1. Een ruwe ontgoocheling

Ik werd wakker omdat er werd geklopt, maar ik wist niet of het wel bij ons was. Mensen in dit flatgebouw bonkten op elk tijdstip van de dag of nacht op de muren. Het kloppen werd luider, heftiger, en toen hoorde ik de stem van oom Reuben.
'Raven, verdomme, word wakker. Raven!'
Hij bonkte zo hard op de deur dat ik dacht dat hij er met zijn vuist doorheen was gegaan. Ik greep naar mijn badjas en stond snel op.
'Mama!' riep ik.
Ik wreef de slaap uit mijn ogen en luisterde. Ik dacht dat ik haar thuis had horen komen, maar in mijn hoofd haalde ik de nachten zo door elkaar dat ik het niet zeker wist. 'Mama?'
Oom Reuben bonkte zo hard op de deur dat de hele deurpost schudde. Ik rende naar mama's slaapkamer en keek naar binnen. Ze was er niet.
'Raven! Word wakker!'
'Ik kom!' riep ik en snelde naar de deur. Toen ik hem van het slot deed, duwde hij hem zo hard open dat hij me bijna omgooide.
'Wat is er?' wilde ik weten.
Er hing een peertje in de gang, dat de smerige, donkere muren de kleur van een natte, bruine papieren zak gaf. Er was net genoeg licht achter oom Reuben om zijn 1,90 m lange, stevige gestalte zich te laten aftekenen. Hij stond als een roofvogel 10 de deuropening en de stilte die op zijn dringende gebonk volg'
de, joeg me nog meer angst aan. Hij leek naar adem te snakken, alsof hij de trap op was gerend. 'Wat wilt u?' riep ik uit.
'Graai wat spullen bij elkaar,' beval hij. 'Je moet met me mee.'
'Wat? Waarom?' Ik deed een stap achteruit en sloeg mijn armen om me heen. Ik had het al afschuwelijk gevonden om overdag ergens met hem heen te gaan, laat staan 's nachts.
'Doe het licht eens aan,' beval hij.
Ik vond het lichtknopje en deed het licht in de keuken aan. In het schijnsel zag ik zijn dikke, zweterige, rode gezicht, met zulke rode kussentjes op zijn wangen dat het leek of er uitslag op zat. Zijn donkere ogen keken verwoed in het rond. Hij droeg alleen een vuil T-shirt en een vettig uitziende spijkerbroek. Ook al had hij nu een administratief baantje bij Openbare Werken, hij had nog steeds het stevige, gespierde lijf dat hij had gekregen door aan de weg te werken. Zijn donkerbruine haar was op militaire manier gemillimeterd, waardoor zijn oren op de vleugels aan Mercurius' hoofd leken. Ik had me altijd afgevraagd hoe mama en oom Reuben broer en zus konden zijn. Hij had een grof gezicht met geprononceerde gelaatstrekken en de enige echte gelijkenis lag in hun ogen. 'Wat is er?' vroeg ik. 'Wat doet u hier?' 'Ik kom hier niet voor de lol, neem dat maar van me aan,' antwoordde hij en liep naar de gootsteen voor een glas water. Je moeder zit in de gevangenis,' voegde hij eraan toe. 'Wat?'
Ik moest wachten tot hij met diepe teugen water had gedronken. Hij zette het glas in de gootsteen alsof hij verwachtte dat de dienstmeid zijn rommel wel zou opruimen en draaide zich naar me om. Even nam hij me alleen maar op. Zijn blik gaf me het gevoel of er een kille wind door mijn badjas woei. Ik moest ervan huiveren.
'Waarom zit mama in de gevangenis?' 
'Ze is opgepikt met de een of andere drugsdealer. Deze keer zit ze echt zwaar in de nesten,' zei hij. 'Ondertussen moet moet je bij ons komen wonen, misschien wel voor altijd,' voegde hij eraan toe en spuwde in de gootsteen.
'Bij jullie komen wonen?' Mijn hart bleef stilstaan.
'Neem maar van mij aan dat ik het ook niet leuk vind. Ze bel de dat ik je moest gaan halen,' ging hij met duidelijke tegenzin verder. Het was net of zijn mond zich verzette tegen het vormen van de woorden. Hij keek ons flatje rond. 'Wat een varkensstal! Hoe kan iemand hier wonen?'
Voor ik antwoord kon geven, draaide hij zich weer naar me om. 'Pak je spullen. Ik wil hier geen minuut langer blijven dan nodig is.'
'Hoe lang moet ze in de gevangenis blijven?' vroeg ik, terwijl de tranen onder mijn oogleden begonnen te prikken.
