Epiloog

Oom Reuben ontkende natuurlijk alles. Hij gaf toe dat hij me had geslagen, maar beweerde dat ik zo door en door slecht was dat hij geen keus had. De rechter geloofde hem niet en was beslist niet van plan me weer bij oom Reuben in huis te plaatsen. Nu mijn moeder was verdwenen en er geen andere familieleden waren die de verantwoordelijkheid voor me op zich konden nemen, werd ik onder voogdij van de Kinderbescherming gesteld. Dat was wat oom Reuben me de hele tijd had voorspeld, dus in zekere zin kreeg hij wat hij wilde, veronderstel ik.
Ik had meer medelijden met William en Jennifer, omdat zij bij hem in huis moesten blijven, en dat zei ik Marjorie ook. Ze dacht dat William uiteindelijk degene zou zijn die uit de zelfopgelegde gezinsisolatie kwam en iedereen zou helpen, vooral tante Clara.
'Met therapie,' zei Marjorie, 'komt het allemaal wel naar buiten.'
Ik wist niet of ik haar moest geloven of niet en op dat moment kon ik alleen maar denken aan wat er met mij ging gebeuren. Ze zag hoe ongerust ik was en besloot me zelf naar het nieuwe pleegtehuis te brengen.
'Het is een van onze beste voorzieningen,' verklaarde ze op de ochtend dat ze me erheen bracht. 'Het was vroeger een hotelletje en het stel dat het leidde, Gordon en Louise Tooey, leidt nu het tehuis. Er ligt een prachtige lap grond omheen en binnen is het heel ruim.'
Ze liet het klinken of ik op kamp ging. Ze zei dat er nog meer meisjes van mijn leeftijd waren en dat de school in de buurt, waar ik heen zou gaan, een van de betere scholen in de staat was.
'Er komen ook dikwijls toekomstige adoptieouders kijken,' vertelde ze.
]k wist niet of ik wel een andere moeder wilde. Ik had nooit een vader gehad en na mijn ervaring met oom Reuben wist ik niet of ik nog wel onder toezicht van een ander wilde staan.
Waarom zou er trouwens nu nog iemand komen die me wilde adopteren, dacht ik. Als ik een vrouw was, op zoek naar een kind dat ik kon adopteren, zou ik proberen er een te vinden dat betrekkelijk jong was, dat ik dingen kon bijbrengen en zich kon laten ontplooien. Ik zou geen dochter willen die het leven had geleid dat ik al achter de rug had.
Marjorie zag hoe pessimistisch ik keek, maar bleef niettemin praten over de rooskleurige toekomst die me wachtte. Ze beloofde me dat ik het ergste achter de rug had. Ze verzekerde me dat de staat ervoor zou zorgen dat ik nooit meer in handen viel van iemand die zo verdorven en wreed was als mijn oom, of zo gestoord als mijn moeder.
'We laten niet zomaar iedereen een van onze kinderen in huis nemen,' zei ze, alsof de staat een enorme moederkloek was, met ogen die werkelijk toezagen en onderzochten en elk van haar kuikentjes konden thuisbrengen.
Ik was te moe en te gedeprimeerd om er tegenin te gaan of er zelfs maar om te geven. Dit werd mijn derde school in minder dan een halfjaar. Met nieuwe gezichten, gezichten met wantrouwende, behoedzame blikken. Het allermoeilijkste was een echte vriendschap te sluiten, een relatie aan te gaan met een ander mens, die je vertrouwde en om je gaf en erop vertrouwde dat je hem of haar ook vertrouwde en om hem of haar gaf. Zo'n vriend of vriendin had ik nog nooit gehad en nu vroeg ik me af of dat ooit nog zou gebeuren.
Na ruim een uur kwamen we bij een huis dat Lakewood House heette. Het eerste wat Marjorie me had verteld, bleek waar. Het was een heel groot gebouw met de grootste veranda eromheen die ik ooit had gezien. Marjorie hielp me met mijn spullen en keek verlangend naar de tuin. Ze haalde diep adem, alsof de lucht hier frisser was.
'Is het hier niet prachtig? Kijk eens naar het meer daar en de bloemen. Het is heel aardig dat deze mensen hebben besloten pleegouders te worden en dit alles te delen.'
Waarom zouden ze dat doen, vroeg ik me af.
We liepen de stoep op. Er was een hordeur en de deur erachter stond open. We hoorden een vrouwenstem.
'Ik kom!' riep ze.
Marjorie trok de hordeur open en we stonden tegenover een lange brunette met halflang haar. Ze zag eruit of ze een jaar of vijftig was en ze had levendige en vriendelijke blauwe ogen.
