7. Sterren kijken

Het was moeilijker dan ooit om in slaap te komen toen ik thuiskwam na het bezoek aan Bernie. Thelma hield me bezig met gebabbel over een nieuwe late serie die ze voor het eerst had gezien. Ze beschreef in details de hele eerste episode, inclusief de decors en de belangrijkste personages. Mijn gedachten dwaalden af terwijl ze aan het vertellen was. Ik hoorde haar doordreunen en zag de emoties die ze voelde op haar geanimeerde gezicht. Hier een zucht, daar een lach, en dan volop glimlachjes en tranen voor ze eindigde met de verklaring: 'Dit was het beste avondprogramma dat ik heb gezien.'
Ik beloofde volgende keer met haar mee te kijken en ging toen naar mijn kamer om mijn huiswerk te maken en mijn agenda bij te werken. Ik had een gevoel in mijn buik of er een dol geworden hommel in rondzoemde. Ik kon me nergens op concentreren en staarde uit het raam naar de sterren. Ik was gehypnotiseerd door het geglinster en getwinkel van de met juwelen bezaaide lucht. Toen ik erover nadacht, besefte ik dat ik toen ik in het weeshuis woonde zelden de tijd had genomen om naar de nachtelijke hemel te kijken. Ik voelde me altijd opgesloten, gevangen en geketend door de bureaucratische regels en papierwinkel, die maakten dat ik me klein en eenzaam voelde, een nummer in de administratie van een ambtenaar, een maatschappelijk probleem. Het was beter om niet op te vallen, weg te duiken in een hoekje, mijn tranen in te slikken, mijn gezicht in boeken te verstoppen, en de luiken voor mijn ramen te sluiten. In die wereld was geen plaats voor sterren of voor dromen. 
Maar nu, na slechts één dag op mijn nieuwe school, na nieuwe mensen te hebben ontmoet, te voelen dat ik iemand was, zag ik mezelf als herboren. Ik ontlook als een bloem die tussen de pagina's had gelegen van de boeken van de kinderbescherming. Ik was vrij om te groeien, te voelen, te huilen en te lachen. Ik had een thuis. Ik had een naam. Ik had het recht om te leven en gehoord te worden.
Maar ik kon er niets aan doen, ik voelde me als een vis op het droge. Uiting geven aan emoties, een mening hebben, zelfverzekerd zijn tegen andere kinderen van mijn leeftijd, was zoiets nieuws, dat het me ongerust en zelfs een beetje bang maakte. Nu, meer dan ooit, wilde ik niet falen. Ik kon mensen die hun vertrouwen in me hadden gesteld niet teleurstellen. Ik zou een van de beste leerlingen worden, dacht ik. Karl zou trots op me zijn. Ik zou Thelma helpen de lelijke dingen en de teleurstellingen in haar verleden te vergeten, en ik zou haar zowel als mijzelf een reden geven om de nieuwe dag opgewekt te begroeten.
En dan zou ik mezelf toestaan op te groeien tot een vrouw. Dat joeg me nog de meeste angst aan. Zolang ik nog gezien werd als een klein meisje, was ik veilig, zelfs in het weeshuis. Ik leefde in een neutrale omgeving zonder seks, onopgemerkt en onopmerkelijk, vooral in de ogen van jongens.
Bernies kus had dat plotseling veranderd. Ik voelde me als de Schone Slaapster. Natuurlijk had ik al eerder aan seks en romantiek gedacht, maar ik had mezelf nooit beschouwd als iemands potentiële geliefde. Ik was nog steeds een waarnemer, het kleine meisje dat naast de oudere, veel rijpere meisjes zat, en met grote ogen en belangstelling luisterde naar de intieme verhalen over gebeurtenissen en ervaringen, die meer op fantasie en science fiction leken dan op iets dat mij zou overkomen.
Nu kon dat gebeuren. Ik raakte de plek op mijn wang aan waar Bernie me gezoend had, en toen stond ik op en staarde naar mezelf in de spiegel. Was mijn gezicht volwassener? Zou iemand nu naar me kijken en denken, dat is een aardige jonge
vrouw?
Ik spreidde mijn nachthemd uit op het bed en ging toen naar de badkamer, poetste mijn tanden, kleedde me uit en ging terug, maar ik trok mijn nachthemd niet aan. Naakt stond ik voor de spiegel en bestudeerde mijn lichaam, de vorm van mijn ontluikende borsten. Toen ik ronddraaide, zag ik hoe mijn lichaam vorm kreeg, de welvingen verzachtten en voller werden.
