anker, inhoudsmaat voor vloeistoffen; vat met die inhoud (Craigie, Webster).

– Van Nederlands anker ‘inhoudsmaat voor vloeistoffen’; overgenomen in de zeventiende eeuw en inmiddels een historische term geworden (ook in het Nederlands).

* Dit woord werd regelmatig gebruikt in de oudste koloniale periode.

Krapp schrijft in 1960 (I, 160) dat de inhoudsmaat anker, ancker veelvuldig wordt genoemd in oude Amerikaanse documenten, bijvoorbeeld de Hempstead Records, I, 59 (1658). Hij merkt op dat het van Nederlandse herkomst is, maar ook in Engeland gebruikt werd in de tijd van de Engelse koningin Elizabeth I (1558-1603), zoals blijkt uit de OED.

Interessant genoeg is het oudste citaat dat de OED vermeldt afkomstig uit de Pennsylvanian Archives uit 1673: ‘one halfe Ankor of Drinke.’ Volgende citaten dateren uit halverwege de achttiende eeuw. Het is dus heel goed mogelijk dat de Engelsen de naam uit Amerika hebben leren kennen. Craigie geeft verschillende citaten vanaf 1654, en ook veel verschillende spellingen, zoals ancker, ankor, ancher en anchor. De spelling anchor lijkt erop te duiden dat de schrijver Nederlands kende: er bestaan in het Nederlands namelijk twee woorden anker met verschillende betekenissen: ‘ijzeren gestel om een schip mee vast te leggen’ en ‘inhoudsmaat voor vloeibare stoffen’.

De twee woorden zijn allebei ontleend aan het Latijn, maar aan verschillende Latijnse vormen. Het Amerikaans-Engelse anchor heeft dezelfde ambiguïteit.

De maateenheid is in Nederland en de VS verdwenen met de invoering van het metrieke stelsel, en in beide landen is anker een historische term geworden.

1654 It is … ordered, that every ancor of liquors that is landed in any place … shall pay to the publique treasury 10 ss.

1654 That we brought eighteen ankers of liquers the first voyage.

1723 2/2 Five quarter-casks and an anchor of French brandy, two hogsheads of clarret.

1855 534 An anchor of Geneva, and a box of cocoa, and a bag of coffee.

dollar, 1. een munt; 2. munteenheid van de VS (Craigie, Webster).

– Van het Nederlandse daler; overgenomen in de zeventiende eeuw en momenteel zeer verbreid.

* De Nederlandse muntnaam daalder (vroeger daler) gaat terug op de Nederduitse naam Daler. Deze gaat op zijn beurt terug op het Hoogduitse Thaler, een verkorting van Joachimsthaler.

Joachimst(h)aler is eigenlijk een munt geslagen uit zilver uit de mijn in Joachimsthal (het huidige Jáchymov in Noord-Bohemen). Dergelijke munten werden vanaf 1519 geslagen. De naam daler werd in de Lage Landen ook gebruikt voor munten die, al vanaf 1538, in Nederlandse provincies werden geslagen.

De naam daler werd door het Brits-Engels overgenomen en op allerlei wijzen gespeld, bijvoorbeeld daler, dallor, dolor, begin zeventiende eeuw ook wel eens dollar. In het gewone betalingsverkeer gebruikte men in Engeland echter de pound, shilling en pence, hoewel in de Engelse koloniën in de zeventiende en achttiende eeuw ook dollars circuleerden.

Vanaf begin zeventiende eeuw verplaatst de geschiedenis van het woord daler zich naar het Amerikaanse continent. De oudste geldgeschiedenis daarvan is mooi beschreven in Flexner (1984: 181-202). De Nederlanders namen hun daalders mee naar Nieuw-Nederland.

De eerste daalders die zij meenamen, waren de zogenaamde leeuwendaalders, daalders die vanaf 1575 in de Lage Landen werden geslagen en waarop een leeuw stond. Die naam werd overgenomen in het Amerikaans-Engels als lion dollar, en daarnaast werd de naam doller gebruikt. Die naam bleef in gebruik ook na de machtsovername door de Engelsen.

