8. Verloren onschuld

De mentor op mijn vorige school, meneer Martin, vertelde me een keer dat het moeilijker is om naar jezelf te kijken dan naar anderen. Een paar van mijn leraren hadden zich over me beklaagd en toen ik bij hem moest komen en hij me de lijst met klachten voorlas, had ik overal een excuus voor. Ik was zo goed in het uitvluchten zoeken dat hij ten slotte achteruit ging zitten, naar me keek en lachte.
'Je gelooft niet half wat je me vertelt, Raven,' zei hij, 'en je weet best dat als je hier straks weggaat, je dat doet in de wetenschap dat ik je ook niet geloof. In werkelijkheid ben je onverantwoordelijk en nalatig geweest, je hebt je talenten verspild en je bent in hoge mate slecht voor jezelf geweest. Wil je weten wat ik denk?' vroeg hij, terwijl hij zich vooroverboog en zijn bureau vastgreep.
Hij had roestbruin haar en ogen zo groen als smaragd. Zijn voorhoofd, zijn slapen en zijn jukbeenderen zaten vol sproetjes. Hij had altijd voor iedereen een vriendelijk woord. Ik heb hem nooit zijn geduld zien verliezen, maar hij had een manier een leerling die met zichzelf in de knoop zat, slecht over zichzelf te laten denken. Hij had een zachte, ernstige stem en gedroeg zich of hij je grote broer was die zich elke teleurstelling aantrok en hij stelde vragen die je dwongen eerlijk te zijn.
Mijn hart leek stil te staan toen ik wachtte tot hij zijn medeling zou doen. Ik moest mijn blik wel neerslaan. Zijn ogen waren te doordringend, zijn blik was te veeleisend.
'Nee,' zei ik ten slotte, 'maar ik neem aan dat u het me toch wel gaat vertellen.'
'Ja, dat klopt, Raven. Ik denk dat je een heel nijdige jon vrouw bent, nijdig over je leven en dat je denkt dat je er iemand pijn mee doet als je slecht presteert en je slecht gedraagt. Maar de enige die je er echt pijn mee doet, ben je zelf.'
Ik keek langs hem heen, uit het raam van het kantoor, omdat ik tranen voelde prikken. Weinig mensen zijn er ooit in geslaagd door de muur te komen die ik om mijn werkelijke gevoelens had opgetrokken, en als dat toch gebeurde, voelde ik me altijd een beetje naakt en zo hulpeloos als een kind.
'Je moeder reageert niet op mijn telefoontjes of brieven. Ze is nog nooit met je leraren komen praten.'
'Het kan me niet schelen of ze hier wel of niet komt,' snauwde ik.
'O, jawel,' zei hij zacht. Hij ging weer achteruit zitten. 'Soms, meestal eigenlijk, kunnen we niet veel doen aan de kaarten die we toebedeeld krijgen. We moeten het er maar mee doen en het spel spelen. Het heeft geen zin erover te zeuren, toch? Dat weet je best.'
'Ik weet niet waar u het over heeft, meneer Martin. Ik heb een paar proefwerken verpest, nou en. Mijn leraren hebben altijd de pik op me, omdat ik een gemakkelijk doelwit ben. Andere kinderen zitten te kletsen en geven briefjes door en vergeten hun boeken en spullen en komen niet in half zoveel problemen.'
Meneer Martin glimlachte. 'Toen ik op school in het basketbalteam zat en met dat soort smoesjes bij mijn trainer kwam, ging hij altijd lopen knieheffen, alsof hij door een moeras waadde,' zei meneer Martin. 'Weet je wat ik bedoel?'
Ik kreeg een brok in mijn keel en sloeg mijn ogen neer.
'Goed, Raven. Ik zal je niet langer ophouden. Denk maar eens na over wat we hebben besproken en weet dat ik er voor je ben als je wilt praten,' zei hij.
