13. Het spel is uit

Toen we Theresa James hadden achtergelaten, had ik het gevoel of we zomaar voortdreven, door de ruimte zweefden, doelloos voortgedragen door de kracht van de motor van de stationcar. Onze bestemming was zo vaag geworden, ons doel verward geraakt en verloren gegaan. Ik dacht dat het niet veel langer zou duren voor Crystals voorspelling uitkwam. We zouden het opgeven, ons aangeven bij de politie, en ons weer overleveren aan de genade van die onpersoonlijke regeringsinstelling die zo lang dienst had gedaan als onze surrogaatouders.
De realiteit verdoofde me. Theresa praatte over oude mensen, weduwen en weduwnaars die onzichtbaar werden. Op een vreemde manier geloofde ik dat dat precies was wat er met ons gebeurd was en nog steeds gebeurde. Zonder familie om ons te ondersteunen, waren we werkelijk onzichtbaar. We hadden net zo goed een nummer kunnen zijn. Je realiseert je nooit wat een grote rol familie speelt in de dagelijkse conversatie tot je zelf geen familie meer hebt. Om ons heen praatten onze medeleerlingen over hun ouders, hun broers en zussen, ooms en tantes en nichten en neven. Er was altijd wel iemand die iets deed of op iemand leek, iets briljants of iets stoms zei.
Wat mijn schoolvriendinnen het meest interesseerde was hoeveel ik wist of me herinnerde van mijn echte ouders. Ik wist absoluut niets van mijn vader, wat de meesten schenen te accepteren of te begrijpen. Er was een aantal leerlingen wier ouders gescheiden waren, en er waren er veel die weinig contact hadden met hun vader. Wat ze meer intrigeerde waren mijn vage zinspelingen op de vrouw die ik mijn moeder noemde.
Daar ik niet langer dan een jaar bij haar had gewoond, kon ik niets specifieks vertellen. Ik had mijn dromen en ik wist een paar details die ik had opgevangen van de beheerders van het weeshuis. Ik had gehoord dat ze nog geen twintig was toen ze mij kreeg. Ze kwam niet uit een rijke familie, en naar wat ik ervan gehoord had, was ze op zichzelf aangewezen in de tijd dat ik werd geboren. Misschien was ze om mij verstoten. Ik weet niet waarom ik tot een bepaalde conclusie was gekomen omtrent haar verblijf, maar ik meende aanwijzingen te hebben opgevangen en dingen te hebben gehoord, die me deden geloven dat ze zelf naar Californië was vertrokken.
Diep in mijn hart hoopte ik dat ik haar daar zou vinden. Natuurlijk wist ik hoe groot die staat was en hoeveel mensen daar woonden, en ik wist hoe gering de kans was, maar niettemin was dat mijn droom. Ik kon het niet aan Crystal of Raven en zelfs niet aan Butterfly vertellen, ook al waren ze mijn zussen. Het was of je naakt stond, jezelf blootgaf, je wapenrusting aflegde. Hoe kon het dapperste meisje dat ze kenden zo'n zwakke, sentimentele dwaas zijn?
'Wat is er?' vroeg Raven me plotseling.
We hadden bijna twee uur gereden, terwijl de radio voort- dreunde en de regen van een bui overging in een plensbui en dan weer in een bui en motregen. De wolken aan de horizon zagen er verkoold uit, als verbrande marshmallows. Nu en dan joeg de wind de regen in vlagen over de weg. We moesten langzaam rijden.
'Hoezo?' antwoordde ik.
Ze draaide zich om en keek naar Crystal.
'Je huilt,' zei ze. 'Er lopen tranen over je wangen.'
Ik raakte mijn gezicht aan en voelde het warme vocht. Het verbaasde mij nog meer dan Raven. Ik veegde snel mijn ogen af.
'Ik weet het niet. Ik moet iets in mijn oog hebben gekregen.' 'In allebei?' 'Ja, in allebei,' snauwde ik. Ze draaide zich met een ruk om alsof ik haar een klap in haar gezicht had gegeven, en staarde uit het raam.
'We moeten het vanavond maar eens over de balk gooien en in een warm bed slapen,' zei ik, om te trachten het goed te maken dat ik tegen Raven gesnauwd had. 'Met een televisie en een warme douche. Dan zullen we ons allemaal een stuk beter voelen.'
'Als we dat doen, zullen we weinig meer over hebben voor eten, zelfs niet genoeg voor één dag,' merkte Crystal op.
'Kan me niet schelen. Daar zal ik me morgen wel druk over maken. Desnoods ga ik bedelen.'
'Bedelen?' vroeg Crystal. 'Zou je je werkelijk daartoe verlagen?'
'Misschien of misschien ook niet.' Ze lachte. 'Laat alles maar aan mij over.'
'Dat is wel het laatste wat we moeten doen,' zei Crystal. Ze had genoeg van grappen.
Raven maakte bijna een luchtsprong, zo heftig draaide ze zich om.