Een andere naam was dog dollar; aangezien een variant hondendaalder in het Nederlands niet is aangetroffen, zal de afbeelding van de leeuw door het afslijten zo weinig gelijkenis met het dier hebben gehad dat de Yankees, wellicht spottend, de variant dog dollar hebben gevormd.

1697 Dollers, commonly called Lyon or Dog Dollers, have no vallue ascertained whereby they may pass currantly amongst the inhabitants of this Country.

1708 The said Species of forreigne Coyne being rated as in the said Proclamation saving the Dog Dollars or Dollars of the Low Countreys.

1720 An Act appointing the Value Lyon Dollars shall pass current for.

1720 Gave to Saml’s three children … each 8s, and to Nat’s two … 1 dog doillar, both valued now at about 15s.

1723 The Current Cash being wholly in the Paper Bills of this Province and a few Lyon Dollars.

De verandering van daler in doller kan via het Brits-Engels hebben plaatsgevonden, maar in het Brits-Engels was de vorm met een o nog lang niet gestandaardiseerd, terwijl uit vele voorbeelden blijkt dat een Nederlandse a in Amerikaans-Engelse mond regelmatig veranderde in o (denk aan boss van baas). Die verandering kan dus heel goed in het Amerikaans-Engels hebben plaatsgevonden, en het Nederlandse daler is dan zowel door het Brits-Engels als door het Amerikaans-Engels geleend, onafhankelijk van elkaar.

Ook de Nederlandse rijksdaalder als naam voor een bepaalde zilveren munt is in de zeventiende eeuw overgenomen in het Amerikaans-Engels, en wel als rixdollar – dit kwam echter maar zelden voor.

1643 Good Rialls of 8/8 and Reix Dollers shall passe betwixt man & man att hue shillings a peece.

Behalve met daalders betaalden de Yankees ook met Spaanse peso’s, die sinds 1684 Spanish dollars werden genoemd, maar ook gewoon dollars heetten – een naam die ze in het Spaans niet hadden. Zo ingeburgerd was de naam dollar inmiddels. In het volgende citaat wordt deze munt bedoeld.

1683 There was an act passed … that pieces of eight royals of Spain, or dollars of Seville … shall pass in payment.

Vanaf omstreeks 1750 werd iedere peso, of deze nu afkomstig was uit Spanje of Spaans-Amerika, Spanish dollar of kortweg dollar genoemd.

Vanaf 1652 ging men in de Britse kolonie New England zelf munten slaan, om niet langer afhankelijk te zijn van de – schaarse en ondermaatse – aanvoer vanuit Europa, en later gingen ook andere kolonies op het Amerikaanse continent hiertoe over. De nieuwe munten hadden een groot aantal namen en waardes, wat de zaak er niet overzichtelijker op maakte. In 1775, een jaar voordat de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog uitbrak, besloot het tweede Continental Congress dat er eenheid moest komen in het geldverkeer, en daarom gaven zij voorlopig Continental money uit, waarvan de waarde werd uitgedrukt in dollars. Ondertussen dacht men al tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog na over een eigen monetair stelsel.

Senator Gouverneur Morris stelde een rapport op waarin hij een decimaal systeem voorstelde, gebaseerd op dollars en centen. Hoewel de bankiers liever waren blijven rekenen in Britse ponden, werd zijn voorstel overgenomen en verdedigd door Thomas Jefferson, wat hem de bijnaam ‘vader van de Amerikaanse dollar’ opleverde. In 1785 schreef Thomas Jefferson een notitie voor het Congress waarin hij beweerde:

1785 The unit or dollar is a known coin, and the most familiar of all to the minds of people. It is already adopted from south to north; has identified our currency, and therefore happily offers itself as an unit already introduced.

Nadat het Congres in 1785 Jeffersons voorstel had overgenomen, werd de dollar in 1792 wettelijk ingevoerd als Amerikaanse munteenheid.

Tegenwoordig is het ook de munteenheid van een aantal andere landen, zoals Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en sinds 1 januari 2004 Suriname.