Mijn hart begon te bonzen toen ik op die manier naar mezelf keek. Ik had het gevoel of ik een of ander deel van mijn innerlijk een zetje had gegeven dat een winterslaap had gehouden. Het hief glimlachend het hoofd op en heette mijn nieuwsgierigheid welkom. Ja, ik kon het van binnen horen fluisteren, ik ben hier, ik ben gereed om je mee te nemen op een nieuwe reis vol opwindende gevoelens en emoties. De biologische stromingen binnenin je zullen samenkomen en over elk droog deel van je vloeien. Iedereen die naar je lippen kijkt, je ogen, of je hand aanraakt, zal de hitte en de honger zien. Het zal een vrouw van je maken. Mijn lichaam was vol beloftes.
Ik trok mijn nachthemd aan en kroop onder de dekens tot ik behaaglijk lag. Het zachte dons was als een wolk onder mijn hoofd. Ik zweefde boven de bliksem en donder van de opwinding die ik in mezelf had gewekt, maar bleef urenlang woelen en draaien tot ik eindelijk uitgeput in slaap viel.
Het geluid van dichtslaande deuren, de snelle, zware voetstappen, de kreten van Thelma rukten me uit de duisternis. Ik luisterde. Karl of Thelma holde de trap op, terug naar de slaapkamer. Thelma huilde. Snel stond ik op en liep naar de deur.
Ze stond in de gang met haar jas aan. Ze zag me en veegde de tranen weg die langs haar wangen stroomden en van haar kin drupten.
Crystal
'O, Crystal, je bent op. Het spijt me dat we je wakker hebben gemaakt, maar misschien is het beter.' 
Karl kwam in zijn overjas de slaapkamer uit.
'Wat is er?' vroeg ik.
'Mijn moeder!' riep Thelma uit. 'Ze is zojuist halsoverkop naar de eerstehulp gebracht. We moeten erheen. Mijn vader is zo van streek dat hij een beroerte kan krijgen.'
'Moet ik me aankleden?' vroeg ik.
'Nee, nee,' zei Karl. 'Dit kan urenlang duren. Je moet weer gaan slapen, en als we morgenochtend nog niet terug zijn, moet je met de bus naar school. Met ons gaat alles goed.' Hij sloeg zijn arm om Thelma's middel.
Ze strekte haar armen naar me uit en hield me even tegen zich aan. Toen haastten ze zich weg.
'Kan ik helemaal niets doen?' riep ik hen achterna.
'Nee, nee, ga maar weer slapen,' antwoordde Karl.
Hun voetstappen stierven weg toen ze naar de garage liepen.
Ik liep naar het raam in mijn kamer en staarde naar buiten om hen te zien wegrijden. De straat was verder verlaten, de kleine plekjes die door de straatlantaarns verlicht werden, creëerden een geelwitte lappendeken in de duisternis tot aan de hoek, waar Karls auto een bocht nam en in de nacht verdween.
Het was doodstil in huis. Het was allemaal zo snel in zijn werk gegaan, dat ik het gevoel had dat ik het gedroomd had, vooral toen ik weer onder de dekens kroop en mijn ogen dichtdeed. Het was nu nog veel moeilijker om in slaap te vallen, maar vlak voordat het licht begon te worden lukte het toch. Ik werd wakker door het gerinkel van de wekker. Anders zou ik het grootste deel van de ochtend hebben verslapen.
Ik nam een uitvoerige douche en maakte wat havermout klaar. Terwijl ik zat te ontbijten, keek ik naar de telefoon, in de hoop dat Karl zou bellen voordat de bus kwam, maar hij deed het niet. Ik kwam in de verleiding naar het ziekenhuis te gaan in plaats van naar school, maar ik dacht dat het ze misschien nog meer van streek zou maken, dus kleedde ik me verder aan, pakte mijn boeken en ging naar buiten om op de bus te wachten.
Helga stond al op de bushalte met Ashley Raymond, wier moeder, Vera, praktisch de enige buurvrouw was met wie Thelma sprak, en alleen omdat Vera ook zo graag naar soaps keek.
'Brengt Karl je vandaag niet naar school?' vroeg Helga zangerig.
