7. Sterren kijken
Het was moeilijker dan ooit om in slaap te komen toen ik
thuiskwam na het bezoek aan Bernie. Thelma hield me bezig met
gebabbel over een nieuwe late serie die ze voor het eerst had
gezien. Ze beschreef in details de hele eerste episode, inclusief
de decors en de belangrijkste personages. Mijn gedachten dwaalden
af terwijl ze aan het vertellen was. Ik hoorde haar doordreunen en
zag de emoties die ze voelde op haar geanimeerde gezicht. Hier een
zucht, daar een lach, en dan volop glimlachjes en tranen voor ze
eindigde met de verklaring: 'Dit was het beste avondprogramma dat
ik heb gezien.'
Ik beloofde volgende keer met haar mee te kijken en ging toen
naar mijn kamer om mijn huiswerk te maken en mijn agenda bij te
werken. Ik had een gevoel in mijn buik of er een dol geworden
hommel in rondzoemde. Ik kon me nergens op concentreren en staarde
uit het raam naar de sterren. Ik was gehypnotiseerd door het
geglinster en getwinkel van de met juwelen bezaaide lucht. Toen ik
erover nadacht, besefte ik dat ik toen ik in het weeshuis woonde
zelden de tijd had genomen om naar de nachtelijke hemel te kijken.
Ik voelde me altijd opgesloten, gevangen en geketend door de
bureaucratische regels en papierwinkel, die maakten dat ik me klein
en eenzaam voelde, een nummer in de administratie van een
ambtenaar, een maatschappelijk probleem. Het was beter om niet op
te vallen, weg te duiken in een hoekje, mijn tranen in te slikken,
mijn gezicht in boeken te verstoppen, en de luiken voor mijn ramen
te sluiten. In die wereld was geen plaats voor sterren of voor
dromen.
Maar nu, na slechts één dag op mijn nieuwe school, na nieuwe
mensen te hebben ontmoet, te voelen dat ik iemand was, zag ik
mezelf als herboren. Ik ontlook als een bloem die tussen de
pagina's had gelegen van de boeken van de kinderbescherming. Ik was
vrij om te groeien, te voelen, te huilen en te lachen. Ik had een
thuis. Ik had een naam. Ik had het recht om te leven en gehoord te
worden.
Maar ik kon er niets aan doen, ik voelde me als een vis op het
droge. Uiting geven aan emoties, een mening hebben, zelfverzekerd
zijn tegen andere kinderen van mijn leeftijd, was zoiets nieuws,
dat het me ongerust en zelfs een beetje bang maakte. Nu, meer dan
ooit, wilde ik niet falen. Ik kon mensen die hun vertrouwen in me
hadden gesteld niet teleurstellen. Ik zou een van de beste
leerlingen worden, dacht ik. Karl zou trots op me zijn. Ik zou
Thelma helpen de lelijke dingen en de teleurstellingen in haar
verleden te vergeten, en ik zou haar zowel als mijzelf een reden
geven om de nieuwe dag opgewekt te begroeten.
En dan zou ik mezelf toestaan op te groeien tot een vrouw. Dat
joeg me nog de meeste angst aan. Zolang ik nog gezien werd als een
klein meisje, was ik veilig, zelfs in het weeshuis. Ik leefde in
een neutrale omgeving zonder seks, onopgemerkt en onopmerkelijk,
vooral in de ogen van jongens.
Bernies kus had dat plotseling veranderd. Ik voelde me als de
Schone Slaapster. Natuurlijk had ik al eerder aan seks en romantiek
gedacht, maar ik had mezelf nooit beschouwd als iemands potentiële
geliefde. Ik was nog steeds een waarnemer, het kleine meisje dat
naast de oudere, veel rijpere meisjes zat, en met grote ogen en
belangstelling luisterde naar de intieme verhalen over
gebeurtenissen en ervaringen, die meer op fantasie en science
fiction leken dan op iets dat mij zou overkomen.
Nu kon dat gebeuren. Ik raakte de plek op mijn wang aan waar
Bernie me gezoend had, en toen stond ik op en staarde naar mezelf
in de spiegel. Was mijn gezicht volwassener? Zou iemand nu naar me
kijken en denken, dat is een aardige jonge
vrouw?
Ik spreidde mijn nachthemd uit op het bed en ging toen naar de
badkamer, poetste mijn tanden, kleedde me uit en ging terug, maar
ik trok mijn nachthemd niet aan. Naakt stond ik voor de spiegel en
bestudeerde mijn lichaam, de vorm van mijn ontluikende borsten.