Daarmee heeft de dollar zijn moeder, de daalder, ver voorbijgestreefd: toen in 1816 het decimale stelsel bij wet in de Lage Landen werd ingevoerd, verdween de daalder als aparte munt en geleidelijk aan ook uit het taalgebruik; momenteel leeft hij uitsluitend voort in de uitdrukking de eerste klap is een daalder waard en in de reclameslogan op de markt is uw gulden een daalder waard. Die laatste uitdrukking zal binnenkort onbegrijpelijk worden nu na de daalder ook de gulden is afgeschaft: ingewisseld voor de euro.

gulden, guilder, een gouden munt (Craigie, Webster).

– Van Nederlands gulden, de naam voor een munt; overgenomen in de zeventiende eeuw en als historische term nog bekend.

* Het Nederlandse woord gulden is ook overgenomen in het Brits-Engels, en daar is het woord al verbasterd tot guilder en gilder, zoals ook in het Amerikaans-Engels voorkomt. Uit een aantal citaten blijkt dat de Nederlandse gulden enige tijd in de zeventiende eeuw als betaalmiddel is gebruikt aan de oostkust van Amerika, maar dat is maar heel kort geweest; de normale munteenheid daar was de dollar. De gulden werd tot de invoering van de euro in 2002 in Nederland gebruikt, en dat zal verklaren waarom de woorden gulden en guilder nog te vinden zijn in het woordenboek van Webster.

1649 For his bond at the Dutch being 400 Gilders.

1659 In ye case the sayd William setle not upon it [land] ye ensuing spring hee doth by these presents engage to pay fforty guldens to this Town of Rustdorp.

1675 His debt 521 guilders.

1677 The Pl[ain]t[iff ] … sayes that hee can proove the article of twenty fyve gilders about the Cano.

1704 Allowing Two Shillings for each Gilder, ten Gilders making one pound.

1741 Three gilder pieces of Holland twenty penny weight and seven grains, five shillings and two pence one farthing Ook de carolusgulden die in de zestiende eeuw in de Lage Landen was ingevoerd, wordt in het Amerikaans-Engels een enkele maal genoemd als carol guilder.

1657 Whosoever shall refues to gather aney towne rate or rates being ordered by the townesmen shall pay for his refusing it six Carrot [sic] guilder for the first refuesall thereof.

1659 I … doe hereby … sell and delliver vnto William Smith of Hemsteede aforesaid, … the meadowland w’th the appurtenances there vnto belongeing for and in concideration of six hundred carol guilders.

morgen, oude Nederlandse landmaat (Craigie, Webster).

– Van Nederlands morgen ‘oppervlaktemaat voor land’; overgenomen in de zeventiende eeuw en inmiddels een historische term geworden (ook in het Nederlands).

* De Nederlandse landmaat morgen mag dan nu niet meer erg bekend zijn, met deze maat begint wel de Europese geschiedenis van Manhattan. Immers, toen de Nederlander Peter Minuit het eiland Manhattan ‘kocht’, werd dit aan de Staten-Generaal in Den Haag gemeld met de woorden: ‘Hebben t’Eylant Manhattes van de wilde gekoght voor de waerde van 60 gulden; is groot 11000 morgens’ (zie ook 1.1). In 1891 werd in de Financial World de toenmalige waarde berekend: ‘De geraamde waarde van het onroerende goed op dit eiland van elfduizend morgen [was] … voor 1890 officieel vastgesteld op 1.353.893.473 dollar.’ (Mathews) De Yankees rekenden ook enige tijd in de landmaat morgen. In officiële akten is het woord in het Amerikaans-Engels al in 1658 genoemd. Morgen overleefde tot 1869, en wordt in dat jaar genoemd in het jaarverslag van de Nationale Gevolmachtigde voor de Landbouw (Mencken 1937, 109-110, noot 2). In het Nederlands betekent morgen overigens eigenlijk: zoveel land als men in één morgen, in één ochtend, kan bewerken.