'Dit is Raven Flores,' zei Marjorie. 'Raven, mag ik je Louise Tooey voorstellen.'
'Hallo, schat,' zei Louise en stak haar hand uit naar mijn vrije hand. 'Kom maar gauw binnen. Ik ben al helemaal op de hoogte,' ging ze met zachte, verdrietige stem verder. Ze kreeg zelfs tranen in haar ogen. 'Wat doen we onze kinderen toch aan,' merkte ze op tegen Marjorie en schudde haar hoofd. Ze lachte weer tegen me. 'Kom mee. Dan zal ik je meteen aan je kamergenote voorstellen. Ze heet Brooke en ik weet zeker dat jullie dikke vriendinnen worden. We zijn hier net een groot gezin. We bekommeren ons hier allemaal om elkaar.'
Ik keek naar Marjorie die knikte en weer glimlachte. Ik kon er niets aan doen dat ik sceptisch was. Ik was als dat meisje aan wie zoveel waardeloze beloften waren gedaan dat eentje meer haar alleen maar dieper in de ellende duwde. Ik had liever dat niemand me meer iets beloofde, dacht ik. Teleurstelling lag op de loer, hongerig, begerig, klaar om mijn kleine beetje hoop de bodem in te slaan.
'Louise,' hoorden we en we keken omhoog langs de trap. 'Het toilet loopt weer over.'
Een lang, mager meisje met een beugel en piekerig, donker haar stond met haar handen in haar zij op ons neer te kijken.
'En ik heb hem niet als laatste gebruikt,' voegde ze er snel aan toe. 'Wil je het tegen Gordon zeggen?'
'Goed, lieverd. Maak je maar geen zorgen. Ik zal hem halen.' Louise lachte. 'Ze worden zo nerveus als er iets misgaat. Gordon repareert alles heel snel. En zo hoort het ook. Hij doet het al zoveel jaar. Ik breng Raven alleen even naar boven,' zei ze tegen Marjorie, 'dan zie ik je zo in het kantoortje.'
'Prima. Tot ziens, Raven,' zei Marjorie en omhelsde me. 'Het komt best in orde met je,' zei ze.
'Ik zou niet weten waarom,' zei ik. 'Dat is nog nooit eerder gebeurd.'
Louise en zij wisselden een bezorgde blik en toen volgde ik Louise naar boven. Het lange meisje bleef even naar ons staan kijken, voor ze zich omdraaide en haastig door de gang wegliep. Ik dacht dat het was om mijn komst aan te kondigen. We bleven bij een kamer aan de linkerkant staan en Louise klopte.
'Ja?' riep een stem.
Louise deed de deur open.
'Het is Louise maar, Brooke, met de nieuwe kamergenote die ik je heb beloofd.'
'Bof ik even,' antwoordde Brooke. Ze keek op van het tafeltje waarop ze een bandrecorder had staan met een losse kast. Het zag ernaar uit dat ze hem aan het repareren was. Maar toen ze mij in de gaten kreeg, keek ze met een ruk om en stopte met wat ze aan het doen was.
'Dit is Raven. Raven, dit is Brooke. Jullie zijn ongeveer even oud, dus ik stel me zo voor dat jullie veel gemeen hebben.'
'Dat betwijfel ik,' zei Brooke.
Ik glimlachte naar haar. 'Dat betwijfel ik ook.'
'O. Nou, Brooke vertelt je wel alles over Lakewood House en stelt je wel aan de andere meisjes op deze verdieping voor, hè, Brooke?'
'Heb ik het voor het kiezen?'
'Natuurlijk wel, lieverd.'
'Vooruit dan maar,' zei ze met vermoeide stem. 'Dan vertel ik je wel alles over Horror Hotel.'
'Brooke!'
'Ik maak maar een grapje, Louise. Dat weet je best,' zei Brooke.
'Natuurlijk maak je een grapje. Mijn meisjes hebben het hier prima naar hun zin,' zei Louise. 'Ik ga het even afronden met Marjorie, dan zie ik je zo weer,' zei ze tegen me. 'Doe maar of je thuis bent, lieverd.'
Ze ging de kamer uit en deed de deur achter zich dicht.
Brooke en ik stonden elkaar even aan te staren.
'Heb je Gordon al ontmoet?' vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd. 'Ik vond al dat je er te rustig uitzag.'
'Waarom? Wat is hij voor iemand?'
'Hij is groot, lelijk en gemeen. Verder is hij oké,' zei ze.
Ik begon te glimlachen.
'Heb je niet in andere tehuizen gezeten?' vroeg ze.
