. Onder deze categorie valt ook het woord trummel van het Nederlandse trommel, dat slechts eenmaal is vermeld, alleen door Clapin in 1902, die schrijft dat het een oud woord is, afkomstig van de Nederlanders en nog in gebruik in de stad New York en omgeving voor een ronde blikken koektrommel.
Gereedschapsnamen zijn buck, lute, sawbuck, skein: alle vier zijn ze in de negentiende eeuw overgenomen en nog steeds in gebruik. Op het gebied van de visserij zijn in de zeventiende of achttiende eeuw overgenomen dobber en fyke (net); deze woorden worden nog gebruikt, hoewel dobber alleen regionaal voorkomt. De Nederlandse properheid blijkt uit boonder en file; beide woorden zijn in de zeventiende of achttiende eeuw overgenomen en ze komen niet of nauwelijks meer voor. Twee woorden ten slotte betreffen wollen voorwerpen: barraclade, geleend in de zeventiende of achttiende eeuw en nu verdwenen, en bed-spread, geleend in de negentiende eeuw en nog in gebruik.
Van de achttien woorden zijn er twaalf al in de zeventiende of achttiende eeuw geleend. Op drie na zijn alle woorden nog in gebruik, hoewel sommige slechts regionaal. Dat is beslist een hoog percentage.
Een Nederlandse gereedschapsnaam die al vroeg, in de vijftiende eeuw, in het Brits-Engels is geleend, is schop. Van het geleende scoop werd het werkwoord to scoop afgeleid, dat ‘met een schop optillen of scheiden’ betekent. Dit scoop is door de Britten – niet door de Nederlanders dus – meegenomen naar de VS, waar het een mooie betekenisontwikkeling heeft doorgemaakt, die weliswaar niet aan Nederlandse invloed is te danken, maar te interessant is om onvermeld te laten. Amerikaanse journalisten gingen namelijk eind negentiende eeuw to scoop gebruiken in de betekenis: ‘een rivaliserende journalist of krant ‘afsnijden’, uitschakelen door exclusief nieuws als eerste te publiceren’. En vandaar werd a scoop voor ‘een primeur’ afgeleid – bekend sinds 1874. Dat woord is in de tweede helft van de twintigste eeuw door het Nederlands teruggeleend.