Toen ik ronddraaide, zag ik hoe mijn lichaam vorm kreeg, de
welvingen verzachtten en voller werden.
Mijn hart begon te bonzen toen ik op die manier naar mezelf
keek. Ik had het gevoel of ik een of ander deel van mijn innerlijk
een zetje had gegeven dat een winterslaap had gehouden. Het hief
glimlachend het hoofd op en heette mijn nieuwsgierigheid welkom.
Ja, ik kon het van binnen horen fluisteren, ik ben hier, ik ben
gereed om je mee te nemen op een nieuwe reis vol opwindende
gevoelens en emoties. De biologische stromingen binnenin je zullen
samenkomen en over elk droog deel van je vloeien. Iedereen die naar
je lippen kijkt, je ogen, of je hand aanraakt, zal de hitte en de
honger zien. Het zal een vrouw van je maken. Mijn lichaam was vol
beloftes.
Ik trok mijn nachthemd aan en kroop onder de dekens tot ik
behaaglijk lag. Het zachte dons was als een wolk onder mijn hoofd.
Ik zweefde boven de bliksem en donder van de opwinding die ik in
mezelf had gewekt, maar bleef urenlang woelen en draaien tot ik
eindelijk uitgeput in slaap viel.
Het geluid van dichtslaande deuren, de snelle, zware
voetstappen, de kreten van Thelma rukten me uit de duisternis. Ik
luisterde. Karl of Thelma holde de trap op, terug naar de
slaapkamer. Thelma huilde. Snel stond ik op en liep naar de
deur.
Ze stond in de gang met haar jas aan. Ze zag me en veegde de
tranen weg die langs haar wangen stroomden en van haar kin
drupten.
Crystal
'O, Crystal, je bent op. Het spijt me dat we je wakker hebben
gemaakt, maar misschien is het beter.'
Karl kwam in zijn overjas de slaapkamer uit.
'Wat is er?' vroeg ik.
'Mijn moeder!' riep Thelma uit. 'Ze is zojuist halsoverkop
naar de eerstehulp gebracht. We moeten erheen. Mijn vader is zo van
streek dat hij een beroerte kan krijgen.'
'Moet ik me aankleden?' vroeg ik.
'Nee, nee,' zei Karl. 'Dit kan urenlang duren. Je moet weer
gaan slapen, en als we morgenochtend nog niet terug zijn, moet je
met de bus naar school. Met ons gaat alles goed.' Hij sloeg zijn
arm om Thelma's middel.
Ze strekte haar armen naar me uit en hield me even tegen zich
aan. Toen haastten ze zich weg.
'Kan ik helemaal niets doen?' riep ik hen achterna.
'Nee, nee, ga maar weer slapen,' antwoordde Karl.
Hun voetstappen stierven weg toen ze naar de garage
liepen.
Ik liep naar het raam in mijn kamer en staarde naar buiten om
hen te zien wegrijden. De straat was verder verlaten, de kleine
plekjes die door de straatlantaarns verlicht werden, creëerden een
geelwitte lappendeken in de duisternis tot aan de hoek, waar Karls
auto een bocht nam en in de nacht verdween.
Het was doodstil in huis. Het was allemaal zo snel in zijn
werk gegaan, dat ik het gevoel had dat ik het gedroomd had, vooral
toen ik weer onder de dekens kroop en mijn ogen dichtdeed. Het was
nu nog veel moeilijker om in slaap te vallen, maar vlak voordat het
licht begon te worden lukte het toch. Ik werd wakker door het
gerinkel van de wekker. Anders zou ik het grootste deel van de
ochtend hebben verslapen.
Ik nam een uitvoerige douche en maakte wat havermout klaar.
Terwijl ik zat te ontbijten, keek ik naar de telefoon, in de hoop
dat Karl zou bellen voordat de bus kwam, maar hij deed het niet. Ik
kwam in de verleiding naar het ziekenhuis te gaan in plaats van
naar school, maar ik dacht dat het ze misschien nog meer van streek
zou maken, dus kleedde ik me verder aan, pakte mijn boeken en ging
naar buiten om op de bus te wachten.
Helga stond al op de bushalte met Ashley Raymond, wier moeder,
Vera, praktisch de enige buurvrouw was met wie Thelma sprak, en
alleen omdat Vera ook zo graag naar soaps keek.
'Brengt Karl je vandaag niet naar school?' vroeg Helga
zangerig.