Ashley was ongeveer even lang als ik en had lichtbruin haar en een paar grote blauwe ogen die te groot leken voor haar kleine mond en neus. Ze staarde me aan. Ik vond haar altijd op een angstige ree lijken. Ik had hiervoor nooit meer dan een paar woorden tegen haar gezegd.
'Er is gisteravond iets met mijn grootmoeder gebeurd, en hij en Thelma moesten meteen naar het ziekenhuis. Daar zijn ze nu nog,' legde ik uit.
Als Helga al enig medeleven bezat, was dat zo diep in haar hart verborgen, dat een olieboor er twee weken over zou doen om het te vinden. Ze lachte spottend en stootte Ashley aan.
'Wat zal Bernie blij zijn. Dan heeft hij iemand die naast hem wil zitten,' zei ze.
'Wat heeft je grootmoeder?' vroeg Ashley kalm.
'Ik weet het niet. Ze gingen zo haastig weg, dat ik geen tijd had om iets te vragen,' zei ik.
'Ik ken haar. Ze is een heel aardige vrouw,' zei Ashley.
'Ja, dat is ze.'
'Hoe vaak heb je haar eigenlijk ontmoet?' viel Helga tegen me uit, alsof ik niet het recht had commentaar te leveren.
'Ik heb er niet zo lang voor nodig om te weten wie aardig is en wie niet,' zei ik, haar kwaad aankijkend. Met een kort lachje wendde ze haar ogen af.
De bus kwam en we stapten in. Ik liep naar achteren, waar Bernie zat te lezen. Het drong niet eens tot hem door dat ik er was tot ik naast hem zat.
'Wat doe jij in de bus?' vroeg hij verbaasd.
Ik vertelde het hem en hij schudde zijn hoofd, i 'Wat erg.'
'Ik hoop dat ze beter wordt,' zei ik.
'Ik ook. Mijn moeder is doodsbang om oud te worden,' zei hij na een ogenblik, 'maar niet omdat ze zou kunnen sterven. Ze is bang voor rimpels en een droge huid en grijze haren. Ze heeft alleen dit jaar al twee cosmetische ingrepen gehad en' - hij liet zijn stem dalen tot een gefluister - 'ze heeft het vet rond haar buik laten wegzuigen. Je ziet er moe uit.' Hij bekeek me wat aandachtiger.
'Dat ben ik ook.'
We hoorden een luid gelach en keken naar voren, waar Helga en een paar andere kinderen zaten te praten en naar ons te kijken.
'Toen ik Helga pas leerde kennen, dacht ik dat het leuk zou zijn om een vriendin te hebben. Ik heb nooit een echte vriendin gehad,' zei ik. 'Ik had bijna een enorme fout gemaakt.'
'De bossen zitten vol wolven,' mompelde hij, naar hen starend. Toen draaide hij zich naar mij om. 'Ik zal je vriend zijn, als je dat wilt.'
Ik glimlachte. 'Oké,' zei ik.
Hij ging weer lezen, alsof hij het nu pijnlijk vond om naar me te kijken. Ik bleef met gesloten ogen zitten en sloot het gepraat en gelach buiten, tot we bij school waren en mijn tweede dag begon.
Het was bijna onmogelijk om me in de klas te concentreren. Onwillekeurig zat ik te piekeren. Tijdens de lunch ging Bernie met me naar de telefoonautomaat en wachtte terwijl ik naar huis belde. De telefoon bleef overgaan tot ik Karls stem op het antwoordapparaat hoorde, die de beller vroeg naam en telefoonnummer achter te laten, tijdstip van het telefoontje, en een korte samenvatting van het doel ervan. Het leek meer op de boodschap van een kantoor dan van een huis. Ik liet mijn naam achter.
'Er is nog niemand thuis,' zei ik tegen Bernie.
Hij dacht even na. 'Hm, dat is goed. Wat er ook voor haar gedaan wordt, ze zijn er nog steeds mee bezig.'
Bernie was een beetje onwillig om terug te gaan naar de kantine om met me te lunchen, maar hij stemde toe, en we gingen aan een klein tafeltje achterin zitten. Vanuit deze positie kon- jen we zien dat veel andere leerlingen naar ons keken en over ons praatten.
'Ik heb het gevoel dat we in een vissenkom zitten,' zei Bernie spottend. Hij at en las in zijn natuurkundeboek en stopte nu en dan om over ons schoolwerk te praten.
