Proloog

Ik sperde abrupt mijn ogen open bij het horen van het gesmoorde kermende geluid dat door de muren heendrong. De kamers hier krompen tot kasten als je onze bureaus en stoelen erin perste, samen met een ladekast en twee bedden met een nachtkastje ertussen. Om zoveel mogelijk ruimte te creëren stonden de bedden pal tegen de muren. Mijn oor was bijna een deel van het behang als ik sliep.
Twee van de nieuwe kinderen die we de Ongeborenen noemden, bevonden zich in de aangrenzende kamer. Ze klonken als puppy's. We hadden ze de bijnaam gegeven van Ongeborenen, omdat komen leven in een pleeghuis was alsof je opnieuw geboren werd, alleen leefde je in het ongewisse. Ze waren gisteren hier afgeleverd en hadden hun eerste nacht doorgebracht in Lakewood House, het pleeghuis dat Crystal, Butterfly, mijn kamergenootje Raven en ik Horrorhotel hadden gedoopt.
Informatie over nieuwe pupillen van de staat, zoals we bekend stonden, verspreidde zich hier sneller dan jam op een vers broodje. Als er iets te horen viel over een van de Ongeborenen, was iedereen plotseling een oplettende leerlinge, en als je iets hoorde, voelde je je bijna verplicht om het door te vertellen.
Volgens Potsy Philips, een van de wezen die er een gewoonte van maakten om te vitten op elk nieuw kind dat bij ons in huis kwam, hadden deze Ongeborenen geen vader. Ze waren dagenlang alleen met hun dode moeder voordat iemand het opmerkte.
Alsof dat zoiets bijzonders was, dacht ik. Wij zijn hier al jaren en niemand heeft het ooit echt opgemerkt - of er zich iets van aangetrokken. Maar eigenlijk is dat niet helemaal waar. Wij geven om elkaar. Niet alle kinderen kunnen goed met de anderen opschieten, maar ik bof dat ik hier echte vriendinnen heb gevonden: Raven, Crystal en Janet, die we Butterfly noemen, omdat ze zo fragiel is als een vlinder. We zijn allemaal binnen een paar weken na elkaar hier gekomen en hebben al heel gauw een hechte vriendschap gesloten. Als we behoefte hebben om te huilen, of ons zo wanhopig voelen dat we ons niet kunnean voorstellen dat het ooit weer goed zal komen, of als we opgewekt nieuws hebben, weten we dat we op elkaar kunnen rekenen. En dat is belangrijker dan al het andere.
Ik lag me in bed af te vragen of de nieuwe wezen ook dat geluk zouden hebben, toen het tot me doordrong dat het tijd was om op te staan. Louise Tooey, onze pleegmoeder, wier afstotelijke glimlach me deed denken aan de Joker in Batman, zou over tien minuten op de deuren komen kloppen, en als we niet bijtijds op waren en aangekleed, zou haar man, Gordon, even later volgen, zijn laarzen dreunend als mokers op de trap en de houten vloer. Als we nog in bed lagen, was hij in staat de dekens van ons af te rukken en naar ons te turen als een reusachtige buizerd, met wijdopengesperde ogen, zijn dikke lippen gekruld en zijn tanden ontbloot.
'Wat denk je dat dit is, een hotel? Wacht je soms tot je ontbijt op bed krijgt? Ik moet mijn werk onderbreken om boven te komen? Dat zijn tien strafpunten!' bulderde hij dan, zijn gebruinde gezicht donkerrood, de spieren en aderen in zijn hals gezwollen als dik elastiek dat op het punt staat te knappen.
Dan werd je naam genoteerd op het Grote Bord, een kurken prikbord in de eetkamer. Als je twintig strafpunten had, kreeg je kamerarrest, voor elke vijf punten boven de twintig een dag voor elke vijf punten.
Je hoefde maar om je heen te kijken in de kamers en je zou weten waarom het een straf was om daar te moeten blijven. We mochten niets aan de muren hangen - geen posters, geen platen.
Dat was zogenaamd om het behang te beschermen, dat eruitzag of het elk moment van de muur kon vallen en uit zichzelf in de vuilnisbak zou rollen. Radio's of cd's waren niet toegestaan, omdat de muren te dun waren en je de muziek onmogelijk zo zacht kon spelen dat je niemand stoorde, met name Gordon en Louise niet. Als je het geluk had hier te zijn gebracht met een tapedeck of radio, moest die worden opgeborgen in de bijkeuken en mocht je hem alleen gebruiken in de recreatietijd. Je moest notabene aftekenen voor je eigen spullen!
