4. De minder begane weg
We waren zo
opgewonden, dat niemand er acht op sloeg hoe moe we eigenlijk
waren. De spanning was al voldoende om ons uit te putten, en het
late uur maakte het nog moeilijker om wakker te blijven. Om deze
tijd 's nachts rijden had een groot voordeel: er was niet veel
verkeer op de weg. Ik kende de wegen die ons op de grote snelweg
zouden brengen, maar daarna moest ik vertrouwen op Crystal en haar
kaarten. Toen we eenmaal op de grote weg waren en ik een bord zag
met NEW YORK CITY 90 MIJL, begon mijn hart sneller te kloppen. Het
besef dat we echt op weg waren, op de snelweg reden en ons
kilometers en kilometers verwijderden van het enige leven dat we
jarenlang gekend hadden, maakte dat we ons allemaal meer in onszelf
verdiepten.
Ons leven lang
waren we behoed en beschermd - een tijdje door adoptiefouders of
door het systeem. Het was altijd moeilijk iemand die zijn levenlang
bij ouders had gewoond duidelijk te maken wat het betekende on te
zijn zoals wij. Zonder gezin en familie hadden we het gevoel dat we
geen verleden hadden, dat we gewoon ergens waren neergezet, met de
vermaning dat we net als normale kinderen moesten eten, slapen,
spelen en opgroeien. Het viel niet mee om te leven als pupil van
een gigantisch geheel dat De Staat werd genoemd. Als we bang of
eenzaam waren, als onze slaap werd bevolkt door nachtmerries, als
mislukkingen en teleurstellingen ons leven binnendrongen, konden we
niet gauw naar huis hollen naar mamma of pappa. We konden het
natuurlijk bespreken met onze adviseur op de daarvoor aangewezen
tijd. We konden een analyse ondergaan en een paar standaard
voorschriften of recepten krijgen om ons algemene gevoel van
zinloosheid te onderdrukken, maar die zorgden er nooit voor dat we
ons beter voelden.
Eén keer, toen
iemand op school me kwaad maakte, beschuldigde ik haar ervan dat ze
verwend was en niet wist hoe het was om zonder gezin te leven. Ze
meesmuilde, tot ik me dicht naar haar toe boog, onze gezichten niet
meer dan centimeters van elkaar en zei: 'Stel je maar eens voor dat
je elke avond voor de televisie zit en de reclame ziet over
kinderen die met hun ouders naar Disneyland gaan of aan de
ontbijttafel zitten. Stel je maar eens voor dat je ernaar kijkt en
denkt dat het in jouw ogen gewoon science fiction is.'
Haar grijns
verdween en iedereen om ons heen sloeg z'n ogen neer en schaamde
zich omdat ze gelukkiger geboren waren dan ik.
Ik voelde me
nooit zo bijzonder. Behalve in de tijd dat ik bij Pamela en Peter
was. Maar als bijzonder zijn betekende dat ik niet mezelf kon zijn,
dan hoefde het niet voor mij. Ik zou liever mijn eenzame ouwe ik
zijn dan iemands bijzondere project, geperst en gekneed in de
gietvorm die ze voor me hadden uitgedacht.
Nu ik achter
het stuur van de auto zat en met de beste vriendinnen die ik op de
wereld had door de donkere nacht reed, maakte een gevoel van
vrijheid zich van me meester. Het was of we allemaal de ketenen
hadden afgeworpen van wie we waren en wat de mensen probeerden van
ons te maken, en eindelijk vrij waren. Tot nog maar een paar uur
geleden stonden we beter bekend als de nummers van onze dossiers.
We zaten, zoals Crystal vaak zei, 'in het systeem', gelabeld en
omschreven door een of andere ambtenaar, ons verleden samengevat in
een paar pagina's, die tevens biologische feiten bevatten over onze
bloedgroep, de kleur van onze ogen, onze inentingen.
Niets van dat
alles kon ons nu nog deren. We waren gelanceerd, schoten de ruimte
in, op zoek naar een nieuwe planeet, een nieuwe plaats die we ons
thuis konden noemen. Spoedig zouden we ons eigen geschiedenis
schrijven, ons eigen dossier aanleggen.
Voor het eerst
had ik het gevoel dat ik mijn eigen lot in handen had 'Let op
je snelheid,' zei Crystal. 'Zelfs op dit uur kan er radarcontrole
zijn, en we kunnen ons niet permitteren om te worden aangehouden,
Brooke.'