Ik begon me af te vragen of zijn kus iets was dat ik me verbeeld had. Hij toonde zo weinig belangstelling voor me en maakte zelfs een kleine luchtsprong toen onze armen elkaar toevallig raakten. Andere meisjes die een vriendje hadden zaten dichter bij hen, sommigen praktisch op hun schoot, en lachten en praatten met elkaar alsof er verder niemand in de kantine was. Toen de bel ging om het eind van de lunchpauze aan te kondigen, liepen ze hand in hand weg. Bernie en ik liepen naast elkaar, maar klemden onze boeken vast of het reddingsboeien waren en wij op het dek van een zinkend schip stonden. Ik zag aan de manier waarop een paar van de andere meisjes fluisterend en giechelend naar ons keken, dat we al het mikpunt waren van een paar heel onaardige grappen.
Mijn volgende les was al half voorbij toen de luidspreker aan de muur klikte en een stem mijn docent vroeg me naar de kamer van de directeur te sturen. Iedereen keek naar me toen ik opstond en het lokaal uit liep. De secretaresse van de directeur verzocht me te gaan zitten en even te wachten. Een paar minuten later ging de deur open, en Karl verscheen met meneer Nissen. Ze hoefden niets te zeggen. De uitdrukking op hun gezicht zei alles.
'Ik wilde je niet uit school halen, Crystal, maar Thelma vraagt naar je en vindt dat je meteen met mij naar huis moet,' zei hij.
'Natuurlijk.' Ik wist niet wat ik anders moest zeggen.
'Maak je geen zorgen over je huiswerk. Ik zal ervoor zorgen dat het naar je huis wordt gestuurd,' zei meneer Nissen.
'Ze blijft niet zo lang weg,' verzekerde Karl hem.
'Neem alle tijd die ze nodig heeft,' zei meneer Nissen. 'Breng mevrouw Morris alstublieft mijn oprechte deelneming over.'
Ik besefte dat ik mijn schooltas, boeken en schriften op mijn lessenaar had laten liggen en liep haastig terug om ze te halen. Iedereen keek naar me toen ik binnenkwam en naar mijn tafel liep. Onze docent pauzeerde even. Ik pakte mijn boeken en stopte ze snel in mijn schooltas.
'Wat doe je, Crystal?' vroeg meneer Saddler.
Ik ging naar hem toe. Dit was niet iets dat ik van de daken wilde schreeuwen. 'Het spijt me, meneer Saddler, maar ik moet meteen naar huis. Mijn grootmoeder is gestorven.'
'O,' zei hij. Hij keek verlegen en verward, alsof hij niet goed wist wat hij moest zeggen. 'Natuurlijk. Het spijt me.'
Hij wachtte tot ik wegging voordat hij de les hervatte. Toen ik naar de deur liep, keek ik naar Bernie. Hij keek me aan met een gezicht dat zo strak en ernstig stond als van een dokter die de naaste familie van zijn patiënt slecht nieuws vertelt. Ik liep snel weg, deed de deur zachtjes achter me dicht en haastte me toen de gang door naar Karl, die stond te wachten. We liepen samen naar buiten en zeiden geen van beiden een woord tot we in de auto zaten.
'Wat is er gebeurd?' vroeg ik ten slotte.
'De dokter zei dat er niet veel meer dan vijftien procent van haar hartspier werkte toen ze werd binnengebracht. Ze hebben gedaan wat ze konden. Ze heeft het langer volgehouden dan ze dachten. Thelma zegt dat dat door jou komt.'
'Mij?'
'Ze zegt dat haar moeder langer bij ons wilde blijven, zodat ze jou in ons gezin kon zien opgroeien. Dat gelooft ze, en dat
maakt het nog droeviger voor haar,' zei hij. 'Het spijt me dat je zo'n moeilijk begin bij ons hebt.'
'Hoe gaat het met opa?'
Karl schudde zijn hoofd. 'Zwak. Ik weet niet of hij het alleen zal kunnen redden. Ziek als ze was, zorgde Thelma's moeder goed voor hem,' zei hij.
'Wat gebeurt er nu met hem?'
'Zo gauw ik kan zal ik uitkijken naar een goede bejaardenflat voor hem. We kunnen hem niet bij ons in huis nemen. We hebben geen ruimte,' voegde hij eraan toe.