Alle kamers hadden twee ramen. Degenen die hier het langst woonden, zoals wij vieren, hadden de kamers met uitzicht op het meer. We hadden geen echte gordijnen, alleen maar verschoten rolgordijnen, en aan de meeste mankeerde iets, zodat je een potlood tussen het rolmechanisme moest stoppen om ze op hun plaats te houden. Volgens zeggen waren ze vroeger botergeel geweest, en had het behang de kleur van verse melk, met kringen zo helder als pas ontloken viooltjes. Nu hadden de muren de grauwe kleur van twee weken oude, hardgekookte eieren, en de kringen leken meer op dode viooltjes, verwelkt en verdroogd en weggestopt in iemands boek met herinneringen.
Om ons te leren waarderen dat we het geluk hadden hier te mogen wonen, beschreef Louise Lakewood House graag zoals het vroeger geweest was: een vakantiehotel dat eigendom was van haar ouders en grootouders. Als ze ons in de recreatiezaal kwam controleren, bleef ze vaak staan, keek om zich heen en zuchtte met tranen in de ogen, terwijl ze de versleten eikenhouten vloeren, de haveloze muren en het afbladderende plafond in zich opnam.
'Indertijd, kinderen, was dit het aantrekkelijkste hotel in de staat New York, verscholen tussen twee bergen met een meer dat werd gevoed door bronwater, en vroeger kristalhelder was.'
Sommige jongere kinderen glimlachten wel eens. Het klonk dan ook erg lieflijk. Maar nu was het meer brak, vol onkruid en olieachtig op de bodem, en het was voor ons allemaal verboden terrein. Vissen was verboden. De oude steiger was vermolmd en gammel, en ernaast lagen twee kapotte roeiboten, bijna volledig onder water. Als Gordon je binnen drie meter van dat meer betrapte, kreeg je onmiddellijk vijfentwintig strafpunten en een dag kamerarrest. Niemand wist wat de straf zou zijn voor een volgende overtreding. Dat liet Gordon aan onze verbeelding over. Misschien zou hij je in het vat stoppen.
Er deed een verhaal de ronde dat Louise en Gordon achterin het huis oude pekelvaten bewaarden, en ze je, als je je erg slecht gedroeg, in een vat stopten en het deksel vastmaakten, met slechts kleine luchtgaten om te kunnen ademen. Je bleef daar dagenlang verkrampt zitten en moest plassen en poepen in je onderbroek. Als je straf voorbij was, werd het vat op de zijkant gewenteld en werd je meer dan honderd meter ver gerold voor je er trillend en duizelig uit werd gehaald. De meeste jonge Ongeborenen deden het bijna in hun broek als ze het alleen maar hoorden. En als ze Gordon dan met slaphangende kaken door de gang zagen banjeren, en zijn roestbruine ogen zagen ronddwalen in de kamer, turend naar de kinderen en naar een bewijs van wangedrag, stonden ze te beven op hun benen en hielden hun adem in.
Gordon was meer dan genoeg om elk kind levenslange nachtmerries te bezorgen. Het feit dat hij en Louise gekwalificeerd waren als pleegouders, is, zoals Crystal zegt, bewijs genoeg dat pleegkinderen onderaan de sociale totempaal staan. Dat is Crystals manier van praten. Je zou denken dat ze nu al professor aan de universiteit was of zoiets.
Ik wreef de slaap uit mijn ogen, streek met mijn vingers door mijn haar en ging rechtop zitten. Raven was nog in diepe slaap; haar rechterbeen lag bovenop de deken, haar lange, donkere haar lag uitgespreid op het kussen.
Raven is verreweg de mooiste van ons vieren. Haar gezicht is zo mooi als van een model, en iedereen is jaloers op haar schouderlange, gitzwarte haar. Ze hoeft het alleen maar onder de douche te wassen, en het glanst alsof een goede fee het met haar toverstaf heeft aangeraakt.
'Hé, schone slaapster,' riep ik. Ze bewoog zich niet. 'Raven, tijd om wakker te worden,' zong ik. Niets, zelfs geen spier van haar lichaam vertrok.