Ashley was ongeveer even lang als ik en had lichtbruin haar en
een paar grote blauwe ogen die te groot leken voor haar kleine mond
en neus. Ze staarde me aan. Ik vond haar altijd op een angstige ree
lijken. Ik had hiervoor nooit meer dan een paar woorden tegen haar
gezegd.
'Er is gisteravond iets met mijn grootmoeder gebeurd, en hij
en Thelma moesten meteen naar het ziekenhuis. Daar zijn ze nu nog,'
legde ik uit.
Als Helga al enig medeleven bezat, was dat zo diep in haar
hart verborgen, dat een olieboor er twee weken over zou doen om het
te vinden. Ze lachte spottend en stootte Ashley aan.
'Wat zal Bernie blij zijn. Dan heeft hij iemand die naast hem
wil zitten,' zei ze.
'Wat heeft je grootmoeder?' vroeg Ashley kalm.
'Ik weet het niet. Ze gingen zo haastig weg, dat ik geen tijd
had om iets te vragen,' zei ik.
'Ik ken haar. Ze is een heel aardige vrouw,' zei Ashley.
'Ja, dat is ze.'
'Hoe vaak heb je haar eigenlijk ontmoet?' viel Helga tegen me
uit, alsof ik niet het recht had commentaar te leveren.
'Ik heb er niet zo lang voor nodig om te weten wie aardig is
en wie niet,' zei ik, haar kwaad aankijkend. Met een kort lachje
wendde ze haar ogen af.
De bus kwam en we stapten in. Ik liep naar achteren, waar
Bernie zat te lezen. Het drong niet eens tot hem door dat ik er was
tot ik naast hem zat.
'Wat doe jij in de bus?' vroeg hij verbaasd.
Ik vertelde het hem en hij schudde zijn hoofd, i 'Wat
erg.'
'Ik hoop dat ze beter wordt,' zei ik.
'Ik ook. Mijn moeder is doodsbang om oud te worden,' zei hij
na een ogenblik, 'maar niet omdat ze zou kunnen sterven. Ze is bang
voor rimpels en een droge huid en grijze haren. Ze heeft alleen dit
jaar al twee cosmetische ingrepen gehad en' - hij liet zijn stem
dalen tot een gefluister - 'ze heeft het vet rond haar buik laten
wegzuigen. Je ziet er moe uit.' Hij bekeek me wat
aandachtiger.
'Dat ben ik ook.'
We hoorden een luid gelach en keken naar voren, waar Helga en
een paar andere kinderen zaten te praten en naar ons te
kijken.
'Toen ik Helga pas leerde kennen, dacht ik dat het leuk zou
zijn om een vriendin te hebben. Ik heb nooit een echte vriendin
gehad,' zei ik. 'Ik had bijna een enorme fout gemaakt.'
'De bossen zitten vol wolven,' mompelde hij, naar hen starend.
Toen draaide hij zich naar mij om. 'Ik zal je vriend zijn, als je
dat wilt.'
Ik glimlachte. 'Oké,' zei ik.
Hij ging weer lezen, alsof hij het nu pijnlijk vond om naar me
te kijken. Ik bleef met gesloten ogen zitten en sloot het gepraat
en gelach buiten, tot we bij school waren en mijn tweede dag
begon.
Het was bijna onmogelijk om me in de klas te concentreren.
Onwillekeurig zat ik te piekeren. Tijdens de lunch ging Bernie met
me naar de telefoonautomaat en wachtte terwijl ik naar huis belde.
De telefoon bleef overgaan tot ik Karls stem op het
antwoordapparaat hoorde, die de beller vroeg naam en telefoonnummer
achter te laten, tijdstip van het telefoontje, en een korte
samenvatting van het doel ervan. Het leek meer op de boodschap van
een kantoor dan van een huis. Ik liet mijn naam achter.
'Er is nog niemand thuis,' zei ik tegen Bernie.
Hij dacht even na. 'Hm, dat is goed. Wat er ook voor haar
gedaan wordt, ze zijn er nog steeds mee bezig.'
Bernie was een beetje onwillig om terug te gaan naar de
kantine om met me te lunchen, maar hij stemde toe, en we gingen aan
een klein tafeltje achterin zitten. Vanuit deze positie kon- jen we
zien dat veel andere leerlingen naar ons keken en over ons
praatten.
'Ik heb het gevoel dat we in een vissenkom zitten,' zei Bernie
spottend. Hij at en las in zijn natuurkundeboek en stopte nu en dan
om over ons schoolwerk te praten.