'Ik weet het,'
zei ik en keek even naar de snelheidsmeter. Eerlijk gezegd had ik
er niet op gelet. Ik had zitten dagdromen en reed te snel. Goed van
jou, Crystal, dacht ik. Altijd bij de pinken. Ik keek in de
achteruitkijkspiegel. Butterfly zat onderuitgezakt op de bank, haar
hoofd opzij, haar ogen gesloten. Ze zag eruit als een lappenpop,
kwetsbaar, afhankelijk. Ik denk dat we alle drie iets van onszelf
zagen in Butterfly en daarom zo'n beschermende houding jegens haar
aannamen.
De radio
dreunde verder. Kilometers snelweg ontrolden zich voor ons en
verdwenen dan in de duisternis achter ons. Nu en dan naderde een
andere auto en passeerde ons. Ik hield het stuur stevig vast. We
schoten goed op. Ik voelde me als een piloot van een ruimteschip
dat gelanceerd is en dichter en dichter bij het punt komt waarop we
ons van de zwaartekracht van de aarde zouden losmaken. Straks zou
de sterke greep van het verleden worden verbroken en zouden we niet
meer omkijken.
'Misschien
moeten we nu even je kaart bestuderen, Crystal,' stelde ik voor,
toen we de meer vertrouwde plaatsen achter ons lieten.
Crystal vouwde
de kaart open en vond het knopje voor het licht in de auto, maar
het werkte niet. Ze boog zich naar voren om iets van de verlichting
van het dashboard op te vangen.
'We kunnen óf
de New York Thruway nemen of Route Six naar de Palisades Parkway en
de afslag naar I-95 zoeken,' legde ze uit.
'Wat is
beter?' vroeg ik.
'Hoe minder
mensen ons zien en ons kunnen nasporen, hoe beter,' zei ze.
'Vermijd tolwegen. Neem Route Six. Straks zal de afslag wel
komen.'
We letten goed
op en toen ik de borden zag, minderde ik vaart, nam de bochten en
volgde de grote weg.
'Je rijdt echt
goed,' zei Raven, onder de indruk. 'Ik had ook rijlessen moeten
nemen.' Het zou een uitkomst zijn geweest om een tweede chauffeur
te hebben, dacht ik.
Crystal leunde
geeuwend achterover.
'Als Megan
niemand wakker heeft gemaakt, weten ze nog steeds niet dat we weg
zijn,' merkte ze na een lange pauze op.
Ik keek even
op de klok op het dashboard. Het was bijna half vier in de ochtend.
Gordon lag met in whisky verdronken hersens uitgeteld in zijn bed.
Alle anderen sliepen rustig. Over een paar uur zouden ze allemaal
verbijsterd opkijken.
Raven leunde
met haar hoofd tegen het raam. De uitputting, die we van ons af
hadden gehouden met onze opwinding, maakte zich merkbaar in onze
armen en benen, in onze ogen. 'Rijden we de hele nacht door?' vroeg
Crystal aan mij. 'Het lijkt me een goed idee om zoveel mogelijk
afstand te scheppen, vind je niet?'
'Natuurlijk.
Maar hou jij dat vol? Je mag niet in slaap vallen achter het
stuur.'
'Met mij gaat
het prima,' antwoordde ik, hoewel mijn oogleden als liftdeuren
dreigden dicht te glijden. Ik concentreerde me erop ze wijdopen te
houden. Op de radio werd alleen nog maar gepraat. 'Zoek eens wat
muziek op, Raven,' zei ik. Tets opgewekts, wil je?'
Ze draaide aan
de knop tot ze wat upbeat muziek kreeg en leunde toen weer
achterover.
We reden
verder. Ik had het gesprek gaande moeten houden. Butterfly was
inmiddels in een diepe slaap gevallen en Crystal deed ondanks al
haar dappere pogingen één keer te vaak haar ogen dicht en doezelde
ook weg. Raven, die emotioneel en fysiek uitgeput was, hield op met
praten en legde haar hoofd tegen de stoelleuning. Ik besefte
plotseling dat ik de enige was die nog wakker was. Ik begon te
tellen, zachtjes te zingen, me op de maat van de muziek te bewegen,
bij de tijd te blijven, maar op het ver
keerde moment
ging ik dagdromen, en plotseling knipperde ik met mijn ogen en zag
een bord waarop stond: GEORGE WASHINGTON BRIDGE.
'Crystal?
Crystal!' riep ik.
'Wat? O,
sorry. Ik moet in slaap zijn gevallen. Waar zijn we?' 'Moeten we
over de George Washington brug?' vroeg ik. Het tolhuisje was vlak
voor me. Ik kon het onmogelijk vermijden. 'Nee! Nee! gilde ze. 'O,
Brooke, je hebt de afslag gemist.' 'Wat moet ik doen?' vroeg ik in
paniek. 'Wat is er?' vroeg Raven. Butterfly kreunde, en ging
rechtop zitten, de slaap uit haar ogen wrijvend.