'Wat bedoel je daarmee? Waarom moet je altijd de sombere profeet uithangen?' vroeg ze kwaad.
'Ik doe niet somber. Ik zeg alleen maar dat bedelen voor onze maaltijd niet voldoende is om ons op de been te houden,' zei Crystal kalm, wat Raven nog kwader maakte.
'En wat precies is voldoende, Crystal? Als jij op alles een antwoord weet, waarom vertel je ons dat dan niet?'
'Willen jullie alsjeblieft ophouden!' riep ik uit. 'We gedragen ons niet als de Vier Weeskinderen.'
'De Vier Weeskinderen, wat een stomme naam,' mompelde Raven.
'Vroeger vond je die goed,' bracht Butterfly haar in herinnering.
'Dat was voordat ik volwassen werd.'
'En wanneer heeft dat miraculeuze rijpingsproces zich voorgedaan?' vroeg Crystal sarcastisch.
'Mijn hemel, hoor je dat, Brooke?'
'Ik vroeg jullie om op te houden,' zei ik, en ging nog langzamer rijden. 'Als je dat niet doet, stop ik en... wat is dat?' vroeg ik plotseling.
Raven draaide zich weer om en tuurde door de voorruit.
'Het is een vrouw, die staat te zwaaien. Ze lijkt haast hysterisch,' zei Raven.
Rechts, vlak voor een afslag, stond een vrouw van een jaar of veertig, die wild met haar armen zwaaide. Ze droeg geen jas of jack om haar tegen de regen te beschermen. Haar haar was al kletsnat, de pieken plakten aan haar voorhoofd en oren. Ze was zo wanhopig dat het leek of ze voor een auto zou kunnen springen als iemand niet snel stopte. Twee auto's reden voorbij, maar minderden geen vaart om te zien wat er aan de hand was.
'Stop voor haar,' zei Crystal, en ik reed naar de kant van de weg en stopte bij haar. Ze kwam aangehold.
Raven draaide haar raam omlaag.
'O, goddank dat iemand stopt,' riep de vrouw uit. Ze veegde de regen uit haar gezicht. 'Het is mijn man,' ging ze verder. 'Hij voelde zich duizelig en reed de weg af, een zijweg op. We stonden nog maar net stil toen hij over het stuur ineenzakte. Mijn twee dochtertjes zijn bij hem, maar er is absoluut geen verkeer op die weg. Ik dacht dat ik, als ik naar de hoofdweg ging, iemand zou kunnen aanhouden en om hulp vragen, maar u bent de eerste die stopt en ik sta hier al een paar minuten.'
'Stap gauw in en breng ons naar hem toe,' zei Crystal op bevelende toon. Ze opende het portier.
De vrouw stapte in en ik reed naar de zijweg. We hoefden niet ver te rijden. Een camper stond slecht geparkeerd aan de rechterkant van de weg, het rechterknipperlicht brandde nog. Een klein meisje zat in het gras te huilen.
'Denise, sta op,' riep de vrouw. Ze gehoorzaamde langzaam.
'Ik heb gezegd dat je bij papa moest blijven.'
'Hij wil niks zeggen,' jammerde ze.
Crystal kwam vlak achter de vrouw aan en stapte in de auto We verdrongen ons bij de deur. Een man van midden veertig lag over het stuur heen. Zijn voorhoofd rustte op de bovenkant van het stuur. Zijn gezicht was naar ons toegekeerd, zijn ogen waren gesloten, zijn mond was vertrokken. Ik vond dat hij een blauwachtige teint had, vooral rond de lippen.
Hun andere dochtertje, dat een jaar of vijf, zes was, zat ineengedoken op de sofa.
'George!' riep de vrouw. 'O, God, o, mijn God!'
Crystal voelde zijn pols en draaide zich naar mij om.
'Brooke, kom hier en help me hem plat neer te leggen,' beval ze. Ik stapte in en de vrouw ging iets achteruit. Ze omhelsde haar dochter Denise. Ik was verbluft over de efficiënte en competente indruk die Crystal kon maken, zelfs tegenover volledig vreemden.
George was een tamelijk zwaargebouwde man, langer dan één meter tachtig en beslist zwaarder dan negentig kilo. We worstelden met hem en ik keek naar Raven, die snel naderbij kwam om te helpen. Met ons drieën konden we hem van zijn plaats krijgen en hem voorzichtig op zijn rug leggen.
Crystal ging onmiddellijk aan het werk. Zelfs Raven, Butterfly en ik waren verbaasd en onder de indruk. Ik had nooit geweten dat ze kunstmatige ademhaling wist toe te passen. Ze knielde naast hem neer en legde haar rechterhand op zijn voorhoofd en haar linkerhand onder zijn kin. Ik staarde naar zijn gezicht. Hij was een knappe man met grijzende slapen. Crystal keek bezorgd naar me op en luisterde naar zijn ademhaling. Zonder aarzelen kneep ze zijn neus dicht en legde haar mond op de zijne. Ze ademde twee keer voluit en ik zag zijn borst omhooggaan.