Ik begon me af te vragen of zijn kus iets was dat ik me
verbeeld had. Hij toonde zo weinig belangstelling voor me en maakte
zelfs een kleine luchtsprong toen onze armen elkaar toevallig
raakten. Andere meisjes die een vriendje hadden zaten dichter bij
hen, sommigen praktisch op hun schoot, en lachten en praatten met
elkaar alsof er verder niemand in de kantine was. Toen de bel ging
om het eind van de lunchpauze aan te kondigen, liepen ze hand in
hand weg. Bernie en ik liepen naast elkaar, maar klemden onze
boeken vast of het reddingsboeien waren en wij op het dek van een
zinkend schip stonden. Ik zag aan de manier waarop een paar van de
andere meisjes fluisterend en giechelend naar ons keken, dat we al
het mikpunt waren van een paar heel onaardige grappen.
Mijn volgende les was al half voorbij toen de luidspreker aan
de muur klikte en een stem mijn docent vroeg me naar de kamer van
de directeur te sturen. Iedereen keek naar me toen ik opstond en
het lokaal uit liep. De secretaresse van de directeur verzocht me
te gaan zitten en even te wachten. Een paar minuten later ging de
deur open, en Karl verscheen met meneer Nissen. Ze hoefden niets te
zeggen. De uitdrukking op hun gezicht zei alles.
'Ik wilde je niet uit school halen, Crystal, maar Thelma
vraagt naar je en vindt dat je meteen met mij naar huis moet,' zei
hij.
'Natuurlijk.' Ik wist niet wat ik anders moest zeggen.
'Maak je geen zorgen over je huiswerk. Ik zal ervoor zorgen
dat het naar je huis wordt gestuurd,' zei meneer Nissen.
'Ze blijft niet zo lang weg,' verzekerde Karl hem.
'Neem alle tijd die ze nodig heeft,' zei meneer Nissen. 'Breng
mevrouw Morris alstublieft mijn oprechte deelneming over.'
Ik besefte dat ik mijn schooltas, boeken en schriften op mijn
lessenaar had laten liggen en liep haastig terug om ze te halen.
Iedereen keek naar me toen ik binnenkwam en naar mijn tafel liep.
Onze docent pauzeerde even. Ik pakte mijn boeken en stopte ze snel
in mijn schooltas.
'Wat doe je, Crystal?' vroeg meneer Saddler.
Ik ging naar hem toe. Dit was niet iets dat ik van de daken
wilde schreeuwen. 'Het spijt me, meneer Saddler, maar ik moet
meteen naar huis. Mijn grootmoeder is gestorven.'
'O,' zei hij. Hij keek verlegen en verward, alsof hij niet
goed wist wat hij moest zeggen. 'Natuurlijk. Het spijt me.'
Hij wachtte tot ik wegging voordat hij de les hervatte. Toen
ik naar de deur liep, keek ik naar Bernie. Hij keek me aan met een
gezicht dat zo strak en ernstig stond als van een dokter die de
naaste familie van zijn patiënt slecht nieuws vertelt. Ik liep snel
weg, deed de deur zachtjes achter me dicht en haastte me toen de
gang door naar Karl, die stond te wachten. We liepen samen naar
buiten en zeiden geen van beiden een woord tot we in de auto
zaten.
'Wat is er gebeurd?' vroeg ik ten slotte.
'De dokter zei dat er niet veel meer dan vijftien procent van
haar hartspier werkte toen ze werd binnengebracht. Ze hebben gedaan
wat ze konden. Ze heeft het langer volgehouden dan ze dachten.
Thelma zegt dat dat door jou komt.'
'Mij?'
'Ze zegt dat haar moeder langer bij ons wilde blijven, zodat
ze jou in ons gezin kon zien opgroeien. Dat gelooft ze, en
dat
maakt het nog droeviger voor haar,' zei hij. 'Het spijt me dat
je zo'n moeilijk begin bij ons hebt.'
'Hoe gaat het met opa?'
Karl schudde zijn hoofd. 'Zwak. Ik weet niet of hij het alleen
zal kunnen redden. Ziek als ze was, zorgde Thelma's moeder goed
voor hem,' zei hij.
'Wat gebeurt er nu met hem?'
'Zo gauw ik kan zal ik uitkijken naar een goede bejaardenflat
voor hem. We kunnen hem niet bij ons in huis nemen. We hebben geen
ruimte,' voegde hij eraan toe.