'Rij de brug
over,' zei Crystal snel. 'Laat niet merken dat je de weg kwijt
bent. Gedraag je natuurlijk. Doe net of je dit al eerder hebt
gedaan. Ik bedenk straks wel wat,' zei ze, terwijl ze haar kaarten
openvouwde.
Ik ging
langzamer rijden, las de kosten van de tolweg en haalde het geld
uit mijn zak. Een Afrikaans-Amerkikaanse vrouw van een jaar of
veertig nam het biljet aan en gaf me het wisselgeld zonder zelfs
maar naar me te kijken.
'Het kon haar
totaal niets schelen wie we waren. Dat moet een stomvervelend
baantje zijn,' mompelde ik en staarde toen voor me uit naar de
verlichte brug. Wat een intimiderend gezicht, dacht ik, terwijl ik
er met bonzend hart overheen reed. De stad New York tekende zich af
tegen de nachtelijke hemel.
'Kijk dat
eens,' zei Raven verbluft. Alle drie drukten ze hun gezicht tegen
het raam en staarden naar het Empire State Building en de Twin
Towers; alle gebouwen fonkelden. Commerciële jetvlieguigen leken
dicht genoeg bij om er tegen op te kunnen botsen. Het was
adembenemend.
'Ik wed dat
Broadway verlicht is als een kermis,' zei Crystal
opgewonden.
'Broadway!
Kunnen we Broadway zien?' vroeg Raven, op en neer dansend op haar
stoel.
'Ja kan dat?'
viel Butterfly haar bij.
'We moeten
terug naar onze route,' zei ik. Ik wist niet zeker of ik in het
stadsverkeer wel goed zou kunnen rijden.
'O,
alsjeblieft. Alleen maar even kijken. Het kan toch niet zo ver
zijn. Crystal?' vroeg Raven smekend. 'We zijn nu in de stad. Laten
we dan een beetje profiteren van onze vergissing.'
'Wat moet ik
doen?' vroeg ik toen we de afslag naar Manhattan
naderden.
'Hou rechts
aan. We nemen de Henry Hudson Parkway en rijden naar het centrum.
Dan laten we Raven en Butterfly Broadway zien voor we door de
tunnel gaan en ik ons terugbreng op onze route. Let goed op,
jullie,' beval Crystal.
Gelukkig waren
er 's nachts geen verkeersopstoppingen. Ik volgde Crystals
instructies, reed 42nd Street in en langzaam door de straten van de
stad tot we plotseling op Times Square kwamen. De lichten en
neonborden waren zo overweldigend, dat ik bij het trottoir moest
stoppen. We staarden allemaal naar de grote verlichte borden, het
aantal mensen dat ondanks het late uur op straat liep, en het
verkeer.
'Alles is zo
gigantisch,' zei Butterfly. Ze stak haar hoofd uit het raam en keek
omhoog naar het torenhoge gebouw. 'Het is prachtig!' riep ze
uit.
'Op een goeie
dag, Butterfly, staat jouw naam daar in neonlicht.' zei ik. 'En
Raven zingt hier op een toneel.'
'En jij?'
vroeg Crystal.
'Ik zal een
van die theaters bezitten,' zei ik. Iedereen lachte, maar veerde
plotseling op toen we luid hoorden kloppen op de zijkant van de
auto.
Een lange
politieman kwam naar ons toe.
'Wat doen
jullie hier?' vroeg hij. Hij bukte zich, keek ons een voor een
aan, ging weer rechtop staan en keek met samengeknepen ogen naar
mij.
O, nee, dacht
ik. Als hij naar mijn rijbewijs en registratie vraagt, is
alles voorbij. Het enige wat we bereikt zouden hebben was een ritje
naar New York City.
'We wilden
alleen even de stad bij nacht zien, agent' kwam Crystal
tussenbeide. 'We zijn net aangekomen voor een bezoek aan mijn
tante.'
'Nou, jullie
kunnen hier niet parkeren. Zie je? Daar staat "Parkeer- en
stopverbod". Hij wees naar een bord vlak voor de
stationcar.
'Het spijt
me,' zei ik.
Hij nam ons
allemaal nog eens onderzoekend op.
'Jullie horen
trouwens in je bed te liggen,' ging hij verder. 'Weet je tante dat
jullie hiér zijn?'
'We zijn net
in de stad aangekomen. We zijn op weg naar haar appartement,'
antwoordde Crystal.
'Rij dan
door,' zei hij.