Ik bukte me en plukte mijn sokken uit mijn tennisschoenen, rolde ze in een bal en gooide ze door de kamer, tegen de achterkant van Ravens mooie hoofd. Dat trok haar aandacht.
'Wa...' Ze draaide zich om, keek naar me, en grijnsde, terwijl ze terugzakte in haar kussen alsof het van schuim was gemaakt.
'Opstaan, miss San Juan, voordat je-weet-wel-wie eraan komt en je-weet-wei-wat doet,' zei ik, en stond op om de la van de kast open te trekken en er een nieuw slipje uit te halen. We moesten die ene kast samen delen, een afdankertje uit een uitdragerij, die al bestaan had toen de eerste toerist arriveerde uit New York City, in de tijd dat er nog treinen reden en Lakewood House was opgenomen in een tijdschrift voor vakantiehotels genaamd Summer Homes.
'Mijn grootouders zijn dit begonnen als een kleine boerderij, maar konden er niet van leven, en toen zijn ze begonnen kamers te verhuren aan pensiongasten,' vertelde Louise ons gisteren voor de honderdste keer. 'En dat ontwikkelden ze tot een bekend toeristenhotel. Mijn ouders hadden veel succes, maar de economie veranderde, en Gordon en ik dachten: waarom zouden we dit allemaal verspillen? Waarom zouden we niet een goede daad doen en pleegouders worden? Jullie zijn gelukskinderen dat jullie ervan kunnen profiteren.'
Gelukskinderen? Een goede daad? Louise en Gordon die om iemand anders geven dan zichzelf? Crystal, die slim genoeg is om eens president te worden, als vrouwen ooit president kunnen worden, vertelde ons dat Louise en Gordon voor elk kind geld krijgen en dat het bedrag groter wordt naarmate het kind ouder wordt, en dat dat geld belastingvrij is!
'Het is zaterdag. Waarom kunnen we op zaterdag niet uitslapen?' kreunde Raven.
'Stel het voor op de volgende directievergadering,' zei ik sarcastisch. 'Zet je achterste in beweging, Raven, voordat de ratten allebei de badkamers in beslag hebben genomen.'
Op onze verdieping moesten we de badkamer delen met zes andere wezen. Gordon las ons altijd de les over het te lange gebruik van warm water. We waren ervan overtuigd, dat hij de uitvinder was van de koude twee-minutendouche. Lakewood House had zijn eigen bron en hij dreigde ons met de afschrikwekkende mogelijkheid dat we geen water meer zouden krijgen en het met emmers uit het meer moesten halen.
'Ik haat dit,' mopperde Raven. Even staarde ik haar aan alsof ze iets volkomen onverwachts had gezegd.
Ja, ik haat het ook, dacht ik, maar we hebben geen van beiden ouders om ons heen die interesse voor ons tonen. En de kans was groot dat die er ook nooit zouden komen. Crystal, die een jeugdig computerwonder was, bracht de meeste tijd van iedereen door achter de geschonken computer. Ze kwam vaak met verrassende feiten, vooral over pleegkinderen. Op elke willekeurige dag, beweerde ze, waren er bijna vijftigduizend pleegkinderen die niet langer bij hun moeder of vader woonden en door de rechtbank voor adoptie waren vrijgegeven, maar meestal in door de staat beheerde en gesubsidieerde opvangtehuizen verbleven. Ik wenste ze allemaal veel geluk. Crystal vertelde ons dat de bevolking van pleegkinderen drieëndertig keer sneller groeide dan de Amerikaanse bevolking in het algemeen. Misschien nemen we de wereld over, schertste ik, maar niemand lachte.
Ik trok mijn slipje aan en pakte mijn spijkerbroek op hetzelfde moment dat Crystal met een rood aangelopen gezicht mijn kamer binnenstormde. Ze was nog in pyjama, wat voor Crystal heel ongewoon was. Ze was de stiptheid in persoon.
'Wat?'
'Ze doet het weer! Erger nog. Ze is net een... versteend stuk hout!'