'Ik weet het niet. Misschien jaren,' zei hij, zonder emotie. 'Ze had nog voorwaardelijk van de vorige keer. Het is laat. Ik moet over een paar uur naar mijn werk. Schiet op,' beval hij.
'Waarom kan ik niet gewoon hier blijven?' jammerde ik.
'Om de eenvoudige reden dat de rechtbank dat niet toestaat. Ik dacht dat je een pienter kind was. Als je niet met me meegaat, stoppen ze je in een pleeggezin,' voegde hij eraan toe.
Ik overwoog die mogelijkheid een lang moment. Bij volkomen vreemden zou ik beter af zijn dan bij hem.
'En bovendien heb ik het je moeder beloofd.' Hij keek me even onderzoekend aan en glimlachte kil. 'Ik weet wat je denkt. Het verbaasde mij ook dat het haar maar iets kon schelen,' zei hij.
Mijn adem stokte en ik kon niet slikken. Ik moest me afwenden zodat hij niet zou zien dat de tranen me toch over de wangen liepen. Ik liep snel naar de slaapkamer en trok de laden open om mijn kleren te pakken. De enige koffer die ik had was klein en moest met riemen worden dichtgebonden, anders sloot hij niet. Ik vond hem achter in mijn kast en begon te pakken.
Reuben kwam binnen en bekeek de slaapkamer. 'Het stinkt hier,' zei hij.
Ik ging door met pakken. Ik wist niet hoe lang ik bij tante Clara en hem zou moeten blijven, maar ik wilde niet zonder sokken of onderbroeken komen te zitten. 'Dat heb je allemaal niet nodig,' zei hij, toen ik nog meer kleren uit de kast wilde halen. 'Ik wil geen ongedierte in huis. Neem alleen het hoognodige mee.'
'Ik heb alleen het hoognodige, een paar blouses en broeken en twee jurken. En er zit geen ongedierte in mijn kleren.'
Hij gromde. Ik heb oom Reuben nooit gemogen. Hij zat vol vooroordelen en hij zei dikwijls tegen mama dat haar problemen waren begonnen toen ze zich met een Cubaan had ingelaten. Hij voelde zich graag onze meerdere, omdat hij promotie had gemaakt en een pak naar zijn werk droeg.
Ik had een neefje, William, van negen, en een nichtje, Jennifer, van veertien. William was een volgzame, rustige jongen die net als ik graag alleen was. Hij zei heel weinig en ik had tante Clara een keer horen zeggen dat ze op school dachten dat hij zo goed als autistisch was. Jennifer was verwaand. Zoals zij haar hoofd achterover hield en uit de hoogte praatte, gaf ze iedereen het idee dat ze dacht dat zij beter was. Op een keer, toen ik vijf was, raakte ik zo gefrustreerd door haar dat ik hard op haar voet ging staan en bijna een van haar tenen brak.
Ik was klaar met pakken en greep een spijkerbroek en een trui. Oom Reuben stond naar me te kijken toen ik hem voorbij liep naar de badkamer om me aan te kleden. Toen ik eruit kwam, stond hij in de deuropening te wachten met mijn koffer in de hand.
Ga mee,' drong hij aan. 'Ik heb het gevoel dat ik hier een of andere ziekte kan oplopen.' Tante Clara, mijn nichtje, neefje en hij woonden in een mooi huis van twee verdiepingen. Mama en ik kwamen er niet vaak, maar ik was altijd jaloers op hun tuin, hun mooie meubels en hun schone badkamers. William had zijn eigen kamer en Jennifer de hare. Het huis stond in een klein dorp, zo ver van de stad dat ik naar een andere school zou moeten.
'Waar moet ik slapen?' vroeg ik oom Reuben, terwijl ik mijn schoenen aanschoot.
'Clara maakt het naaikamertje voor je klaar. Ze heeft er een slaapbank staan. Daarna zien we wel weer,' zei hij. 'Kom mee' 'Moet ik alles gewoon achterlaten?' vroeg ik en keek het flatje rond.
'Wat is er om achter te laten? Ouwe borden, derdehands meubels en ratten ? Ik zou de deur niet eens op slot doen,' foeterde hij en liep naar beneden.
Ik bleef in de deuropening staan. Hij had gelijk. Het was een smerig hok, vaal en armoedig, hier en daar zelfs vervallen en vol minderwaardige dingen, maar het was mijn thuis geweest. Deze muren waren zo lang mijn wereldje geweest. Ik had er altijd van gedroomd het te verlaten, maar nu het zover was, was ik toch bang en verdrietig.