Ik stond snel op en sloeg min of meer op de vlucht voor zijn en en zijn indringende vragen. Toen ik uit zijn kantoor kwam, ging ik naar het toilet en bekeek mezelf in de spiegel. Mijn ogen waren rood van de ingehouden tranen. Meneer Martin had gelijk: het was moeilijker om naar mezelf te kijken, zeker nadat hij me een spiegel van werkelijkheid en waarheid had voorgehouden.
Nu ik daaraan terugdacht, besefte ik hoeveel moeilijker, zo niet onmogelijk, het voor Jennifer was om zichzelf een spiegel voor te houden. Iedereen bij mijn oom thuis leed aan dezelfde zelfopgelegde blindheid, vooral tante Clara, die zich niet alleen afwendde en haar ogen neergeslagen hield, maar ook net deed of ze niet wist dat er iets mis was.
Toen ik uit het kantoor van meneer Martin kwam, voelde ik me nog zieliger en een beetje schuldig. Veel van de leerlingen die zich slecht gedroegen of slecht presteerden, waren kwaad op meneer Martin als ze uit zijn kantoor kwamen, omdat hij ze die spiegel had voorgehouden. Ik had van Jennifer hetzelfde soort gedrag kunnen verwachten. Tenslotte had ik gedreigd haar aan oom Reuben te verraden.
De rest van het weekend verliep zoals gewoonlijk. Ik bemoeide me met niemand, deed mijn huishoudelijke klusjes en mijn huiswerk. Tante Clara vroeg steeds of ik in de woonkamer televisie wilde komen kijken, maar de paar keer dat ik dat had gedaan, had ik oom Reubens ogen voelen branden. Als ik naar hem keek, keek hij altijd meteen vol afkeer of boos. Hij gaf me het gevoel dat ik iedereen in de weg zat. Ik had het gevoel dat ik hem moest bedanken dat ik de lucht in zijn huis mocht inademen en ik wist dat hij me nooit iets bereidwillig of van harte zou geven, niet dat ik iets van hem wilde. Het deed meer pijn dat ik zo afhankelijk van hem was. Dit was waarlijk wat hij de last van familiebanden noemde, alleen torste hij de last van al die ellende niet; ik wel.
Als ik aan de pijnlijke situatie herinnerd moest worden, deed Jennifer dat maar al te graag. Ze had me het grootste deel van de rest van het weekend genegeerd, maar die maandag ze zich zoals gewoonlijk bij haar vriendinnen bij de bushalte en deed net of ik niet uit hetzelfde huis kwam als zij. Onze kortdurende vriendschap waardoor ze naar het feest had gekund was voorbij. Ironisch genoeg was ze voor haar vriendinnen een nog grotere heldin nu ze zo dronken was geweest dat ze er ziek van was geworden en ze bij Missy Taylor thuis met Brad had gerotzooid. Ze wilden allemaal dolgraag de harde feiten horen alsof overgeven een geweldige prestatie was.
Ik zat voorin met Clarence, maar het rauwe gelach van Jennifer en haar kliek achterin was moeilijk te negeren. Pas halverwege de ochtend begon ik te begrijpen waarom zoveel andere leerlingen tegen me glimlachten, hun gegiechel verborgen en hun hoofd schudden. Vlak voor de lunch riepen er een paar naar me toen ze Terri en mij in de hal voorbijliepen.
'Hoorde dat je een geweldig weekend hebt gehad, Raven.'
'Het verbaast me dat je nog kunt lopen.'
'Wie is de volgende op je lijstje?'
'Is het waar wat ze zeggen over meisjes met Zuid-Ameri- kaans bloed?'
Niemand wachtte op antwoord. Ze liepen gewoon door, met lachsalvo's die nog lang naklonken. Ze bekogelden me met vragen of het tomaten waren, bedoeld om te bekladden en te beschadigen.
'Waar hebben ze het over?' vroeg Terri.
'Ik heb geen idee,' zei ik. Naderhand, toen we in de kantine zaten, vertelde ik haar wat er op het feest van Missy Taylor was gebeurd.