Als ik niet bij hen was komen wonen, zouden ze die ruimte wél
hebben, dacht ik. Ik vond het vreselijk. Zou opa het me kwalijk
nemen? En Thelma?
'Ik kan mijn kamer met hem delen,' stelde ik voor.
'Natuurlijk kun je dat niet,' zei Karl. 'Bovendien kunnen we
hem niet de aandacht geven die hij nodig heeft. Thelma kan niet
goed voor zieke mensen zorgen. Als ik kouvat, raakt ze in paniek.
Word maar niet ziek,' waarschuwde hij. 'Die verdomde soaps brengen
haar op allerlei ideeën over ziektes. Noem een of andere pijn, en
ze komt met een episode uit Community Hospital die er precies mee
overeenkomt. Nee, maak je maar geen zorgen over opa. Ik zorg wel
voor hem,' beloofde Karl. 'Met zijn verzekering en pensioen kan hij
zich iets behoorlijks veroorloven.'
Het stelde me niet erg gerust, maar hij zei verder niets. Toen
ik binnenkwam, zag ik de gloed van het televisiescherm, maar toen
we dichterbij kwamen, hoorde ik niets.
'We zijn thuis,' riep Karl, en bleef in de deuropening
staan.
Thelma zat in haar lievelingsstoel en staarde naar het
zwijgende tv-scherm. Haar gezicht was nat van de tranen en haar
schouders schokten toen ze naar me opkeek.
'Arme oma,' zei ze. 'Ze wilde zo graag een kleinkind hebben,
en juist toen ze er een kreeg, ging ze dood. Het is zo on- eerlijk.
Het is of... of de elektriciteit uitvalt middenin een van mijn
programma's.'
'Het spijt me,' zei ik. Ik wist zeker dat de dood van haar
moeder meer voor haar betekende dan een elektriciteitsstoornis. Ze
was gewoon in de war. 'Ze was erg aardig. Ik had gehoopt haar beter
te leren kennen.'
'Arm kind. Nu heb je geen grootmoeder,' huilde ze.
Ik wist niet of ik naar haar toe moest hollen om haar te
omhelzen. Ze draaide zich van me af en staarde naar het
tv-scherm.
'Wil je iets eten, Thelma?' vroeg Karl. Hij keek naar mij. 'Ze
heeft de hele dag niets gegeten.'
'Ik zal iets voor je klaarmaken, mama.'
Ze glimlachte door haar tranen heen. 'Misschien alleen wat
thee en toast met jam,' zei ze. 'En kom dan een tijdje naast me
zitten.'
Karl en ik gingen naar de keuken en zetten haar thee en toast
op een blad dat ik naar binnen wilde brengen.
'Denk je dat je het hier kunt redden?' vroeg hij toen ik
terugging naar Thelma. 'Ik moet even langs kantoor.'
'O, ja, met ons gaat het wel,' zei ik.
Hij vertelde Thelma wat hij ging doen, maar ze gaf geen
antwoord. Ze wendde haar blik niet af van het zwijgende scherm tot
ik haar het blad bracht en naast haar op het tafeltje zette. Ik zag
hoe ze op de toast knabbelde en slokjes thee nam, terwijl haar ogen
heen en weer gingen om de bewegingen van de acteurs te volgen. Het
geluid wegdraaien leek haar gebaar van rouw te zijn.
'De begrafenis is overmorgen,' zei ze tijdens de reclame. Haar
ogen bleven strak gericht op het scherm, alsof ze bang was dat ze
in zou storten als ze niet bleef kijken. 'Karl heeft alles
geregeld.'
'Waar is opa?' vroeg ik.
'Hij is thuis met een paar van hun vrienden. Mensen van
dezelfde leeftijd. Hij voelt zich prettiger thuis,' ging ze verder.
Ze knabbelde op nog wat toast en dronk haar thee. 'Als je iets
verliest waarvan je houdt, kun je beter ergens zijn waar alles
vertrouwd is, en de dingen doen die je gewend bent te doen. Oma zou
niet willen dat ik mijn uitzending miste,' voegde ze eraan toe,
toen het programma werd vervolgd.
Ik staarde haar aan en keek toen naar het toestel. De spelers
schreeuwden kennelijk tegen elkaar tijdens een of andere ruzie. Wat
had het voor zin om te kijken als het geluid was weggedraaid?
Thelma schudde haar hoofd, alsof ze de woorden toch kon
verstaan.