Butterfly kwam dichter bij Raven staan, die haar arm om haar heen legde.
'Is hij dood?' fluisterde de vrouw angstig.
Crystal legde haar vingertoppen op zijn adamsappel en liet ze in de gleuf naast zijn luchtpijp glijden. Ze zocht naar zijn hartslag.
is hij dood?' vroeg de vrouw weer. 'O, mijn God, George!'
Crystal keek weer naar mij, meer triest dan nerveus nu. Ik kon het in haar ogen zien, die nu een weerspiegeling waren geworden van die van mij en van Raven en Butterfly. We hadden allemaal onze vader verloren. Geen van ons wilde hiervan getuige zijn.
ik denk dat hij een hartstilstand heeft,' zei Crystal.
Ze knoopte zijn hemd open en legde haar hand op zijn borst, de ene hand bovenop de andere.
'Hij moet zo gauw mogelijk naar de eerstehulp van een ziekenhuis.'
ik kan niet rijden met dit ding,' kreunde de vrouw.
ik wil hem niet verplaatsen,' zei Crystal tegen mij. 'Brooke?'
Ik keek naar het dashboard en knikte. Toen ging ik achter het stuur zitten en startte de motor.
Intussen begon Crystal op de borst van de man te pompen, telde tot vijftien, ademde twee keer in zijn mond en pompte weer.
Het oudste meisje begon nog harder te huilen. Butterfly ging naar haar toe en probeerde haar te troosten, terwijl de vrouw naar haar jongste dochtertje ging, dat eruitzag of ze in een shock was. Raven kwam naast haar staan en samen keken ze naar Crystal, die dapper aan het werk bleef.
'Ik heb geen idee waar ik naartoe moet,' mompelde ik. Ik reed tot ik een kleine supermarkt zag op een hoek, en stopte. 'Ik ga even vragen waar het dichtstbijzijnde ziekenhuis is,' zei ik, en holde weg. Er stond maar één klant in de winkel, en een kleine, grijsharige man met een donkere snor achter de toonbank. 'We moeten onmiddellijk naar een ziekenhuis,' riep ik.
'Ziekenhuis. Rij drie kilometer rechtdoor, sla linksaf, rij vijf kilometer en ga bij het stoplicht rechts. Na ongeveer anderhalve kilometer zie je de eerste borden. Wat is er gebeurd?' vroeg hij.
'Hartaanval,' antwoordde ik en rende weer naar buiten, naar de camper. Het was niet zo moeilijk om in de camper te rijden, maar ik had niet de tijd genomen om de stoel te verstellen en mijn voeten konden nauwelijks bij de rem. Ik probeerde de stoel te bewegen toen ik wegreed.
'Hoe gaat het met hem?' vroeg ik.
'Ik geloof dat ik een hartslag voel, maar heel zwak,' zei Crystal. 'Is het ver?'
'Nee.'
De camper was moeilijker te besturen dan de stationcar, en ik miste bijna de afslag omdat ik te hard reed. De banden piepten. Ik hield mijn adem in. Ik dacht dat we om zouden slaan of een lekke band zouden krijgen.
'Sorry,' zei ik. Een compactcar reed recht voor me, hij kroop over de weg. Ik drukte op de claxon, in de hoop dat de bestuurder zou uitwijken naar de kant van de weg, maar er werd niet gereageerd, dus moest ik wachten op een kans om te passeren. Zodra ik dacht dat het veilig was reed ik de compact voorbij. Ik had geen idee van de kracht van de campermotor en hij accelereerde traag. Een auto kwam van de andere kant. We konden geen van beiden uitwijken. Ik prevelde een gebed, hield mijn voet op het gaspedaal en draaide op het laatste ogenblik naar rechts. De andere bestuurder toeterde verontwaardigd.
'Sorry,' mompelde ik.
Ik weet zeker dat er niet meer dan een paar minuten voorbij waren toen we de oprit van het ziekenhuis inreden, maar door de spanning leek het langer. Ik volgde de borden EERSTE HULP en stopte zo dicht mogelijk bij de deur. Toen sprong ik uit de auto en holde naar binnen.
Twee verpleegsters zaten te praten bij een bureau. Rechts Van hen zat een man die zijn arm vasthield. Hij zag eruit of hij veel pijn had, maar niemand scheen het te merken of zich er iets van aan te trekken.
'Ik heb een man met een hartaanval!' gilde ik.
De twee verpleegsters hielden op met praten. Een ziekenbroeder kwam uit een onderzoekkamer en gedrieën liepen ze voor me uit.
'Waar?'
'Buiten, in de camper,' zei ik. 'Gauw alstublieft. Mijn vriendin heeft hem kunstmatige ademhaling gegeven, maar ze weet niet of het helpt.'
Een tweede ziekenbroeder kwam te voorschijn. Ze pakten een stretcher en liepen naar de camper. Even later reden ze hem het ziekenhuis in, en wij volgden hen.