'Dus je hebt die Mooie Meneer afgewezen,' zei Terri. 'Dat zal hij heus niet iedereen vertellen.'
'Wat bedoel je?' vroeg ik.
Ik zag dat Jimmy en Brad bij Jennifer en haar vriendinnen waren gaan zitten en dat ze al gauw allemaal zaten te praten en te lachen. Af en toe draaiden ze zich om om naar me te kijken.
Weer maakte iemand een opmerking en iedereen brulde van het lachen. Ze klonken als het ingeblikte gelach bij een televisieserie. Ik voelde hoe mijn hals en gezicht rood werden.
'Ik weet niet wat er aan de hand is,' zei ik, 'maar ik ga er een
eind aan maken.'
'Wat ga je doen?' vroeg Terri, toen ik opstond.
'Let maar op,' zei ik en begon de kantine door te lopen. Ik hoorde het gelach en gepraat verstommen en zag dat hoofden naar me werden omgedraaid. Aan Jimmy's tafel hielden ze allemaal op met praten en iedereen keek op.
'Ik hoor dat je praatjes over me verzint, Jimmy,' zei ik, terwijl ik boos op hem neerkeek.
Hij haalde zijn schouders op. 'Hé, in sommige gevallen hoef je niets te verzinnen,' zei hij.
Jennifer bromde wat en haar vriendinnen glimlachten.
'In jouw geval neem ik aan dat het voor vijfennegentig procent verzonnen is,' zei ik. 'Nadat ik maar een paar minuten met je alleen ben geweest, begrijp ik heel goed waarom je altijd op zoek bent naar een nieuw meisje.'
De glimlachjes verdwenen. Ik hoorde hoe iemand zijn adem inzoog. Jimmy draaide zich om; zijn gezicht was vuurrood. 'En wat wil je daarmee zeggen?'
'Je bent veel beter in basketbal dan in vrijen,' zei ik. 'Ik neem aan dat je al je talent op het veld verbruikt. Als je niet ophoudt met akelige praatjes over me te verzinnen, vertel ik iedereen waarom ik zo snel uit die slaapkamer kwam.'
Even kon Jimmy niet reageren. Iedereen aan het tafeltje wendde zich van mij naar hem, met grote ogen toen het tot ze doordrong. Ik wist dat er geen betere manier was om een knul als Jimmy bang te maken dan kritiek te leveren op zijn mannelijkheid en zijn opgepepte reputatie.
'Hè?' was het enige wat hij kon uitbrengen.
Ik begon me net af te wenden toen Jennifer sprak. 'Probeer het maar niet langer te verdoezelen, Raven. Jij bent degene die het altijd verknoeit!' riep ze uit. Daarom woon je als een dienstmeid bij mij thuis.' Haar vriendinnen lachten.
Ik bleef even stokstijf staan en voelde mijn rug koud en hard worden. Toen draaide ik me langzaam om en liep terug naar het tafeltje.
'Ik? Verknoeien? Toe, papa,' jammerde ik. 'Ik wilde helemaal niet overgeven. Raven heeft me ertoe gedwongen.'
'Hou je kop!' gilde ze.
'Ik ben een braaf meisje. Papa's brave meisje,' bauwde ik haar na.
Iedereen hield zijn adem in. Jennifer werd zo rood dat ik dacht dat ze spontaan zou ontbranden. In plaats daarvan stak ze haar hand uit, greep een halflege kom tomatensoep en smeet hem naar me toe. De hete soep spetterde over mijn kleren en gezicht en de kom viel op de grond, waar hij aan diggelen ging.
Meneer Wizenberg, die toezicht hield in de kantine, kwam op een holletje aanlopen. 'Wat gebeurt hier?' wilde hij weten. 'Wie heeft dit gedaan?'
Iedereen aan het tafeltje keek naar hem. Hij wendde zich tot mij. 'Wie heeft dat naar je gegooid?'