'Raven!' schreeuwde oom Reuben van onder aan de trap. 'Hou je kop daar beneden!' riep iemand. 'Er proberen hier mensen te slapen.'
Ik trok de deur gauw dicht en haastte me achter hem aan. We schoten de stille straat op. Het was nog donker. De rest van de wereld sliep. Hij smeet mijn koffer in de achterbak van zijn auto en stapte snel in. Ik volgde en keek slaperig uit het raampje naar het flatgebouw. Maar een van de drie lampen boven de ingang brandde. De afgebladderde en verschoten verf en het gebroken kelderraam lagen in de schaduw.
'Je boft dat ik zo dichtbij woon dat ik je kon komen halen, zei hij, 'anders was je vannacht al onderweg naar het een of andere weeshuis.'
'Ik ben geen wees,' flapte ik uit.
'Nee, jij bent erger af,' zei hij. 'Wezen hebben geen moeders zoals de jouwe.'
'Hoe kunt u zo over uw zus praten?' wilde ik weten. Hoe slecht mama ook was, ik kon haar niet zomaar door hem door het slijk laten halen.
'Gemakkelijk,' zei hij. 'Dit is niet de eerste keer dat ik haar te hulp heb moeten schieten of uit de penarie heb moeten helpen, hè? Maar deze keer heeft ze het echt verknald en dat vind ik prima. Laat er maar een eind aan komen. Ze is niet meer te redden. 'Hij draaide zich naar me toe. 'En ik waarschuw je maar meteen.' brandde hij los, terwijl hij onder het rijden met zijn lange, dikke, rechter wijsvinger in mijn gezicht priemde, 'ik wil niet dat je mijn kinderen verpest, hoor je? De eerste keer dat je mijn gezin te schande maakt, zal tevens de laatste zijn. Dat kan ik je verzekeren.'
Ik kroop zover mogelijk van hem af in elkaar en deed mijn ogen dicht. Dit was een nachtmerrie, dacht ik, gewoon een nare droom. Als ik straks wakker word, lig ik gewoon op de slaapbank in onze woonkamer. Misschien hoor ik mama dan rondstommelen. Opeens leek dat niet zo vreselijk.
We reden de rest van de weg grotendeels in stilte. Af en toe vloekte oom Reuben zachtjes of beklaagde zich dat hij door zijn dronken, waardeloze zuster uit zijn slaap was gehaald.
'Je moest je familie eigenlijk kunnen afwijzen, een rechtbank binnenstappen en jezelf onafhankelijk verklaren, zodat ze je niet achterna kunnen komen of je leven verpesten,' mopperde hij. Ik probeerde hem te negeren en weer te gaan slapen.
Ik deed mijn ogen open toen we de oprit opreden. Beneden was het licht aan. Hij stapte uit, deed de achterbak open en trok mijn koffer bijna stuk toen hij hem eruit haalde. Ik sleepte me achter hem aan naar de voordeur. Tante Clara deed al open voor we bij de deur waren.
Tante Clara was een raadsel voor me. Geen twee mensen leken minder bij elkaar te passen dan oom Reuben en zij. Ze was klein, tenger, bevallig en ze had een zachte stem. Haar gezicht stond meestal vriendelijk en bezorgd, en voor zover ik wist keek ze nooit op ons neer of zei akelige dingen over ons, wát mama ook deed. Mama vond haar aardig en vertelde me ironisch genoeg dikwijls dat ze meer medelijden met haar had dan met zichzelf.
'Met mijn broer leven is veel zwaarder,' verklaarde ze dan.
Tante Clara had lichtbruin haar dat altijd glad over haar oren lag. Ze gebruikte weinig make-up, maar haar gezicht stond meestal vrolijk en opgewekt, vooral door het diepe blauw van haar vriendelijke ogen en de vage glimlach om haar smalle lippen. Ze was maar een paar centimeter langer dan ik en als ze naast oom Reuben stond, kon ze voor een van zijn kinderen doorgaan.
Ze wachtte ons op met haar gevouwen handen tussen haar kleine borsten geklemd.
'Jij arm ding,' zei ze. 'Kom maar gauw binnen.'
'Arm ding, dat kun je wel zeggen,' zei oom Reuben. 'Je had die flat moeten zien. Hoe kan een volwassen vrouw zo willen leven en daar haar kind laten wonen?'
'Nou, ze is er nu weg, Reuben.'
'Ja, goed,' zei hij. 'Ik ga weer naar bed. Sommige mensen moeten werken voor de kost,' mopperde hij en beende het huis door en de smalle trap op. De trapleuning trilde onder zijn greep toen hij zichzelf de trap optrok. Hij had mijn koffer gewoon midden in de gang neergeploft.