'Dank u,' zei
Crystal. 'Gauw, ga dan,' mompelde ze achter mijn oor.
Ik schakelde
en reed weg, alweer iets te snel. Iedereen hield de adem in.
Crystal keek achterom.
'Het is in
orde. Hij komt niet achter ons aan.'
'Goed gedaan,
Crystal,' zei ik. 'Dat was een snelle reactie.' Waren we geboren
leugenaars? vroeg ik me af. Of had het leven ons zo
gemaakt?
'Blijf nou
maar goed opletten. Hier draaien,' beval ze. "We moeten de Lincoln
tunnel zien te vinden.' Ze keek op de kaart. 'Hier linksaf en dan
rechtdoor.'
Ondanks het
late uur en onze vermoeidheid, bleven we nu klaarwakker. Ik volgde
nauwkeurig Crystals aanwijzingen.
In de tunnel
was Butterfly bang dat we er nooit meer uit zouden komen. Er leek
ook geen eind aan te komen, maar plotseling reden we eruit en,
scherp uitkijkend naar borden en richtingwijzers, vonden we de weg
naar de westelijke route.
Ik keek weer
op de klok. Na een paar uur zou Gordon Tooey wakker worden, zich
aankleden, zijn koffie drinken, over iets mopperen, Lakewood House
uit lopen en zien dat zijn auto weg was.
En dan zou het
beginnen.
We reden het
ochtendgloren tegemoet, zagen en voelden de zon opkomen. Toen
het helemaal licht was, zagen we een heldere, blauwe lucht boven
ons, met hier en daar een wolkje aan de horizon.
'Zullen we
even stoppen om koffie te drinken?' opperde Raven. 'Ik heb behoefte
aan wat cafeïne en ik moet naar de wc.'
'Ik ook,' viel
Butterfly haar bij.
Ik was blij
dat ze het vroegen. Ik had niet de eerste willen zijn die het
voorstelde, maar ik voelde me als een ballon vol water. Ik zag een
bord dat een wegrestaurant aankondigde na vijftien
kilometer.
'Daar zullen
we stoppen,' zei ik.
Iets meer dan
tien minuten later reden we het parkeerterrein op en stapten uit,
terwijl we ons opgelucht uitrekten. Ik had pijn in mijn onderrug,
waarschijnlijk door de spanning, en mijn benen voelden of ze
bekneld hadden gezeten in Gordons en Louises beruchte
pekelvat.
'Heerlijk om
je te kunnen bewegen,' zei Raven.
'Als je nu al
klaagt, kun je je voorstellen hoe je je zult voelen als we in het
Middenwesten zijn,' zei ik. Ik moest zorgen dat ze allemaal sterk
en doelbewust bleven, wat betekende dat ik de sterkste zou moeten
zijn.
'Wie klaagt
er? Klaagde ik, Crystal?'
'Laten we er
hier geen ruzie over maken,' zei ze. 'Kom mee.'
Ze pakte
Butterfly's hand en liep met haar naar het restaurant.
Er stonden
drie motorfietsen voor het restaurant geparkeerd, en het raam kon
ik drie jongemannen in leren jacks zien die naar ons
staarden.
'O, o, daar
gaan we weer,' waarschuwde ik.
'Wat is er?'
Raven stond met haar tas te frutselen en had de motorrijders niet
gezien.
'Brooke heeft
net ontdekt dat je binnen een fanclub schijnt te hebben,' zei
Crystal nuchter.
'Bah! Ze
lijken op de jongens met wie mijn moeder vroeger uitging.
Problemen. Met een hoofdletter P.' Raven rilde even terwijl ze haar
armen om zich heensloeg.
'Wees maar
niet bang, Raven, we zullen er wel voor zorgen dat ze je niet
lastigvallen. Butterfly was er altijd op uit Raven te beschermen.
Ze wist wat het was om ongewenste aandacht te krijgen.
'Kom mee, we
gaan gewoon naar binnen en gaan zitten. Ze laten ons wel met rust
als we ze negeren,' zei ik, en deed de deur van het restaurant
open.
Toen we
besteld hadden, ging ik naar het toilet, en toen ik terugkwam naar
ons tafeltje, zag ik dat een van de motorrijders op mijn plaats was
gaan zitten. Crystal, Raven en Butterfly keken me dankbaar aan,
alsof ik ze een marteling bespaarde. Toen ik de motorrijder hoorde
praten, wist ik dat dat waar was.
'Nou, als
jullie wat nodig hebben, roep je Paulio maar. Ik zit daar,' zei
hij, en wees naar de tafel waar zijn onappetijtelijke vrienden
zaten.