'Maakt u zich maar niet bezorgd,' zei Raven tegen de vrouw. 'Hij komt er weer bovenop.'
'O, hemeltje,' zei ze. Ze hield haar twee dochtertjes in haar armen geklemd, de jongste nog in shock, de oudste wrijvend in haar bloeddoorlopen ogen.
'Wie kan hem identificeren?' vroeg de oudste van de twee verpleegsters. Ze ging achter de balie staan.
'Ik,' zei de vrouw. 'Hij is mijn man, George Forbas. Ik ben Caroline Forbas.'
De verpleegster glimlachte alsof ze van een hotelagentschap was en een formulier invulde voor een hotelkamer in plaats van een ziekenhuiskamer.
'U moet zoveel mogelijk vragen beantwoorden,' zei ze.
Caroline keek wanhopig naar de kamer waar haar man heen was gebracht. Een jonge arts kwam haastig door de gang gelopen en glipte snel naar binnen. Hij werd gevolgd door een verpleegster en een ziekenbroeder.
'Ik zorg wel voor Sophie,' zei Raven, op de jongste dochter doelend. 'Kom hier zitten, Sophie, dan kijken we samen een paar tijdschriften door.'
Ze pakte haar bij de hand en het meisje volgde Raven naar de stoelen. Butterfly slenterde er achteraan.
'Ga bij Sophie zitten, Denise,' zei Caroline. Met tegenzin liet Denise haar alleen. Crystal en ik bleven bij Caroline. 'Welbedankt jullie,' zei ze dankbaar. 'Heel erg bedankt.'
'Graag gedaan, zei Crystal. 'U hoeft ons niet te bedanken.'
Caroline keek naar de verpleegster.
'Ik kan niet nadenken.'
'Moet ze dat nú doen?' vroeg ik.
'Ze moet haar man door de dokter laten onderzoeken, en dit is iets wat ze in die tussentijd kan doen,' antwoordde ze nuchter. 'U kunt daar gaan zitten,' zei ze, wijzend naar een stoel met een kleine lessenaar ernaast. 'Doe het rustig aan, mevrouw Forbas.'
Caroline ging zitten met de papieren en ik liep naar Crystal, die banger keek dan ik haar ooit had meegemaakt.
'Wat is er?' vroeg ik zacht, want ik wilde niet de aandacht trekken.
'Ik herinner me de dag dat mijn pleegouders stierven,' zei ze. 'Ik was bij een vriendin. We leerden ons wiskunde-examen en iemand belde op. Ik herinnerde me niet meer wie het was, maar de moeder van mijn vriendin kwam naar haar kamer en zei: "Crystal, er is een verschrikkelijk ongeluk gebeurd. Weet je het nummer van je oom Stuart in Albany?"
'"Ik denk dat het in de Rolodex van mijn vader staat," zei ik. "Ik zal het opzoeken." We woonden naast elkaar,' legde ze uit. 'Ik herinner me nog dat ik het huis uit rende, zonder zelfs maar te denken aan de consequenties. Het kwam geen moment bij me op dat ze allebei dood zouden zijn, zie je. Ik was toen nog jong genoeg om de dood als iets buitenaards te beschouwen, iets dat gereserveerd was voor oude mensen, maar niet iets dat mensen overkomt die je na staan.'
Ik knikte en luisterde terwijl ik Raven wonderen zag verrichten met Sophie, en Butterfly zachtjes met Denise zat te praten, om te voorkomen dat ze zou gaan huilen. Ik besefte dat we allemaal even bang waren als zij. Crystal praatte nooit zo over haar verleden, niet met zoveel nerveuze energie. Nu en dan stopte Raven en keek met bevende lippen naar Caroline. En dan haalde ze diep adem. Butterfly's ogen zochten een paar keer de mijne, zochten dezelfde geruststelling.
We hadden genoeg ouders verloren. Het was onmogelijk om rustig te blijven toekijken terwijl een ander hetzelfde verdriet te wachten stond.
'Ik holde met het telefoonnummer terug naar het huis van mijn vriendin en gaf het aan haar moeder,' ging Crystal verder. 'Ik zag hoe vreemd ze naar me keek, maar ik vroeg nog steeds niets. In plaats daarvan bleef ik staan luisteren toen ze de broer van mijn vader belde.
'"Stuart," zei ze. "Met Vera Raymond, Thelma's vriendin en buurvrouw. Ja, ja, met mij gaat het goed. Stuart, er is een vreselijk ongeluk gebeurd. Een auto-ongeluk. Karl en Thelma... Ze zijn allebei dood. Het spijt me vreselijk." Ze zweeg even. "Ja, het is een paar uur geleden gebeurd. Een dronken bestuurder in een pick-up. Het spijt me.'" Crystal ging verder. 'Het zit allemaal in mijn geheugen geprent. Ik beleef het vaak opnieuw via afschuwelijke flashbacks. Soms hoef ik maar een telefoon te horen rinkelen, en dan zie ik het allemaal weer voor me.