'Niemand,' zei ik. 'Hij is vanzelf aan komen vliegen.' Ik wilde niet klikken, zelfs niet om Jennifer problemen te bezorgen.
Gefrustreerd stuurde meneer Wizenberg het hele tafeltje en mij naar het kantoor van meneer Moore. Omdat meneer Moore niemand aan de praat kon krijgen, moesten we allemaal nablijven en kreeg iedereen een brief thuis. Natuurlijk gaven ze mij allemaal de schuld.
Voor onze brieven kwamen, liep Jennifer huilend naar oom Reuben en beweerde dat ik het allemaal was begonnen. Ditmaal kwam tante Clara tussenbeide voor hij zijn riem los kon gespen.
'Niet doen, Reuben,' zei ze. 'Het kan niet alleen aan haar hebben gelegen en je hebt haar al genoeg gestraft.'
Oom Reuben werd zo mogelijk nog woedender over de tussenkomst van tante Clara, maar hij zei geen woord. Hij wees naar me en bewoog zonder iets te zeggen zijn hand heen en weer. Voor mij was dat nog beangstigender. Hij zag er monsterachtig uit, in staat om een moord te plegen. Ik ging zo gauw ik kon naar mijn kamer en liet hem zijn woede op tante Clara botvieren.
'Zij is duidelijk degene die tucht nodig heeft, Clara. We kunnen haar hier niet houden als we niet proberen haar slechte gewoonten in te dammen. Kijk eens wat een problemen ze heeft veroorzaakt in de korte tijd dat ze hier is. Kom nooit meer tussenbeide, begrepen? Begrepen?' sprak hij dreigend.
'Ja, Reuben, ja. Ik praat wel met haar.'
'Praten helpt niet voor dat soort. Ze is te verwend, te ver heen. Ik ben haar enige hoop,' verklaarde hij.
Als hij mijn enige hoop was, was ik pas goed verloren.
Toen de brieven kwamen, prikte hij de mijne aan de binnenkant van mijn slaapkamerdeur.
'Waag het niet hem weg te halen, begrepen?' verklaarde hij. 'Ik wil dat je hem ziet, telkens wanneer je deze kamer verlaat.'
'Prik je hem ook op Jennifers deur?' vroeg ik.
'Maak je over Jennifer maar geen zorgen. Maak jij je maar zorgen over jezelf. Dat is genoeg,' snauwde hij.
Ik kon mijn gezicht niet in de plooi houden en ik zag hem zijn hoofd schuin houden toen hij naar me keek, en zijn ogen als kleine microscoopjes richten om mijn gedachten te lezen.
'Misschien dat je Clara voor de gek kon houden door zo lief te doen,' zei hij op harde, ruwe fluistertoon, 'maar ik ken je moeder. Ik heb je vader gekend. Ik weet waar je vandaan komt. Mij kun je niet voor de gek houden.'
'Als mijn moeder zo slecht was, waarom ben jij dat dan niet? Jij bent haar broer. Jullie stammen van dezelfde ouders. Jullie zijn toch samen opgegroeid? Jij bent niet perfect,' zei ik. 'Jij hebt ook slechte dingen gedaan.' Zodra ik dat zei, wist ik dat ik te ver was gegaan, maar ik had geen idee hoeveel te ver. 
Hij kwam verder de kamer in.
'Wat heeft ze je verteld?' vroeg hij. 'Heeft ze een of andere leugen over me verzonnen? Vertel op. Kom op met die onzin. Vooruit,' beval hij.
Ik schudde mijn hoofd. 'Er valt niets te vertellen,' zei ik met bonzend hart. Hij leek groter te worden, op te zwellen, langer en breder te worden.
'Ik heb haar nooit iets gedaan,' zei hij. 'Als ik je ooit iets hoor zeggen, zweer ik dat ik je tong eruit ruk.'
Ik staarde hem aan en sloeg toen snel mijn ogen neer. Hij bleef daar staan, als een enorme kat. Ik kon mijn botten haast voelen vermorzelen alsof hij toesloeg.