Gelukkig kwam
de serveerster met onze bestelling, en we verheugden ons erop onze
knorrende magen te kunnen vullen. Toen we de laatste hap binnen
hadden, vroeg Crystal of we binnenkort benzine nodig
hadden.
'Ik zal hier
tanken voor we weggaan,' zei ik. 'Die auto vreet benzine. Goddank
hebben we Gordons creditcard.'
'Moet je niet
met zijn naam tekenen?' vroeg Butterfly angstig.
'We nemen de
pompen waar je alleen je kaart in hoeft te steken,' zei ik. 'Toen
we aankwamen, zag ik dat ze die hier hebben.'
Crystal haalde
de kaart te voorschijn en we begonnen de route te bespreken,
taxeerden waar we na nog een dag rijden ongeveer zouden zijn, en
hoe ver we morgen zouden kunnen komen.
Plotseling
schrokken we op. Een patrouillewagen van de politie was vlak voor
ons raam gestopt. De agenten stapten uit en staarden naar
Gordons stationcar.
'Er kan nog
geen beschrijving van zijn uitgezonden, het is nog te kort
geleden,' zei ik, en keek vragend naar Crystal. 'Tenzij Megan
meteen naar hem is toegegaan toen we weg waren en hij de politie
heeft gebeld,' antwoordde ze.
Butterfly leek
op het punt in tranen uit te barsten.
'Ze zullen ons
in de gevangenis stoppen,' fluisterde ze.
'Kalm jullie.
Gedraag je niet verdacht,' zei Crystal. De serveerster bracht ons
koffie en sap toen de agenten binnenkwamen.
'Wat doen ze?'
vroeg ik aan Crystal. Ze keek op.
'Ze gaan naar
de toonbank. Ze kijken zelfs niet naar ons.'
Ik liet mijn
adem ontsnappen en ontspande me.
'Weet je,' zei
ik somber, 'die reactie krijgen we natuurlijk elke keer als we
iemand van de politie zien.'
'Daarom willen
we zo gauw mogelijk van de hoofdwegen af,' zei Crystal. Ze
bestudeerde haar kaart weer. De serveerster bracht onze toast en
muffins en we begonnen te eten.
'Waar gaan
jullie naartoe?' Ik draaide me om en zag een van de motorrijders
naast ons tafeltje staan.
'Familiebezoek, zoals ik al zei,' antwoordde
Crystal.
'Vroeg op weg
voor je zomervakantie, hè?'
'Zoiets,' zei
ik snel en keek hem aan met een blik die zei: 'Lazer op.' Maar hij
negeerde me en keek weer naar Raven.
'Waar woont
die familie?' hield hij vol. Zijn vuile, donkerbruine haar was van
achteren bijeengebonden, maar pieken hingen als pianosnaren om zijn
hoofd. Hij had een smalle neus en diepliggende donkere ogen. Als
hij zich onlangs had geschoren, had hij het er slecht afgebracht.
Op zijn kin en wangen zaten nog stoppels. Zijn bakkebaarden leken
bedekt met motorolie.
Raven keek
hulpzoekend naar Crystal.
'We gaan naar
een klein stadje bij Philadelphia,' zei ze, en wees het aan op haar
kaart.
'O, jullie
hebben een wegenkaart, hè?' Hij boog zich voorover. Toen keek hij
achterom naar zijn twee vrienden, die bezig waren de rekening
te betalen. 'Ik kom zo,' riep hij. 'Ik ken dat stadje,' zei hij
tegen Crystal. 'Je moet de eerstvolgende afslag links nemen,' ging
hij verder, door het raam naar de snelweg wijzend, 'en die weg
vijftien kilometer volgen naar de I-78. Dat is een kortere weg.'
Hij ging met zijn lange, benige vinger over Crystals kaart. 'Het
scheelt je ongeveer vijfenzeventig kilometer.'
'Heus?'
Crystal bestudeerde aandachtig de kaart.
'Ja, heus. We
komen hiervandaan en kennen de binnenwegen Nou, goeie reis dan,'
zei hij met een glimlach en ging terug naar zijn
vrienden.
'Goddank dat
hij weg is,' zei Raven met een zucht; het was duidelijk dat ze haar
adem had ingehouden.
'Misschien was
hij niet zo slecht als we dachten. En als hij gelijk heeft, zou het
ons kilometers schelen en zouden we het vrachtverkeer kunnen
vermijden. Het lijkt zinvol.'
We staarden
uit het raam toen ze alle drie op hun motorfiets stapten en naar
ons achteromkeken. De knul met de paardenstaart zwaaide, en toen
reden ze met knetterende motoren de parkeerplaats af. We dronken
onze koffie, aten onze laatste toast en muffins, betaalden de
rekening en gingen zo rustig mogelijk weg. Een van de politiemannen
aan de toonbank keek even naar ons, maar richtte zijn aandacht
onmiddellijk weer op zijn eieren.