1681 Rod in all amounting to abouth 450 morgen. (Mathews)

1688 Granted him two flatts or plains upon both sides of ye Maquase river … containing about eleven morgen.

1744 We met several Dutchmen on the island [near Albany, N.Y.], who had rented morgans of land upon it.

muche, inhoudsmaat voor vloeistoffen (Craigie).

– Van Nederlands muts ‘inhoudsmaat voor vloeistoffen’; overgenomen in de zeventiende eeuw en inmiddels verdwenen.

* Het Nederlandse muts duidde in het verleden niet alleen een hoofddeksel aan (zie mutch in 2.13), maar ook een bepaalde vochtmaat, vaak in het verkleinwoord mutsje. Waarschijnlijk ging het oorspronkelijk om een hoeveelheid die afgemeten werd in een muts. Deze betekenis van het Nederlandse muts is ooit in Amerika in gebruik geweest, net als de vochtmaat anker. Het woord is nooit erg bekend geweest en inmiddels totaal verouderd.

In het Schots en het Noord-Engels kende men het ook, in de verkleinvorm mutchkin.

1673 If any man shall Refuse to: go: … he shall pay six muches of Rume to them that gose [i.e., to run the bounds of the town]

1937 Krapp in The English Language in America, adds a few Long Island obsoletisms, e.g., scule, from fiskaal, meaning a public prosecutor … and much, from mutsje, a liquid measure (ditto 1673). (Mencken 1937 109-110, note 2)

schepel, skipple, inhoudsmaat voor droge waren (Craigie, Webster).

– Van Nederlands schepel ‘inhoudsmaat voor droge waren’; overgenomen in de zeventiende eeuw en inmiddels een historische term geworden (ook in het Nederlands).

* De eerste betekenis van het Nederlandse woord schepel is ‘schop om graan, aardappelen en dergelijke mee te scheppen’; het woord is afgeleid van scheppen. Het woord is al vroeg overgenomen in het Amerikaans-Engels, zowel in de Nederlandse vorm als in een verengelste vorm schipple of skipple.

Inmiddels is het een historische term.

1658 Our tithe may be paid unto the Governor according to our agreement, being one hundred schepells of wheate.

1677 20 schipple of wheat to bee delivered att New Yorke.

1702 S. V. Cortland … [has] said summe in hand, L2: 18: 6, and 4 schepels somer Tarwe, or wheat.

stiver, stuiver, munt ter waarde van een twintigste van een gulden (Craigie, Webster).

– Van Nederlands stuiver, de naam voor een munt; overgenomen in de zeventiende eeuw en als historische term nog bekend.

* De Nederlandse klank -ui- komt niet voor in het Engels, en als gevolg hiervan werd het woord stuiver, vroeger ook gespeld als stuyver, op verschillende manieren overgenomen, zoals stiver, styver, stuyver. Het woord komt ook in het Brits-Engels voor, maar is onafhankelijk daarvan in het Amerikaans-Engels overgenomen. De munt werd tot de invoering van de euro in 2002 in Nederland gebruikt, en dat zal verklaren waarom het woord stiver nog te vinden is in het woordenboek van Webster.

Want de Yankees wisselden deze munteenheid al snel om in pennies.

Nederlandse kolonisten hielden langer vast aan de stuiver, want in 1848 vermeldt Bartlett nog de uitdrukking: ‘He’s not worth a stiver’, die ongetwijfeld teruggaat op het Nederlandse hij heeft, bezit geen stuiver.

1676 A horse and man to pay for passage [on the ferryboat] 2 gilders a man with out a horse 10 styvers.

1680 One Thousand Eight hund[re]d forty eight Gilders tenn Stivers Sewant.

1701 The assessment … [is] approved off, and laid 4$ stuyver upon ye pound.

1701 Upon which assessment… is laid three stuyvers wampum upon the pound.

1789 Four white grains and three black ones, should pass for the value of a stiver or penny.

1848 Stiver. A Dutch coin about the value of a cent. A common expression in New York is, ‘He’s not worth a stiver,’ i.e. he’s very poor. (Bartlett)