Ik keek naar Raven, die uit bed sprong, haar ochtendjas omgooide en Crystal en mij volgde naar de kamer van Crystal en Butterfly. Daar lag Butterfly met haar benen opgetrokken tegen haar borst, haar handen tot vuisten gebald, haar ogen zo stijf dichtgeknepen dat het leek of de oogleden aan elkaar genaaid waren. Haar lippen waren op elkaar geperst, haar neusgaten trilden door haar diepe ademhaling. We keken elkaar aan. Butterfly raakte de laatste tijd steeds vaker in die catatonische trances. Er was niet bepaald een kerngeleerde voor nodig om de reden ervan uit te puzzelen. Ze was eenzaam, fragiel, bang om te worden afgewezen. Ze ging in trance alsof ze wegkroop in een cocon. Crystal, onze interne kinderpsychologe, zei dat Butterfly probeerde terug te keren in de schoot. Raven dacht dat ze gek was, maar ik begreep het. Ik zei nooit iets, maar soms wenste ik dat ik ook terug kon.
Ik schudde Butterfly's bovenarm heen en weer, en haar hele lichaam bewoog of het een bevroren blok was.
'Kom, Butterfly. We zijn allemaal bij je. Hou er nu mee op. Je weet wat er zal gebeuren. Straks komt Gordon of Louise en ziet je en roept de paramedici of zoiets, en dan eindig je in een of ander gekkenhuis.'
Ik schudde haar weer, maar er kwam geen reactie.
Crystal kwam naast me staan.
'We moeten samenkomen,' zei ze.
Ik keek achterom naar de deur.
'Doe hem dicht. Raven.'
Ze deed het, en we schaarden ons alledrie om het bed, Raven en ik aan één kant, Crystal aan de andere kant. We keken elkaar aan en toen, alsof we allemaal tegelijk onder water doken, haalden we diep adem en bogen ons voorover, zodat onze hoofden elkaar raakten. Op die manier met elkaar verbonden, begonnen we te psalmodiëren. Het was onze geheime ceremonie.
'We zijn gezusters. We zullen altijd gezusters zijn. Eén voor allen en allen voor één. Als één verdriet heeft, hebben we allemaal verdriet. We moeten allemaal gelukkig zijn voordat één van ons gelukkig kan zijn. We zijn gezusters. We zullen altijd gezusters zijn.'
Butterfly's oogleden trilden.
'Wij zijn gezusters,' ging Crystal verder, en we vielen haar weer bij. 'We zullen altijd gezusters zijn.'
Butterfly's ogen gingen open en haar mond bewoog, alsof ze met ons meezong. Toen zwegen we en deden een stap achteruit Butterfly keek van Raven en mij naar Crystal.
'Wat is er gebeurd?' vroeg ze.
'Het is nu weer in orde,' stelde ik haar gerust. 'Laten we ons gauw aankleden en naar beneden gaan om te ontbijten. Ik rammel van de honger.'
Het was Crystal die op het idee was gekomen van het samenkomen en psalmodiëren, en alles vanwege Butterfly. Het was feitelijk Butterfly geweest die ons vieren bij elkaar had gebracht. Niemand hier was kwetsbaarder dan zij. Crystal was haar eerste beschermster, omdat zij een kamer met haar deelde, en toen kwamen Raven en ik erbij, om de oudere meisjes te beletten van hen beiden misbruik te maken. Crystal met haar scherpe geest en tong zette iedereen die Janet belachelijk maakte omdat ze klein en verlegen was, met schampere opmerkingen op haar plaats. Ten slotte omringden wij drieën haar als drie beschermende zussen en kwamen daardoor onvermijdelijk op intiemere voet met elkaar.
In navolging van de Vier Heemskinderen noemde Crystal ons de Vier Weeskinderen. En we adopteerden het motto van de Vier Musketiers: 'Eén voor allen en allen voor één.' Nu, en misschien wel altijd, waren we de enige familie die we hadden.
Crystal zei dat het ritueel en het psalmodiëren ons gevoel van isolement en eenzaamheid zouden verdrijven. Ze klonk precies als een schooljuffrouw. 'De mens is een kuddedier,' zei ze belerend. 'Religieuze en meditatiegroepen geven de voorkeur aan groepsrecitaties. Het geeft een gevoel van veiligheid als je andere stemmen dezelfde dingen hoort zeggen of dezelfde geluiden hoort maken. Aanrakingen zijn intiem en een verbintenis,' legde ze uit. Ik wist niet wat het allemaal betekende, maar ik wist dat
het zinvol was, omdat het praktisch altijd werkte.
Vanmorgen had het ook weer gewerkt, maar ik vreesde de dag waarop dat niet meer zou gebeuren.