Als ik niet bij hen was komen wonen, zouden ze die ruimte wél hebben, dacht ik. Ik vond het vreselijk. Zou opa het me kwalijk nemen? En Thelma?
'Ik kan mijn kamer met hem delen,' stelde ik voor.
'Natuurlijk kun je dat niet,' zei Karl. 'Bovendien kunnen we hem niet de aandacht geven die hij nodig heeft. Thelma kan niet goed voor zieke mensen zorgen. Als ik kouvat, raakt ze in paniek. Word maar niet ziek,' waarschuwde hij. 'Die verdomde soaps brengen haar op allerlei ideeën over ziektes. Noem een of andere pijn, en ze komt met een episode uit Community Hospital die er precies mee overeenkomt. Nee, maak je maar geen zorgen over opa. Ik zorg wel voor hem,' beloofde Karl. 'Met zijn verzekering en pensioen kan hij zich iets behoorlijks veroorloven.'
Het stelde me niet erg gerust, maar hij zei verder niets. Toen ik binnenkwam, zag ik de gloed van het televisiescherm, maar toen we dichterbij kwamen, hoorde ik niets.
'We zijn thuis,' riep Karl, en bleef in de deuropening staan.
Thelma zat in haar lievelingsstoel en staarde naar het zwijgende tv-scherm. Haar gezicht was nat van de tranen en haar schouders schokten toen ze naar me opkeek.
'Arme oma,' zei ze. 'Ze wilde zo graag een kleinkind hebben, en juist toen ze er een kreeg, ging ze dood. Het is zo on- eerlijk. Het is of... of de elektriciteit uitvalt middenin een van mijn programma's.'
'Het spijt me,' zei ik. Ik wist zeker dat de dood van haar moeder meer voor haar betekende dan een elektriciteitsstoornis. Ze was gewoon in de war. 'Ze was erg aardig. Ik had gehoopt haar beter te leren kennen.'
'Arm kind. Nu heb je geen grootmoeder,' huilde ze.
Ik wist niet of ik naar haar toe moest hollen om haar te omhelzen. Ze draaide zich van me af en staarde naar het tv-scherm.
'Wil je iets eten, Thelma?' vroeg Karl. Hij keek naar mij. 'Ze heeft de hele dag niets gegeten.'
'Ik zal iets voor je klaarmaken, mama.'
Ze glimlachte door haar tranen heen. 'Misschien alleen wat thee en toast met jam,' zei ze. 'En kom dan een tijdje naast me zitten.'
Karl en ik gingen naar de keuken en zetten haar thee en toast op een blad dat ik naar binnen wilde brengen.
'Denk je dat je het hier kunt redden?' vroeg hij toen ik terugging naar Thelma. 'Ik moet even langs kantoor.'
'O, ja, met ons gaat het wel,' zei ik.
Hij vertelde Thelma wat hij ging doen, maar ze gaf geen antwoord. Ze wendde haar blik niet af van het zwijgende scherm tot ik haar het blad bracht en naast haar op het tafeltje zette. Ik zag hoe ze op de toast knabbelde en slokjes thee nam, terwijl haar ogen heen en weer gingen om de bewegingen van de acteurs te volgen. Het geluid wegdraaien leek haar gebaar van rouw te zijn.
'De begrafenis is overmorgen,' zei ze tijdens de reclame. Haar ogen bleven strak gericht op het scherm, alsof ze bang was dat ze in zou storten als ze niet bleef kijken. 'Karl heeft alles geregeld.'
'Waar is opa?' vroeg ik.
'Hij is thuis met een paar van hun vrienden. Mensen van dezelfde leeftijd. Hij voelt zich prettiger thuis,' ging ze verder. Ze knabbelde op nog wat toast en dronk haar thee. 'Als je iets verliest waarvan je houdt, kun je beter ergens zijn waar alles vertrouwd is, en de dingen doen die je gewend bent te doen. Oma zou niet willen dat ik mijn uitzending miste,' voegde ze eraan toe, toen het programma werd vervolgd.
Ik staarde haar aan en keek toen naar het toestel. De spelers schreeuwden kennelijk tegen elkaar tijdens een of andere ruzie. Wat had het voor zin om te kijken als het geluid was weggedraaid? Thelma schudde haar hoofd, alsof ze de woorden toch kon verstaan.