in ieder geval, zo hoorde ik voor het eerst dat ze dood waren. Even was het of ik het leven van iemand anders afluisterde. Het drong nog steeds niet volledig tot me door, Brooke. Ik luisterde aandachtig naar elk woord. Ik hoorde haar zeggen: "Ja, ze is bij ons. Wat wil je dat ik doe?" Ze luisterde, knikte, en draaide zich toen naar me om en keek me aan alsof hij haar iets over me vertelde wat ze nooit geweten had. Natuurlijk wist ze dat ik geadopteerd was, dus dat was het niet,' zei Crystal snel. ik weet niet wat ik zei, maar ze keek naar me en knikte. "Ik begrijp het," zei ze, "maar wat wil je in die tussentijd doen, Stuart? Echt waar?" ging ze verder. "Goed. Ik zal ernaar informeren en ervoor zorgen," zei ze. "Het spijt me."
'Toen hing ze op en legde uit dat mijn ouders om het leven waren gekomen en mijn oom me niet zou komen halen om me mee naar zijn huis te nemen. Hij had haar gezegd dat ze de kinderbescherming moest bellen. Later die middag kwamen ze me halen en was ik weer terug in het systeem,' zei Crystal.
'Ik woonde de begrafenis bij,' vertelde ze, 'maar daarna heb ik geen van die familieleden ooit teruggezien.'
'Het spijt me zo, Crystal.'
Ze haalde haar schouders op.
in zekere zin bofte ik nog. Ik kan het me moeilijk voorstellen maar mijn leven zou waarschijnlijk nog slechter zijn geweest als ik bij mensen was gaan wonen die me niet echt wilden.'
Caroline stond op en bracht de papieren terug naar het bureau.
'Waarom duurt het zo lang?' vroeg ze aan de verpleegster, die zonder iets te zeggen de papieren aanpakte en zich omdraaide om de informatie in een computer op te slaan.
Caroline keek naar ons en we liepen naar haar toe. De dokter kwam eindelijk de onderzoekkamer uit. De verpleegster achter de balie gaf hem Carolines formulieren. Hij bekeek ze even, knikte toen en richtte zich tot Caroline.
'Bent u mevrouw Forbas?'
'Ja. Hoe gaat het met hem? Leeft hij nog?' vroeg ze snel.
'Zijn toestand is stabiel, mevrouw Forbas. Hij gaat nu naar de hartbewaking. We wachten het onderzoek van de specialist af, die ons een volledige diagnose zal geven. Wie heeft de kunstmatige ademhaling toegepast?'
'Zij,' zei Caroline, met een knikje naar Crystal.
'Goed gedaan,' zei hij. 'U hebt onder enige twijfel zijn leven gered. U kunt trots zijn op uzelf. Waar hebt u het geleerd?'
'Gezondheidscursus,' antwoordde Crystal.
Hij moest lachen om de nuchtere, bescheiden toon waarop ze het zei.
'Wel, u bent het levende bewijs waarom leerlingen goed moeten opletten. Zeg het maar tegen uw docent.'
We zagen hoe George uit de onderzoekkamer werd gereden, met een zuurstofmasker op zijn gezicht. Caroline holde naar hem toe. Ze kwam terug toen hij naar de lift werd gereden.
'Kunnen jullie nog even bij mijn dochtertjes blijven?' vroeg ze.
'Ja, natuurlijk,' zei ik.
We zagen haar met haar man en de ziekenbroeder in de lift verdwijnen en gingen met Raven en Butterfly Denise en de kleine Sophie bezighouden. 
Het begon weer te regenen. We merkten het pas toen het begon te waaien en de regen tegen de ramen sloeg. De meisjes, moe van hun emotionele beproeving, waren in slaap gevallen, de kleine Sophie met haar hoofd op Ravens schoot. We waren allemaal enigszins uitgeput en versuft. Butterfly dommelde nu en dan in en Raven leunde met gesloten ogen achterover, haar vingers tegen haar voorhoofd. Alleen Crystal profiteerde van het oponthoud en las een paar oude exemplaren van Time.
We letten geen van beiden op de twee politiemannen, die zachtjes bij het bureau van de verpleegster stonden te praten, maar toen de liftdeuren opengingen en Caroline naar buiten kwam, knikte de verpleegster naar haar en de politiemannen gingen naar haar toe. Ze spraken even met elkaar en kwamen toen op ons af.
'Bedankt voor het wachten en de zorg voor Denise en Sophie. De verpleegster boven was zo vriendelijk het bureau van de sheriff te bellen, omdat ik die camper niet kan besturen en we naar een motel moeten. Agent Donald zal jullie terugbrengen naar jullie auto. Ik weet niet hoe ik jullie moet bedanken. Kunnen jullie me je adres geven,' vroeg ze aan Crystal, 'zodat ik jullie later wat kan sturen?'
'Dat is niet nodig,' antwoordde Crystal snel. 'Hoe gaat het met meneer Forbas?'