'Ze was weerzinwekkend, zoals ze naakt rondliep en zei wat ze maar wilde, om te proberen mij tot haar slechte gewoonten te verleiden. Nou, ik heb het haar laten voelen. Het was maar goed dat ze wegliep, alleen is ze niet ver genoeg weggelopen,' verklaarde hij.
Ik kon zijn hete adem bijna op mijn kruin voelen, maar ik bewoog me niet, ik verroerde geen vin. Ik probeerde niet te ademen, mijn ogen te sluiten en net te doen of ik ergens anders was. Na wat een eeuwigheid leek, draaide hij zich om en beende de kamer uit. Het was net of er met hem een kille luchtstroom was binnengekomen en ik achterbleef in een vacuüm van afschuwelijke, sinistere stilte. Ik was bang om te denken, om me zelfs maar voor te stellen wat voor dingen hij bedoelde.
Ik had opeens behoefte aan frisse lucht. Ik schoot een trui aan en ging naar buiten. Alle huizerf in onze straat en de volgende stonden een eind uit elkaar. Er stonden er aan elke weg maar zes of zeven. Op het moment was er niemand op straat en er stond kennelijk niemand voor zijn of haar huis. Ik sloeg mijn armen over elkaar en liep met gebogen hoofd, waarbij ik niet echt oplette waar ik heen liep. Ik was zo in gedachten verzonken dat ik helemaal niet in de gaten had dat ik was overgestoken.
'Hé,' hoorde ik en toen ik opkeek zag ik Clarence Dunsen. 'Wa ..'waar ga jij he... heen?'
Hij had een vuilniszak in zijn hand en hij had net het deksel van de container opgetild toen hij me zag.
Ik bleef staan en keek om me heen, verbaasd dat ik zover was gekomen.
'Ik ben gewoon een eindje aan het lopen,' zei ik.
Hij stopte de afval in de container en deed hem dicht. Toen bleef hij domweg naar me staan kijken.
'Woon je hier?' vroeg ik en knikte naar de bescheiden bungalow. Hij had een saaie gevel met donkergrijze luiken, een groot gazon met een paar heggetjes langs het pad en een rode esdoorn voor de deur. De garagedeur stond open, er stonden een stationcar en een pick-up in. Ik zag ook een fiets aan de muur hangen en aan een andere muur iets wat op gereedschap leek, moersleutels en combinatietangen.
'Ja,' zei hij. 'Ik woon in de ke... ke... kelder.'
'De kelder?' Ik glimlachte. 'Wat bedoel je?'
'Daar sla... slaap ik en zo,' antwoordde hij. 'Ik heb mijn eigen ingang.'
Ik schudde mijn hoofd, ik was er perplex van.
'Ko... kom maar, dan za... zal ik het je la... laten zien,' drong hij met een gebaar aan. Hij zette een paar stappen naar de zijkant van het huis en bleef staan. Ik dacht even na, keek de lege straat uit en volgde hem toen naar treden die naar een kelderdeur liepen. Hij wees. 'Daar,' zei hij.
'Woon jij daar beneden?'
'Ja-a. Wil je het zie... zien?'
Niemand had me hier ooit van verteld, zelfs Jennifer niet, maar eigenlijk had ook niemand belangstelling voor Clarence, behalve om hem voor de gek te houden met zijn gestotter. Ik knikte weer en liep achter hem aan de trap af. Hij deed de deur naar een kleine slaapkamer open waarin een bureau en een stoel stonden, een commode, een kast die als kleerkast diende en een tafeltje waarop een televisietoestel stond. Op de vloer lag donkerbruin zeil met aan de voet van het bed een ovaal grijs kleedje. Onder het bed stonden een paar paren schoenen en sportschoenen. Aan de wanden van de kamer hingen twee elektrische radiatoren.
Overal slingerden kleren, er lagen overhemden over de stoel er hing een broek over de deur van de kast en boven op het televisietoestel lagen een paar opgevouwen T-shirts. Ik zag tijdschriften op de grond, een paar boeken en een paar dozen met puzzels.