'Eén nachtje maar. Daarvoor heb ik bij een gezin gewoond.'
'Een gezin? Wat is er gebeurd?'
'Dat is een lang verhaal,' zei ik droogjes, 'met een slechte afloop.'
'Nog niet,' zei Brooke.
'Pardon?'
'De afloop. Die ligt nog niet vast.'
Ik haalde mijn schouders op. 'Wat ben je aan het doen?'
'Ik probeer de bandrecorder van Butterfly te repareren. Iemand heeft hem van de trap gegooid. Ik denk dat ik wel weet wie.
'Butterfly?'
'Ze zit aan de overkant van de gang met Crystal. Je ziet ze zo wel. Berg je spullen maar weg. Je kunt de helft van de kast en de helft van de laden nemen. De badkamer is aan het eind van de gang.' 'Bedankt,' zei ik.
'Bedank mij niet. Bedank de staat maar.'
Ze morrelde aan de bandrecorder, terwijl ik mijn spullen wegborg.
Er werd geklopt.
'Sesam open u!' riep Brooke en er kwamen twee meisjes binnen, het ene klein en tenger en het andere met een bril met glazen als jampotjes. Ze staarden me allebei aan.
'We hoorden datje kamergenote er was,' zei het langere, heel intelligent uitziende meisje. Ze had doordringende kraaloogjes. 'Ik ben Crystal en dit is Janet. We noemen haar Butterfly.'
'Hoi,' zei Janet zacht. Ze zag eruit als een pop die op miraculeuze wijze tot leven was gewekt. Waarom zou nog niemand haar hier hebben weggehaald, vroeg ik me af.
'Ze heet Raven,' zei Brooke. 'Ze heeft een afschuwelijk gezinsleven gehad en ze is dolblij dat ze hier is.'
'Nou zeg, maak haar niet nog neerslachtiger,' beval Crystal. 'We hebben het hier best naar onze zin.'
'Natuurlijk wel. We zijn de Drie Verstotelingen,' zei Brooke.
'Nu zijn we met ons vieren,' verbeterde Crystal haar.
Brooke keek naar mij. 'Alleen als ze wil,' zei ze.
Ik lachte. 'Wat zei je ook weer, heb ik het voor het kiezen?'
Brooke lachte. Butterfly glimlachte stralend en Crystal schudde haar hoofd.
'Ga mee naar beneden, aan de trog,' besloot Brooke en stond op.
'Trog?'
'Lunch,' zei Crystal. 'En zo slecht is het helemaal niet.'
'Ik verwacht graag het ergste, dan valt het altijd mee,' zei Brooke. 'Ga mee.'
Ik ging met ze mee, de kamer uit. Crystal kwam achter ons aan.
'In het begin is het best moeilijk,' zei ze, 'maar je went eraan, dat zul je zien.' 'Het kan nooit slechter zijn dan waar ik ben geweest,' zei ik.
Ze knikte. 'Dat hopen we allemaal.'
Ze liep sneller om Butterfly bij haar handje te nemen en we gingen de trap af.
Buiten Lakewood House, in woningen door het hele land, zaten meisjes van onze leeftijd aan de lunch, samen met vriendinnen, of bij hun ouders. Hun dromen verschilden niet veel van de onze. Kon iemand die naar ons keek, weten dat we nu alleen onszelf nog hadden? Gaven we met een blik, een gebaar, een klank in onze stem blijk van onze eenzaamheid?
Ik zag het aan de andere drie, de argwaan, de angst, de aarzeling. Ik neem aan dat we in zekere zin zusters waren, geboren onder hetzelfde kleine en verre gesternte, omringd door duisternis, en dat we afwachtten, toekeken en wanhopig probeerden ons schijnsel helder te houden.
Hoeveel minder glimlachjes zouden wij krijgen? Hoeveel minder lachjes? Hoeveel meer tranen zouden wij vergieten dan al die oppassende meisjes van onze leeftijd van wie wel gehouden werd? Wat hadden we misdaan dat we hierheen waren gebracht?
Onder aan de trap wachtten ze tot ik hen had ingehaald.
'Blijf dicht bij ons,' beval Brooke. 'Je bent nu een van ons.'
'Ik geloof dat ik dat altijd al ben geweest,' zei ik zacht.
Brooke glimlachte.
Butterfly keek verdrietig.
Crystal keek peinzend.
We liepen samen de gang door. Vier van ons die de rijen sloten, zich hardden, krachten verzamelden om de strijd tegen de eenzaamheid aan te gaan.
Om onze kostbare ster wat feller te laten schijnen.

VLUCHT UIT HET WEESHUIS