'Hij rust nu. Ze denken dat hij er helemaal bovenop komt. Natuurlijk zal hij zijn levenswijze moeten veranderen. Niet meer roken om te beginnen.'
'Ik heb tegen papa gezegd dat hij moet stoppen met roken,' zei Denise. 'We hebben erover geleerd op school.'
'Ja, liefje,' zei ze en streek vol genegenheid langs het gezicht van haar dochtertje. 'Hij zal nu wel naar je luisteren.'
'Ik zal u naar het motel brengen,' zei een van de politiemannen.
Raven keek me zenuwachtig aan, maar Crystal knipperde geen moment met haar ogen. We namen afscheid van de meisjes. Raven en Butterfly omhelsden Sophie, die hen triest nakeek. Toen volgden we zonder iets te zeggen de deputy van de sheriff naar buiten naar zijn patrouillewagen.
'Drie van jullie kunnen achterin,' zei hij. 'Wees maar niet bang omdat je achter traliewerk zit en er geen deurknoppen aan de portieren zijn. Meestal zitten er verdachten achterin,' voegde hij er met een glimlach aan toe.
Raven sperde ongerust haar ogen open. Crystal nam haar hand en maakte het portier open. Ik zat voorin naast de politieman.
'Jullie hebben een goede daad verricht,' zei hij, terwijl hij achter het stuur ging zitten. 'Dat is prettig om mee te maken. Het geeft je je vertrouwen in de jeugd terug. Meestal heb ik ze in mijn auto om heel wat slechtere redenen.' Hij lachte, startte de motor en reed weg. 'Jij de bestuurder?' vroeg hij met een knikje naar mij.
'Ja, meneer,' zei ik.
Hij nam een bocht en reed langzaam door.
'Dus jullie komen allemaal uit New York?' ging hij verder.
Ik draaide me om en keek naar Crystal. Had iemand van ons dat gezegd? Ze tuitte haar lippen en kneep wantrouwend haar ogen tot spleetjes.
'Ja,' zei ik behoedzaam.
'Een heel eind van huis, hè?' vroeg hij.
'We zijn op weg om familie te bezoeken,' antwoordde ik.
'Aha,' zei hij.
Hij nam weer een bocht en ging sneller rijden. Ik wist het niet zeker, omdat ik toen zo zenuwachtig en opgewonden was, maar het leek me dat we in een andere richting reden dan we gekomen waren.
'Toen we het telefoontje kregen van het ziekenhuis, patrouilleerde ik in de buurt waar jullie je auto hadden achtergelaten. Ik zag jullie nummerbord.' Hij boog zich naar me toe en nam weer een bocht. 'Zo weet ik dat jullie uit New York komen.'
'O.' Ik glimlachte en keek achterom naar Crystal, maar ze leek niet opgelucht. Ze staarde peinzend voor zich uit.
Hij nam weer een bocht, en reed langs een dichtbevolktere buurt. Na een tijdje zagen we winkels en benzinestations, en toen reed hij een heuvel af en liet de winkelstraat achter zich.
'Is dit een kortere weg of zo?' vroeg ik. 'Ik kan me niet herinneren dat ik hierlangs ben gekomen.'
'Als we een verlaten auto op een van onze wegen zien staan, controleren we altijd het kentekennummer,' legde hij vriendelijk uit. Hij glimlachte weer naar me.
'O,' kreunde Raven. Ze staarde uit het raam.
'Jij bent niet Gordon Tooey, hè?' vroeg hij na een ogenblik.
'Nee,' zei ik, en slikte een brok in mijn keel weg.
'En die drie achterin evenmin, hè?' Hij praatte tegen ze via de achteruitkijkspiegel.
'Nauwelijks,' zei Crystal.
Ik zag het bureau van de sheriff vlak voor me. Hij keek naar mij.
'We stoppen hier,' zei hij, 'omdat er een paar mensen zijn die jullie wat vragen willen stellen. Ik wed dat jullie wel weten wat sommige van die vragen zijn, hè?'
'Ja, meneer,' zei ik, en sloeg mijn ogen neer.
Hij lachte.
'Goed, hoe dan ook, ik sta achter wat ik zojuist gezegd heb. Het is hartverwarmend om jonge mensen een goede daad te zien doen. Natuurlijk maakt het alles erg verwarrend, maar het blijft een prettige ervaring,' zei hij en stopte op de parkeerplaats van het bureau.
'Staan we onder arrest?' vroeg ik toen hij de motor afzette.
'Meestal doen we een onderzoek, stellen vragen, verzamelen bewijzen en dan arresteren we iemand,' zei hij. 'Het enige wat ik nu heb zijn vier verdacht uitziende personen. Kom mee,' zei hij en maakte het portier open, 'laten we eens zien of we de zaak kunnen ontwarren.'
Hij hield de deur open voor Crystal, Butterfly en Raven, en we liepen met hem naar de voorkant van het gebouw.
'Het komt in orde,' zei Crystal. 'Het gaat precies zoals we besproken hebben.'