'Mijn maag
draaide om toen die agent naar ons keek,' zei Raven toen we met z'n
allen in de stationwagen zaten. 'Brooke heeft gelijk. We zweten
iedere keer als we een politiewagen of een agent
zien.'
Crystal
pauzeerde even en keek weer naar haar kaart. 'Laten we de kortere
route waar hij het over had proberen. Die ziet er rustig uit en
misschien zien we voorlopig even geen politieauto's.'
'Goed idee,'
zei ik. We reden naar de benzinepomp, vulden de tank, betaalden met
Gordons creditcard en reden weg zonder achterom te
kijken.
'Daar is het,'
zei Crystal, wijzend naar een weg links van ons. Hij zag er slecht
onderhouden uit. 'Deze? Weet je het zeker?'
'Dat is wat
hij zei,' antwoordde ze. 'Eerste weg links na
het restaurant.'
'Oké,' zei ik
en reed de weg op. Het wegdek was oneffen en gebarsten en na niet
meer dan twee of drie kilometer vol gaten. Ik moest een stuk
langzamer gaan rijden. 'Dit kan nooit goed zijn,' zei ik. 'Geen
wonder dat het hier zo stil is, hij wordt niet
gebruikt.'
'Ik weet zeker
dat dit de weg is die hij aanwees,' zei Crystal. 'Hij heeft het
gezegd,' herhaalde ze, en toen, alsof ze haar hadden gehoord,
verschenen de drie motorrijders. Twee van hen reden kriskras voor
ons uit, de andere, die met de paardenstaart, kwam naast ons
rijden. Ik moest stoppen. De twee motorrijders vóór ons stopten
ook, parkeerden hun motorfietsen bij de voorbumper en stapten
af.
'Wat is er?'
vroeg ik met trillende stem. 'Ik zie dat jullie mijn raad hebben
opgevolgd,' zei Paulio. 'Jullie schijnen haast te
hebben.'
'Nou en?' Ik
hoopte dat hij het beven van mijn stem niet zou horen.
'Jullie rijden
op een tolweg,' zei hij grijnzend. 'Wat?' Ik begon te glimlachen,
maar een van de andere twee opende het portier aan Ravens kant en
boog zich naar binnen.
'Hallo,' zei
hij. Hij was klein en gedrongen, en had lichtbruin haar en blauwe
ogen, een smalle mond en een ronde kaak, pokdalige wangen en een
bolle neus. 'Mooi haar,' zei hij. Hij stak zijn hand uit en raakte
Ravens gitzwarte lokken aan. Ze week verschrikt
achteruit.
'Ik geef je
alleen maar een complimentje. Doe niet zo ver- waand,
Maria.'
'Ik heet geen
Maria,' mompelde Raven. Ze wilde niet meer met hem praten dan
strikt nodig was.
Paulio stak
zijn hand in zijn zak en haalde er een stiletto uit.
'We zouden er
wat van af kunnen snijden en aan onze motors binden, hè,
Duke?'
'Goed idee,'
zei degene die praktisch op Ravens schoot zat. Zijn adem rook zo
sterk naar whisky, dat de stank de auto vulde en me misselijk
maakte.
In de
achteruitkijkspiegel zag ik de angst op Butterfly's gezicht en de
woede op dat van Crystal. We bevonden ons in een uithoek. geen
huizen, geen andere mensen en geen verkeer. Ze hadden ons
beetgenomen, in de hoop dat we hun raad zouden
opvolgen.
'Hoeveel geld
heb je?' vroeg Duke aan mij.
'We hebben
hopen geld. Daarom rijden we in zo'n mooie auto,' zei ik uitdagend.
Instinctief wist ik dat als ik iets van angst liet blijken, we er
nog veel slechter aan toe zouden zijn.
'O, een
wijsneus, hè?' zei hij. 'Misschien snijden we jouw haar ook wel af.
Niet dat je er veel van hebt.'
'Wat zou je
zeggen van haar oor? Dat zou je aan je riem kunnen dragen,
Tony.'
De derde man
zette zijn voet op de bumper en lachte.
'De tol is
vijftig dollar,' zei Duke, 'maar over vijf minuten wordt hij
verhoogd tot vijfenzeventig.'
'Twee minuten,
Duke,' zei Paulio. Duke lachte.
'Hij heeft
gelijk. Twee minuten. Nou?'
'Ik denk dat
we een andere route zullen nemen,' zei ik.