'Kunnen we niet beter gewoon met elkaar praten, mama?' vroeg ik zachtjes.
'Praten? Waarover? Niet over oma,' zei ze, krachtig haar hoofd schuddend. 'Ik wil niet praten over haar doodgaan. Ze hoorde helemaal niet dood te gaan,' zei ze krachtig, alsof iemand een script had herschreven. 'Ze wilde haar kleindochter zien opgroeien. Ik heb al lang geleden tegen Karl gezegd dat we een kind moesten adopteren. We hadden niet op jou moeten wachten. Kijk nu eens wat er gebeurd is. Het klopt niet,' zei ze. 'Het klopt allemaal niet.'
'We kunnen ons leven niet plannen als een soap, mama. Die macht hebben we niet.' Ik had willen zeggen 'nog niet', want ik geloofde dat de wetenschap op een dag alle geheimen van de genetica zou oplossen, en een groot deel van ons leven van tevoren zou worden bepaald, maar dit was niet het moment om dat naar voren te brengen, dacht ik.
Ze schudde haar hoofd. 'Ik wil er niet over praten,' zei ze. 'Het is te droevig.' Ze keek naar de televisie. 'Je bent nooit thuis voor deze serie. Dit is die met de dochter die aids heeft. Haar ouders verwijten het elkaar. Zie je?'
Ik keek naar de grond. Ik was geen expert op het gebied van rouwen om de dood van een geliefd mens. Die had ik tot nu toe niet gehad. Geen dood had me ooit diep geraakt. Zelfs toen ik las over mijn natuurlijke moeder, was het of ik een verhaal las over iemand anders. Ik had haar gezicht niet voor ogen, haar stem niet in mijn herinnering. Ik kon me niet herinneren dat ze me aanraakte, me zoende, tegen me sprak. Ik had geen vader geen grootouders, geen familie wier dood ik moest betreuren. Ik had zelfs geen goede vriend of vriendin gehad in een van de weeshuizen, met wie ik op zo intieme voet was geraakt dat ik hun vertrek of overlijden zou betreuren.
Alleen zijn had zo zijn voordelen, dacht ik. Ik kon alleen om mezelf treuren, alleen medelijden hebben met mezelf.
In zekere zin had Helga gelijk. Ik had mijn nieuwe grootmoeder niet lang genoeg gekend om me haar dood net zo erg aan te trekken als de meeste kleinkinderen zouden doen als hun geliefde grootouders stierven. Hoorde ik niet te huilen? Hoorde ik niet ergens in een hoekje zitten te snikken? Ik was onzeker over mijn eigen gevoelens en handelingen. Ik wist niet eens zeker of ik wel kritiek hoorde te hebben op Thelma voor wat ze deed. Misschien was het verkeerd haar die afleiding te ontnemen. Misschien was het verkeerd om haar te dwingen de realiteit van de dood van haar moeder onder ogen te zien.
Ze at het laatste stukje toast op en glimlachte naar me. 'Ik ben blij dat jij bij me bent,' zei ze. 'Maar het spijt me dat je je lessen mist.'
'Dat geeft niet. Ze sturen het werk naar huis. Waarschijnlijk komt Bernie het wel brengen.'
'Dat is leuk. Je kunt dichter bij me komen zitten,' stelde ze voor.
Ik kwam dichterbij, en ze pakte mijn hand vast. Toen keek ze weer naar de zwijgende televisie. Ik bestudeerde haar gezicht. Schaduw en licht kaatsten erop af, lieten het achter met een glimlach en dan met een blik van medelijden of afkeer. Nu en dan zuchtte ze of smakte kritisch met haar lippen. Ik sperde verbaasd mijn ogen open. Het leek echt of ze wist wat er gezegd werd.
Ik wilde haar vragen hoe ze de uitzending op deze manier kon bekijken. Ik wilde haar erop wijzen dat het geluid niet aan stond, maar ik kon mezelf er niet toe krijgen. Het was of je iemand vertelde dat het niet echt was wat ze zagen, dat het maar valse schijn was.
Thelma had die valse schijn nodig, dacht ik. Wie was ik, dat ik haar zou vertellen dat ze die niet kon krijgen of er niet in hoorde te geloven?
Ik liet haar mijn hand steviger vasthouden en bleef zwijgend naast haar zitten.
Zo vond Karl ons toen hij terugkwam.