'Wil je een beker warme melk, Raven?' vroeg tante Clara.
'Nee, dank u, zei ik.
'Je zult ook wel moe zijn, denk ik. Dit is een slechte zaak voor iedereen. Kom maar mee. Ik heb het naaikamertje helemaal klaar voor je.'
Het naaikamertje was beneden, naast de woonkamer. Het was niet groot, maar het had aardig bloemetjesbehang, een lichtgrijs tapijt, een tafeltje met een naaimachine, een houten stoel met een zachte rug, en een slaapbank. Er was één groot raam met witte katoenen gordijnen, op het oosten, zodat de zon er 's morgens in viel. Aan de muren hingen een paar geborduurde, ingelijste schilderijtjes die tante Clara had gemaakt. Het waren landschappen met boerderijen en dieren en een met een vrouw en een meisje bij een beekje.
'Je weet waar het toilet is, aan het eind van de gang,' zei ze. 'Ik wilde dat we nog een slaapkamer hadden, maar...'
'Dit is prima, tante Clara. Ik vind het vreselijk u uw naaikamertje af te pakken.'
'0 dat geeft niet. Naaien kan ik ook wel ergens anders. Zit daar maar niet over in, kind. Slaap morgen maar lekker uit, misschien gaan we dan voor het eind van de dag even naar school om je in te schrijven. We willen niet dat je achter raakt.'
Ik zou het jammer vinden als ik haar moest vertellen hoe ver ik al achter was.
'Daar ligt een nieuwe tandenborstel,' zei ze en wees ernaar op het tafeltje. 'Ik heb er laatst een gekregen toen ik bij de tandarts was.'
'Dank u, tante Clara.'
Ze staarde me even aan, schudde toen haar hoofd en streelde mijn haar.
'Wat doen we onze kinderen toch aan,' zei ze zacht, kuste me op het voorhoofd en ging naar boven.
Ik bleef even staan waar ik stond. Voor tante Clara betekende deze kamer niet veel, maar voor mij was hij beter dan een luxe hotel. Haar huis rook fris en schoon, en het was er zo rustig, het kraakte niet, er klonken geen stemmen door de muren, er bonsden geen voetstappen op het plafond.
Ik kleedde me uit en schoof onder het frisse dekbed. De slaapbank was beter dan de onze en de kussens waren donzig. Ik lag zo lekker en ik was zo moe dat ik even vergat dat mama in de gevangenis zat. Ik was te moe, te bang en te verward om verder te denken. Ik deed mijn ogen dicht. Ik deed ze weer open toen ik voelde dat er iemand naar me stond te kijken. Het was ochtend. Er viel zon door het raam. Ik was vergeten waar ik was en ik schoot overeind. William stond me aan te gapen.
'Mama zegt dat je bij ons komt wonen,' zei hij langzaam Ik wreef met mijn handen over mijn gezicht en ademde diep in toen het opeens allemaal weer bovenkwam.
'William, kom onmiddellijk hier met je luie kont en eet je ontbijt op!' hoorde ik oom Reuben roepen.
William aarzelde en stoof toen weg. Ik zakte weer in mijn kussen en staarde naar het plafond.
'Je moeder zit in de gevangenis,' hoorde ik Jennifer vanuit de deuropening zeggen.
Ik draaide me alleen om en keek naar haar. Haar lichtbruine haar was met een lint opgebonden. Ze was een groot meisje met een grove bouw, waardoor ze zwaarder leek dan ze was. De gelaatstrekken van tante Clara werden verdrongen door die van oom Reuben, zodat Jennifers neus breder en langer was, net als haar mond. Ze had de ogen van tante Clara, maar ze leken niet in zo'n groot gezicht te horen. Ze was ook dik om haar middel. Maar als ik oom Reuben met haar zag, behandelde hij haar altijd of ze een uitzonderlijke schoonheid was. Voor mijn gevoel bestond er geen twijfel dat hij haar voortrok boven William. William was te klein en te tenger, hij leek te veel op tante Clara.
'Dat zegt je vader tenminste,' antwoordde ik.
'Nou, hij zou er toch niet over liegen? Jezus, wat beschamend. En nou kom je nog bij mij op school ook,' beklaagde ze zich.
'Nou, niet omdat ik het wil,' zei ik.
'Vertel maar liever niemand over je moeder. We verzinnen wel iets,' besloot ze.
'Wat dan?' vroeg ik weifelend.
Ze stond naar me te kijken terwijl ze nadacht. 'Ik weet het al,' zei ze met een glimlach. 'We zeggen gewoon dat ze dood is.'