Raven keek haar aan of ze gek geworden was en keek toen naar mij alsof ik haar had verraden, hen allen had verraden.
Ze brachten ons naar een grote conferentiekamer. Tegenover ons was een grote glazen ruit, en ik had genoeg televisie en films gezien om te denken dat het een doorkijkspiegel was, en mensen aan de andere kant ons observeerden. Iemand kwam binnen en bood ons iets te drinken aan. Crystal vroeg om thee en de rest van ons wilde een frisdrank.
'Wat gebeurt er nu met ons?' vroeg Butterfly met een benepen stemmetje, terwijl ze een slokje nam.
'Misschien gaan we de gevangenis in,' antwoordde Raven met angst in haar stem.
Butterfly keek naar Crystal en toen naar mij.
'Laten we geen overhaaste conclusies trekken,' zei Crystal. 'Laten we eerst even afwachten wat ze vragen en zeggen.'
Op dat moment ging de deur open en een vrouw van achterin de veertig kwam binnen in het uniform van een deputy.
Ze droeg geen pistool, maar aan haar riem bungelde een paar handboeien. Ze had een klembord in de hand en liep met een stijve, militaire houding.
'Mijn naam is luitenant Mathews,' zei ze, wijzend naar een naamplaatje boven haar linkerborst, waarop MATHEWS stond. Ze ging tegenover ons zitten en nam ons even aandachtig op, voor ze naar de voor haar liggende papieren keek. 'Wie is Brooke Okun?'
'Ik,' zei ik. Ze staarde me aan alsof ze mijn gezicht in haar geheugen wilde prenten.
'Janet Taylor?'
'Ik,' zei Butterfly. Alweer een doordringende blik voor ze weer verderlas.
'Raven Flores?'
'Hoe maakt u het,' zei Raven.
De blik van luitenant Mathews verscherpte voor ze zich tot Crystal wendde.
'Crystal Perry?'
'Ja,' zei Crystal.
'Oké, meisjes,' zei luitenant Mathews, terwijl ze haar klembord opzij legde. 'Ik heb gehoord hoe jullie een gezin hebben geholpen en dat jullie een mooie daad hebben verricht, dus ik weet dat ik niet met een stel jeugdige delinquenten te maken heb, maar tenzij ik hoor waarom het onterecht is, worden jullie allemaal verdacht van autodiefstal. Erger nog, jullie hebben de auto over staatsgrenzen gebracht, en,' ze keek weer naar haar papieren, 'niemand van jullie heeft een officieel rijbewijs. Een van deze feiten onjuist?'
'We hebben de auto niet gestolen. We hebben hem alleen maar een tijdje geleend,' begon Raven.
Luitenant Mathews glimlachte niet, ze bladerde alleen een paar bladzijden door en vouwde ze om.
'Jullie zijn allemaal pupillen van de staat. Ik heb een vertegenwoordiger van de kinderbescherming ontboden en hij is op weg hiernaartoe.'
'Laten we dan wachten tot hij er is voor we onze situatie verder bespreken,' opperde Crystal. Ze zette haar bril af en maakte hem schoon. Haar koelbloedigheid leverde ons niet veel sympathie op, evenmin als Ravens zelfingenomen lachje. Zelfs Butterfly's doodsbange gezicht wekte geen medelijden. Ik sloeg mijn ogen neer, met luid bonzend hart.
'Het beste wat jullie nu kunnen doen is de waarheid vertellen,' zei luitenant Mathews. 'Niemand wil hier een halszaak van maken. Heb jij gereden?' vroeg ze mij.
'We hebben allemaal gereden,' verdedigde Raven me. 'Zelfs Butterfly. We hebben haar op een kussen laten zitten, zodat ze over het stuur heen kon kijken.'
'Miss Flores, je zult dit straks niet zo leuk meer vinden, dat verzeker ik je.'
Er werd op de deur geklopt. Ze staarde naar ons in plaats van open te doen, en er werd opnieuw geklopt. Eindelijk stond ze op en deed open. Een lange, magere man, die nog angstiger keek dan wij, staarde ons aan. Hij droeg een donkerbruin pak met das en had een smal gezicht met een neus als een skihelling. Zijn mondhoeken krulden omlaag en omlijstten zijn ronde onderkaak, waarvan de botten scherp afstaken tegen zijn lichte huid. Hij had ronde, lichtblauwe ogen, die van de een naar de ander keken. De lijnen rond zijn mond werden dieper.
'Oké, meneer Glashalter. Ik laat ze voorlopig aan u over. Ze hebben wel wat leiding nodig, zou ik zeggen,' merkte luitenant Mathews op. Ze keek nog even naar ons en ging toen weg.
Hij kwam binnen, met zijn aktetas in de hand, en ging op luitenant Mathews' plaats zitten.
'Hallo, meisjes. Ik ben Clarence Glashalter van de lokale kinderbescherming. Ik heb wat informatie over jullie, maar jullie moeten nog een paar vragen beantwoorden. Ik weet dat jullie de auto gestolen hebben van de man die jullie pleegvader was. Is dat juist?' Hij wachtte niet op antwoord. 'En jullie rijden al dagenlang naar het westen. Waar gingen jullie naartoe?'