'Waarom moet je hier beneden wonen?' vroeg ik. De kamer had geen ramen en werd verlicht door een plafonnière en een staande lamp naast het bureau.
'De nieuwe echt... echtgenoot van mijn moe... moeder heeft het voor me opgeknapt zo... zodat de baby mijn oude ka... kamer kon krijgen,' zei hij.
In de dofgrijze betonnen muren zaten gaten en scheuren. Het rook er vochtig en muf. Boven ons hoofd waren de dragende vloerbalken duidelijk zichtbaar en er hingen spinnenwebben tussen. Dit was meer een kerker dan een slaapkamer, vond ik. Waarom zou zijn moeder willen dat hij hier beneden was? Ik hoorde voetstappen boven ons hoofd, het geluid van een stoel die werd verschoven, en toen het huilen van een baby.
'Dat is Donna Marie,' zei hij.
Ik knikte en keek nog steeds de armoedige slaapkamer rond. 'Waar is je toilet?'
'Bo... boven. Moet je nodig?' 
'Nee,' zei ik met een glimlach, ik vroeg het me alleen af. Maak jij puzzels?' vroeg ik en knikte naar de dozen op de grond.
'Ja, soms. A... als ik er een af heb, ha... haal ik hem uit elkaar en ma... maak hem nog een keer.'
Ik lachte en hij glimlachte.
Op dat moment werd de deur opengetrokken en verscheen er een lange, magere, donkerharige man met een bleekwit atletiekhemd, een spijkerbroek en oude sloffen aan. Hij was ongeschoren en had een vierkante kin en een smalle neus onder een paar donkerbruine, vermoeide ogen die belangstellend glinsterden toen hij mij zag.
'Wie mag jij dan wel zijn?' vroeg hij.
'Ik ben Raven Flores.'
'Wie is dit, Clarence?' Hij glimlachte. 'Een vriendinnetje?'
'N... nee,' antwoordde Clarence, die vuurrood werd. Hij wierp me een angstige blik toe.
'Ik ben gewoon een buurmeisje,' zei ik. 'Ik woon bij mijn oom.'
'Wie is dat?'
'Reuben Stack.'
Zijn glimlach werd breder. 'Reuben, hè? Daar heeft hij niets van gezegd. Ik werk bij hem.' Hij wendde zich weer tot Clarence. 'We vroegen ons af waar je bleef, toen je het afval had weggegooid. Het is etenstijd. Ik vind het jammer dat ik jullie stoor,' zei hij, terwijl hij naar me glimlachte. 'Kom later maar terug, als je wilt.'
'Dat geeft niet. Tot morgen, Clarence,' zei ik.
'Weet je zeker dat je vanavond niet terugkomt?' vroeg zijn stiefvader. Ik negeerde hem en liep naar de deur. Buiten hoorde ik hem nog lachen.
Ik liep haastig terug en ik had meer medelijden met Clarence dan met mezelf. Waar was dat magische Amerikaanse gezin dat ik op televisie had gezien? Je kunt ouders hebben en toch wees zijn, dacht ik.
'Waar heb jij verdomme gezeten?' vroeg oom Reuben toen ik binnenkwam.
'Ik ben een eindje gaan lopen.'
'Het is etenstijd. Je weet dat je hier moet zijn om te helpen,' zei hij.
Ik ging snel naar de keuken.
'Jennifer heeft al de tafel gedekt,' zei hij.
'Helemaal alleen?' antwoordde ik vinnig.
'Doe maar niet zo bijdehand,' snauwde hij. 'Help Clara liever het eten op tafel te zetten en de volgende keer laat je het iemand weten als je de deur uitgaat, hoor je?'
'Ja, baas,' zei ik. Ik salueerde bijna.