'Kunnen we niet beter gewoon met elkaar praten, mama?' vroeg
ik zachtjes.
'Praten? Waarover? Niet over oma,' zei ze, krachtig haar hoofd
schuddend. 'Ik wil niet praten over haar doodgaan. Ze hoorde
helemaal niet dood te gaan,' zei ze krachtig, alsof iemand een
script had herschreven. 'Ze wilde haar kleindochter zien opgroeien.
Ik heb al lang geleden tegen Karl gezegd dat we een kind moesten
adopteren. We hadden niet op jou moeten wachten. Kijk nu eens wat
er gebeurd is. Het klopt niet,' zei ze. 'Het klopt allemaal
niet.'
'We kunnen ons leven niet plannen als een soap, mama. Die
macht hebben we niet.' Ik had willen zeggen 'nog niet', want ik
geloofde dat de wetenschap op een dag alle geheimen van de genetica
zou oplossen, en een groot deel van ons leven van tevoren zou
worden bepaald, maar dit was niet het moment om dat naar voren te
brengen, dacht ik.
Ze schudde haar hoofd. 'Ik wil er niet over praten,' zei ze.
'Het is te droevig.' Ze keek naar de televisie. 'Je bent nooit
thuis voor deze serie. Dit is die met de dochter die aids heeft.
Haar ouders verwijten het elkaar. Zie je?'
Ik keek naar de grond. Ik was geen expert op het gebied van
rouwen om de dood van een geliefd mens. Die had ik tot nu toe niet
gehad. Geen dood had me ooit diep geraakt. Zelfs toen ik las over
mijn natuurlijke moeder, was het of ik een verhaal las over iemand
anders. Ik had haar gezicht niet voor ogen, haar stem niet in mijn
herinnering. Ik kon me niet herinneren dat ze me aanraakte, me
zoende, tegen me sprak. Ik had geen vader geen grootouders, geen
familie wier dood ik moest betreuren. Ik had zelfs geen goede
vriend of vriendin gehad in een van de weeshuizen, met wie ik op zo
intieme voet was geraakt dat ik hun vertrek of overlijden zou
betreuren.
Alleen zijn had zo zijn voordelen, dacht ik. Ik kon alleen om
mezelf treuren, alleen medelijden hebben met mezelf.
In zekere zin had Helga gelijk. Ik had mijn nieuwe grootmoeder
niet lang genoeg gekend om me haar dood net zo erg aan te trekken
als de meeste kleinkinderen zouden doen als hun geliefde
grootouders stierven. Hoorde ik niet te huilen? Hoorde ik niet
ergens in een hoekje zitten te snikken? Ik was onzeker over mijn
eigen gevoelens en handelingen. Ik wist niet eens zeker of ik wel
kritiek hoorde te hebben op Thelma voor wat ze deed. Misschien was
het verkeerd haar die afleiding te ontnemen. Misschien was het
verkeerd om haar te dwingen de realiteit van de dood van haar
moeder onder ogen te zien.
Ze at het laatste stukje toast op en glimlachte naar me. 'Ik
ben blij dat jij bij me bent,' zei ze. 'Maar het spijt me dat je je
lessen mist.'
'Dat geeft niet. Ze sturen het werk naar huis. Waarschijnlijk
komt Bernie het wel brengen.'
'Dat is leuk. Je kunt dichter bij me komen zitten,' stelde ze
voor.
Ik kwam dichterbij, en ze pakte mijn hand vast. Toen keek ze
weer naar de zwijgende televisie. Ik bestudeerde haar gezicht.
Schaduw en licht kaatsten erop af, lieten het achter met een
glimlach en dan met een blik van medelijden of afkeer. Nu en dan
zuchtte ze of smakte kritisch met haar lippen. Ik sperde verbaasd
mijn ogen open. Het leek echt of ze wist wat er gezegd werd.
Ik wilde haar vragen hoe ze de uitzending op deze manier kon
bekijken. Ik wilde haar erop wijzen dat het geluid niet aan stond,
maar ik kon mezelf er niet toe krijgen. Het was of je iemand
vertelde dat het niet echt was wat ze zagen, dat het maar valse
schijn was.
Thelma had die valse schijn nodig, dacht ik. Wie was ik, dat
ik haar zou vertellen dat ze die niet kon krijgen of er niet in
hoorde te geloven?
Ik liet haar mijn hand steviger vasthouden en bleef zwijgend
naast haar zitten.
Zo vond Karl ons toen hij terugkwam.