'We probeerden Californië te bereiken,' zei ik.
Hij knikte, alsof dat een legitieme bestemming was.
'Ja, en?'
'En voorgoed aan pleeghuizen te ontsnappen,' vulde Raven aan.
'Door de auto van jullie pleegouders te stelen?'
'Hij is niet bepaald een man op wie niets aan te merken is, ging Raven verder.
'Wel,' zei Clarence Glashalter, naar zijn papieren starend,
'blijkbaar is hij wel een vergevensgezinde man. Ik heb net gehoord dat hij bereid is alle aanklachten tegen jullie te laten vallen als jullie terug willen keren naar zijn tehuis. Hij vliegt hierheen om zijn auto op te halen.'
'Teruggaan? Ik ga liever naar de gevangenis,' zei Raven.
Glashalter keek van de een naar de ander en zag bij iedereen dezelfde wens. Hij schudde zijn hoofd.
'Hij beweert dat zijn vrouw erg op jullie gesteld is en erg van streek is door jullie gedrag, ziek zelfs. Ze lijken me geen monsters. Bovendien denk ik niet dat jullie naar de gevangenis willen voor het stelen van een auto.'
'O, jawel. Dat overleven we wel,' hield Raven vol. 'Zoals we bij elkaar zijn, overleven we het. We zijn als zussen.'
'Dat begrijp ik,' zei Clarence Glashalter. Hij schudde zijn hoofd. 'Maar jullie zouden niet naar dezelfde gevangenis gaan.'
Butterfly kreunde en keek wanhopig naar mij en naar Raven.
'Dit is geen grap. Het is geen spelletje dat we spelen, meisjes.'
'Wat moeten we doen?' vroeg Crystal snel.
'Jullie moeten je excuses aanbieden en teruggaan en je goed gedragen. Dan zou ik een voorwaardelijke straf voor jullie kunnen krijgen. Het pleit voor jullie dat jullie dat gezin hebben geholpen.'
'We willen niet terug. We kunnen niet terug,' riep Raven uit. 'Hij is een monster.'
'Als jullie gerechtvaardigde klachten over jullie pleegouders hebben, moeten jullie dat je adviseurs in New York vertellen, en geen auto's stelen en door het land crossen,' zei Glashalter. 'Houd je aan de procedures. Ik weet zeker dat jullie daarvan op de hoogte zijn. Jullie lopen al een tijdje mee in het systeem...'
'O, het systeem,' kermde Raven, ik loop gewoon weer weg,' dreigde ze.
Glashalters lippen gingen omhoog en vormden een rechte streep. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes terwijl hij haar aanstaarde.
'Dan werk je je alleen maar nog dieper in de moeilijkheden en krijg je deze kans niet nog een keer, geloof me,' zei hij. 'Als jullie niet meewerken, dan...'
'We zullen meewerken,' beloofde Crystal snel. 'Bedankt dat u ons wilt helpen.'
Glashalters plastic glimlach kwam weer terug en hij richtte zich tot Crystal.
'Een heel wijs besluit, kindlief. Slim. Op die manier kan ik doen wat in mijn vermogen ligt om jullie te helpen.'
'Wat moeten we nu doen?' vroeg Crystal.
'Voorlopig wil ik dat jullie je kalm houden. Ik zal het de sheriff uitleggen en met de assistent-officier van justitie praten. Het zal wel even duren, maar ik denk dat we het allemaal kunnen regelen zolang jullie blijven meewerken,' ging hij verder met een onverholen dreiging in zijn stem. Hij stond op.
ik kom zo terug,' zei hij en liep de deur uit.
Zodra we alleen waren, draaide Raven zich met een ruk om naar Crystal.
'Waarom vertel je hem niet wat we in de auto hebben gevonden? Waarom vertel je hem niet waarom we niet terug willen naar Gordon Tooey?' vroeg ze.
'Waarom zouden ze ons geloven, Raven? En wat dan nog... Gordon bedenkt zich, dient een aanklacht in en ze scheiden ons? Wil je dat soms? Nou?'
'Natuurlijk niet,' zei Raven, 'maar...'
'Geen gemaar dus. Heb geduld, wees op je hoede en wacht op een andere kans,' zei Crystal zacht.
'Maar je weet wat hij zal willen en als hij er achter komt wat we hebben gedaan...'
'Wat denk je dat hij zal doen? Ons aanklagen omdat we zijn cocaïne hebben weggegooid?'
ik moet er niet aan denken wat hij zal doen,' zei Raven. Ze keek hulpzoekend naar mij.
'Voorlopig hebben we geen andere keus, Raven,' zei ik.
'Dat kun je nu gemakkelijk zeggen,' riep Raven uit, 'maar straks komt Gordon Tooey door die deur.'
Het gebonk van onze harten klonk luid in onze oren. Het was voldoende.