Hij keek me vernietigend aan, dus liep ik door naar de keuken, waar tante Clara druk bezig was het eten in dekschalen te doen. Ze werkte snel en rustig. Ik had het gevoel dat oom Reuben haar al had verweten dat ik er niet was.
'Het spijt me dat ik laat ben, tante Clara, maar...'
'Breng dit maar naar binnen, lieverd,' zei ze en gaf me de schaal aardappelpuree.
Toen ik in de eetkamer kwam, zat Jennifer met een brede, vergenoegde grijns onderuitgezakt. William keek net zo gedwee en verslagen als altijd en oom Reuben zat op zijn troon, met zijn dikke armen op tafel, te wachten als de koning die hij zichzelf vond.
'Het zal tijd worden,' zei Jennifer. 'Ik verga van de honger. Ik heb tafel voor je gedekt.'
Ik zette de schaal neer en keek naar de borden en het bestek.
'De vorken liggen aan de verkeerde kant,' zei ik en knipoogde naar William, die me een mager glimlachje gaf. Toen ging ik terug naar de keuken voordat Jennifer met een gevat antwoord kon komen.
Het was weer zo'n maaltijd waarbij oom Reuben zijn mening over vrouwen en jongeren ten beste gaf. Waar moest het heen met de wereld. Normen en waarden sneuvelden en het land ging naar de knoppen. En dat kwam allemaal door vrouwen die te veel wilden en kinderen die niet behoorlijk gestraft werden. Niemand sprak hem tegen. Ik probeerde hem met mijn eigen gedachten te overstemmen, maar hij bulkte en sloeg op tafel als hij zijn conclusies tot ons wilde laten doordringen.
Het enige wat tante Clara wist te zeggen, was: 'Wind je niet zo op onder het eten, Reuben.'
Ik haastte me om naderhand op te ruimen. Zoals altijd stond Jennifer gewoon op en ging naar boven. Ze bracht niet eens haar eigen bord naar de keuken. Ik zag dat William wilde helpen, maar hij was bang dat zijn vader daar boos om zou worden, die net had verklaard dat vrouwen mannen hun werk lieten doen en dat dat een van de dingen was die aan dit land mankeerden.
Na mijn huishoudelijk werk ging ik naar mijn kamer om aan mijn huiswerk te beginnen. Ik hoorde dat Jennifer in de woonkamer bij oom Reuben en tante Clara televisie zat te kijken. Haar gelach klonk me luid en onaangenaam in de oren. Waarom vroegen ze haar niet of ze geen huiswerk had, vroeg ik me af. Ik hoorde de telefoon gaan en een paar minuten later werd mijn deur opengegooid.
Daar stond oom Reuben naar binnen te staren.
'Wat is er?' vroeg ik, terwijl ik me aan mijn tafeltje omdraaide.
'Waar was jij geweest?' vroeg hij, terwijl hij binnenkwam en de deur achter zich dichtdeed. 'Hè?'
'Dat heb ik je verteld. Ik ben een eindje gaan lopen,' zei ik.
'Dat is een leugen. Je bent naar de Dunsens gegaan, nietwaar?'
'Ik zag Clarence en hij wilde me zijn kamer in de kelder laten zien,' zei ik.
Oom Reuben glimlachte kil en schudde zijn hoofd. 'Je weet dat die jongen achterlijk is.'
'Hij is niet achterlijk. Hij heeft alleen een spraakgebrek,' zei ik.
'Het is gemakkelijker om van zo iemand misbruik te maken. Wat probeerde je te doen, hem te verleiden?'
'Nee!' riep ik uit. 'Laat me met rust.'
'Kreeg ik net een telefoontje van een van mijn ondergeschikten die zich erover verkneukelde dat hij jou met zijn stiefzoon had betrapt. Waarom moest ik dat telefoontje krijgen? Wat ben je onze reputatie in deze buurt aan het aandoen?'
Ik wendde me af, omdat de tranen zo snel en overvloedig kwamen dat ik ze deze keer niet kon inhouden. Ik was niet degene die met jongens klooide en toch werd ik ervan beschuldigd!