'Te laat. Je
bent nu al op deze weg,' hield Duke vol. Hij greep weer naar Ravens
haar en ze duwde zijn hand weg.
'We zullen het
aan de politie vertellen als jullie ons niet met rust laten,'
dreigde Crystal.
'Weet je,' zei
Duke, zijn mond vertrekkend tot de rechterhoek omkrulde, 'ik geloof
helemaal niet dat je dat zult doen. Heb IK gelijk,
vieroog?'
'Nee, jullie
vergissen je in alle opzichten,' zei ik, en drukte het gaspedaal
in.
De wagen
schoot naar voren, het open portier zwaaide tegen Duke aan,
zodat hij opzij viel. De man vóór ons haalde net bijtijds zijn voet
van de bumper, maar verloor zijn evenwicht en viel. De auto ramde
de motorfietsen die vóór ons geparkeerd stonden, één vloog naar
links, de andere naar rechts. Ik voelde de banden eroverheen
gaan.
De
motorrijders scholden ons uit. Raven deed het portier dicht en ik
reed achteruit. Paulio draaide zijn motorfiets naar ons toe, maar
ik schakelde en reed recht op hem af, en hij moest haastig maken
dat hij weg kwam. Hij vloog praktisch van de weg af, de sloot in,
en maakte een salto door de lucht. Ik wachtte niet om te zien wat
er gebeurde. We botsten zo hevig over de hobbels en gaten, dat onze
hoofden bijna tegen het dak stootten. Zodra ik de snelweg zag, ging
ik harder rijden. Enkele minuten later lag de zijweg achter
ons.
'Rij niet te
hard, Brooke,' waarschuwde Crystal. Haastig nam ik gas
terug.
Butterfly
huilde. Raven keek verbijsterd. Ik hield mijn blik op de weg
gericht, verbluft dat we ontkomen waren. Crystal keek door de
achterruit.
'Niets te
bekennen. Ik denk dat hun motorfietsen total loss zijn,' zei ze
glimlachend.
'Rij
alsjeblieft door,' zei Raven hijgend. 'Niet al te
langzaam.'
Ik reed snel
verder. Niemand zei iets, alleen het geluid van Butterfly's gesnik
en onze zware ademhaling waren te horen.
'Butterfly,
het is oké, alles is in orde,' zei Crystal. Ze sloeg haar arm om
Butterfly en begon haar te troosten.
'Let liever op
de kaart en de weg, Crystal. We kunnen ons geen fouten
veroorloven,' zei ik.
'Deze afslag,'
zei ze. 'Het is ongeveer achtendertig kilometer naar I-287. Kijk
daar naar uit.'
Ik nam de
juiste afslag, en we reden verder naar het zuidwesten. Crystal
leidde ons naar een andere snelweg, richting Pennsylvania. Van
de motorrijders was taal noch teken te zien. Ik voelde me
zelfverzekerd genoeg om er ontspannen bij te zitten, maar
Crystal maakte zich ongerust over Butterfly. Ik zag het aan haar
gezicht toen ik in de achteruitkijkspiegel keek. Instinctief reed
ik bij de volgende rustplaats van de weg af, en we haalden allemaal
diep adem. Butterfly zag eruit of ze elk moment een catatonische
aanval kon krijgen.
'We hebben het
nodig,' zei Crystal. Ik keek naar Raven en ze knikte. We gingen
achterin naast hen zitten en we bogen onze hoofden naar elkaar
toe.
'We zijn
gezusters. We zullen altijd gezusters zijn...' We zongen zachtjes
en hielden elkaar vast en na een paar ogenblikken leek de spanning
uit ons lichaam weg te zweven.
Toen gingen we
weer rustig zitten.
'Zag je Dukes
gezicht toen Brooke haar voet op het gaspedaal zette?' zei Raven
lachend.
'Dat portier
kwam hard aan,' merkte Crystal op.
'Ik ben
benieuwd of hij wat van zijn eigen haar is
kwijtgeraakt.'
'Ik hoorde die
motorfietsen kraken toen de wielen er overheen gingen,' zei
ik.
'Zij kunnen
ook moeilijk bij de politie gaan klagen, hè?' zei
Raven.
'Je
paardenstaartknul kreeg vleugels,' merkte ik op.
We lachten
weer en werden toen even stil.
'Ik vind dat
we een goed team vormen,' zei ik. 'We zijn de Vier
Superweeskinderen, hè, Butterfly?'
Ze knikte
lachend.
'Laten we
verdergaan,' zei ik, en ging weer achter het stuur zitten. 'Zing
eens wat, Raven.'