'Het ziet ernaar uit dat ik je nogmaals de les moet lezen, dus zal ik je nogmaals de les lezen,' zei hij en trok zijn riem uit zijn broek. 'Ga op bed liggen.'
'Nee. Laat me met rust!' riep ik.
'Als je er zelf op gaat liggen, krijg je maar zes slagen. Als ik je erop moet leggen, krijg je er tien,' zei hij. Hij bleef dreigend tussen mij en de deur staan. Daar zou ik nooit voorbij kunnen komen. 'Nou? Wat wordt het?'
'Ik heb niets gedaan,' kermde ik. 'Alsjeblieft.'
'Ziet ernaar uit dat het er tien worden,' zei hij en kwam op me af.
'Nee!' riep ik uit en hield mijn handen op. Ik stond op en liep achteruit naar het bed.
'Reuben, wat gebeurt daarbinnen?' hoorde ik tante Clara vragen.
'Hou je erbuiten, Clara, anders maak je het voor iedereen alleen maar erger,' schreeuwde hij. Hij wendde zich tot mij. Ik kon niet ophouden met huilen. Ik wilde geen slaag krijgen, en al helemaal geen zes slagen. Wat kon ik doen?
Ik liep naar het bed.
'Doe je broek naar beneden,' beval hij.
Nog luider snikkend stak ik mijn handen onder mijn rok en trok mijn broekje omlaag. Hij duwde me voorover en hield me net als de vorige keer vast, terwijl hij me zes slagen met zijn riem gaf.
'Je gaat niet alleen naar de kamer van een jongen,' zei hij. 'En blijf uit de buurt van die mongool, hoor je?'
Ik kon geen woord uitbrengen. Ik beet hard in de deken en wachtte. Ik voelde hoe hij met zijn hand over mijn achterwerk
ging en toen hoorde ik hem naar de deur lopen en weggaan, en de deur achter zich dichtdoen. Het duurde even voor ik op adem was gekomen en mijn broekje kon optrekken. Ik ging weer op bed liggen en vervloekte hem keer op keer. Ik hoopte dat hij van de trap zou vallen en zijn nek zou breken. Ik stelde me voor hoe ik me over zijn lijk zou buigen en erop zou spuwen, ertegen zou trappen. Ik dacht niet dat je iemand zo kon haten als ik hem haatte.
Mijn deur ging weer open en ik draaide me doodsbang om. Het was Jennifer. Ze stond daar en schudde haar hoofd.
'Clarence Dunsen? Je hebt Jimmy Freer laten zitten voor Clarence Dunsen?'
'Nee,' zei ik.
Ze glimlachte en schudde haar hoofd. 'Wacht maar tot iedereen hiervan hoort. Als ik jou was, zou ik maar onder dat bed kruipen en daar blijven,' raadde ze me aan en ging lachend weg.
Daar lag ik dan en mijn lichaam was als een leeg glas dat zich vulde met gloeiende, vloeibare haat. Bijna twee uur later hoorde ik hoe ze allemaal naar boven gingen om naar bed te gaan. Ik wachtte nog even en liep toen naar de deur, met mijn handen tot vuisten gebald en met zo'n druk op mijn borst dat mijn hart moeite had met kloppen. Stilletjes maar vastberaden liep ik de trap op. Het was donker en stil. De deur van oom Reuben en tante Clara was dicht, net als die van William en Jennifer. Ik hoorde Jennifer zachtjes in de telefoon praten en toen hoorde ik haar lachen.
Ik deed de deur open en ze keek op van de grond waarop ze behaaglijk opgerold zat.
'Wat moet je?' wilde ze weten.
'Als je dat verhaal over me rondvertelt,' zei ik, 'vertel ik je vader wat er de avond van Missy's feestje echt is gebeurd.'
Ik deed de deur dicht en liep de trap af, terwijl ik op de een of andere manier de pijn van mijn pak slaag met de riem vergat en negeerde.