Ze dacht even
na en begon toen. Even later zongen we in koor met haar mee. Het
gaat best, dacht ik. Alles komt in orde.
We reden bijna
drie uur voor we stopten om te lunchen en naar de wc te gaan, deze
keer in een druk restaurant. Het was iets duurder dan ik had
gedacht, en ik besefte dat Crystal gelijk had toen ze zei dat we
gauw door ons geld heen zouden zijn. Ook al gebruikten we Gordons
creditcard voor de benzine, toch zou het reizen heel duur
worden, vooral met ons budget. Ik zocht naar een manier om te
bezuinigen en stelde voor 's avonds fast food chicken voor, en dat
aten we ook.
We hadden de
hele nacht en het grootste deel van de dag gereden. en voelden ons
volledig uitgeput. Het duurde nog wel even voor het avond werd,
maar ik dacht niet dat ik nog veel langer zou kunnen
rijden.
'Ik denk dat
we vanavond vroeg zullen moeten gaan slapen,' zei
ik.
'Goed idee,'
zei Crystal. 'Zoek maar iets wat op een doodlopende weg
lijkt.'
We moesten nog
bijna dertig kilometer rijden voor we iets vonden dat er
veelbelovend uitzag. We waren er bijna voorbij gereden omdat de
ingang verborgen was door dikke ahornbomen; de takken vormden een
natuurlijke boog met welige groene bladeren. De weg was vroeger
geasfalteerd geweest, maar bestond nu voor het merendeel uit
grind.
'Perfect,' zei
Crystal.
'Zijn er geen
beren?' vroeg Butterfly ongerust.
'Beren zijn
normaal niet gevaarlijk, tenzij ze bedreigd worden of de jongen in
gevaar verkeren,' antwoordde Crystal.
'Normaal?'
Raven trok haar wenkbrauwen op.
'Waarschijnlijk jagen we de meeste dieren weg,' kwam
Crystal tot de slotsom.
Ik reed heel
langzaam de weg op tot we een plaats vonden naast de weg die er
veilig uitzag.'
'Wat nu?'
vroeg Raven.
Nu kunnen we
de auto schoonmaken en het ons zo gemakkelijk mogelijk maken,' zei
Crystal. 'Ik denk dat we allemaal moe genoeg zijn om op het dak te
kunnen slapen.' Ze had gelijk. Het duurde even voor ik de bank
omlaag had. De scharnieren waren geroest en klemden. Onder de
stoelen vonden niet alleen wikkels van zuurtjes, lege bakjes van
hamburgers en lege flessen bier en wijn, maar ook een bak met wat
vroeger Chinees eten was geweest, maar nu een vieze, verharde en
beschimmelde massa was.
'Laten we met
de ramen wijdopen slapen,' zei Raven.
'Dan komen de
insecten binnen, zei ik. Crystal knikte.
We puzzelden
uit hoe zij, Raven en Butterfly zich redelijk comfortabel achterin
konden uitstrekken en ik ging voorin liggen. Ik geloof niet dat er
meer dan tien minuten verstreken voor we allemaal
sliepen.
De zon was net
ondergegaan achter de berken-, ahorn- en bitternootbomen die ons
omringden. De duisternis voelde als een warme deken. Het was heel
stil. De vogels waren ook gaan slapen.
'Wat zou
Gordon nu doen?' vroeg Raven.
'Aan ons
denken natuurlijk,' antwoordde ik.
Raven
lachte.
'Ik wil niet
aan hem denken,' zei Butterfly.
We kermden in
koor.
'Welterusten,'
zei ik, en de anderen zeiden dat ook.
Ik werd pas
wakker toen het licht werd in de auto. Het licht op mijn oogleden
scheen en mijn dromen verjoeg. Ik knipperde met mijn ogen en
besefte dat het geen zonlicht was.
'O, nee, hè?'
dacht ik en ging rechtop zitten. Vlak achter ons stond een
auto.
Voor ik de
meisjes kon waarschuwen, werd er op mijn raam geklopt, en ik zag
het gezicht van een bejaarde man. Hij tuurde naar binnen met zijn
hand boven zijn ogen. Mijn hart maakte rare sprongen. Het raam aan
mijn kant was dicht en ik draaide het langzaam omlaag. De anderen
kwamen in beweging.
'Wel heb ik
van m'n leven,' zei de man, 'een kudde lammeren die de weg kwijt
is. Waarom slapen jullie verdikkeme in een auto als er plaats
genoeg is in huis? Kom,' zei hij, voor zich uit wijzend. 'Volg die
weg. Toe dan. Nana zal blij zijn jullie te zien. Ga
maar.'
Ik keek
achterom naar Crystal.