12. Confrontatie met de werkelijkheid

Vlak voordat we bij de 1-70 waren kregen we een lekke achterband. Gelukkig had Gordon een goede reserveband in de kofferbak en met hulp van Crystal en Raven kon ik de band verwisselen. De bouten zaten zo stevig, dat we met z'n allen aan de moer- sleutel moesten draaien om ze los te krijgen. Raven en ik trokken, terwijl Crystal praktisch op de moersleutel stond, tot de bouten waren losgedraaid. Het moet een fraai gezicht zijn geweest. Er reden veel auto's voorbij, maar niemand stopte om te helpen. Crystal vond het beter zo, omdat we dan minder leugens hoefden te vertellen. Natuurlijk waren we doodsbang dat er iemand van de verkeerspolitie zou stoppen, maar waarschijnlijk zaten ze allemaal achter de koffie. De volgende vijfenzeventig kilometer zagen we er niet één.
Vlak na de lunch dirigeerde Crystal ons naar de 1-255, die ons naar Missouri bracht. We bleven maar even in Missouri voor we verder reden naar het westen via de 1-44. Crystal zei dat we zo in Texas zouden komen, en vandaar zouden we naar Nieuw-Mexico en Arizona gaan, en vervolgens naar Californië.
Californië! Ik begon het gevoel te krijgen dat we op weg waren naar de maan.
Telkens als we stopten om te tanken, verwachtten we dat de creditcard voor de benzine zou worden geweigerd, maar elke keer werd hij zonder enig probleem geaccepteerd.
'Hij zit vlak achter ons,' voorspelde Raven. 'Ik voel het in mijn botten.'
Niemand sprak haar tegen. We koesterden allemaal dezelfde angst. Ik keek zelfs van tijd tot tijd in de achteruitkijkspiegel om te zien of Gordons pick-up ons volgde. Zijn gezicht zou achter de voorruit te zien zijn, zijn tanden op elkaar geklemd tussen twee witte lippen.
Ik reed verder en zette de beelden uit mijn gedachten.
De lunch van mevrouw Slater was zo overdadig, dat we pas om een uur of zeven weer honger kregen. Crystal stelde voor te stoppen bij een van de kleinere supermarkten en kant-en-klare salades te kopen. Dat was goedkoop en gemakkelijk. Later, voordat we weer op de hoofdweg kwamen, besloten we ons een extraatje te gunnen en stopten voor ijs. Het vinden van een geschikte plaats om te overnachten, die ons niet een groot deel van ons overgebleven geld zou kosten, was de volgende uitdaging. De meeste motels waren duur en zelfs de motels die een haveloze en vervallen indruk maakten waren duurder dan we ons konden veroorloven.
'We zullen weer in de auto moeten slapen,' zei Crystal. 'Daar gaan we niet dood van.'
Deze keer vond ik een werkelijk ongebruikte zijweg. Het wegdek was gebarsten en eindigde in een veld. Het was een van die wegen die ze begonnen waren aan te leggen en er toen mee waren opgehouden, wat een bof was voor ons. Het hoge gras onttrok ons aan het gezicht. We deden de deuren op slot, schudden onze kussens op, openden de ramen op een kier en gingen slapen. Tenminste, we probeerden te slapen. Raven sprak onze gedachten hardop uit.
'Als we langer bij Patsy hadden kunnen werken, zouden we meer geld hebben gehad en zouden we niet ergens in een veld hoeven te slapen. We konden eten als normale mensen. We zouden zelfs wat kleren kunnen kopen. Ik moet naar de wc. Wat moet ik nu doen?'
'Doe net of je op een van de campingreizen van de jeugdbrigade bent, die de staat voor ons organiseerde,' zei ik. 'Ga de natuur in.'
'Ik had de pest aan die reizen. Bovendien zijn daar muggen. En slangen. En...'
'Weerwolven en vampiers,' deed Crystal een duit in het zakje.
'Geesten en kabouters,' zei Butterfly giechelend.
'En seriemoordenaars. Vergeet de seriemoordenaars niet die ook de weg zijn kwijtgeraakt,' voegde ik eraan toe.
'Grappig, hoor, maar jullie zullen straks allemaal in het veld moeten plassen,' bracht Raven ons in herinnering.
'Dat deden onze voorouders ook,' zei Crystal. 'Het concept van sanitair binnenshuis is een vrij recent fenomeen.'
'O, alsjeblieft, geen verhandeling over de geschiedenis van het toilet,' smeekte Raven.
Ik lachte zo hard, dat ik plotseling ook naar de wc moest.
'Kom mee,' zei ik. ik zal voor jou op de uitkijk staan en jij voor mij.'
Toen we klaar waren, gingen we terug naar de auto en probeerden weer te slapen. Na wat me bijna een uur leek, maar waarschijnlijk niet langer was dan een kwartier, zuchtte ik zo diep en luid, dat iedereen het kon horen.
'Ik kan niet slapen,' verklaarde Raven.
'Ik ook niet,' zei Crystal. ik dacht dat ik zo moe was dat ik na een minuut al in slaap zou vallen.'
'Ik ben ook wakker,' zei Butterfly.
'Laten we praten tot we in slaap vallen,' stelde Crystal voor.
'Praten waarover?' vroeg Raven. 'En zeg niet politiek of wetenschap.'
'Ik weet het,' zei Crystal. 'We vertellen om de beurt wat het belangrijkste is dat ieder van ons aan het eind van de regenboog wil vinden. Wie eerst?'
'Jij,' zei Raven. 'Het was jouw idee.'
'Oké. Ik wil een goede school vinden in Californië, zodat ik aanvragen kan indienen bij universiteiten.'
'Saai,' zei Raven zangerig.
Crystal negeerde haar en ging verder.
'En dan wil ik het strand op en surfen.' Ze giechelde.
'Wil je geen filmsterren ontmoeten?' vroeg Raven.
'Nee, niet echt. Beroemde acteurs interesseren me niet. Ik zou liever een van de medische conferenties bijwonen van de universiteit in Los Angeles. Research is zo belangrijk en die medici zijn beroemd om hun werk in...'
'Het werkt, Crystal,' verklaarde Raven.
'Wat?'
ik val al in slaap.'
'Leuk, hoor,' zei Crystal. Ik onderddrukte een gegiechel. 'Laat jij maar eens wat horen, zangvogel,' daagde Crystal haar uit.
O, o, dacht ik, daar hebben we de slimme Crystal weer. Ze lokt haar gewoon in de val.
'Oké,' zei Raven, ik wil naar Los Angeles, mijn eerste auditie doen en worden uitgekozen om een platencontract te tekenen nog voor ik mijn eerste noot heb gezongen.'
'Dat is geen doel, dat is een droom. Dat verhaal zou je moeten omzetten in een pil en aan mensen verkopen die aan slapeloosheid lijden,' zei Crystal.
'Wat bedoel je? Begrijp jij iets van wat ze zegt, Brooke? Bovendien, wat is er mis met het hebben van een droom?'
ik zou een atletiekbeurs willen krijgen voor een van de beste scholen,' zei ik, voor ze echt gingen ruziën, 'en dan zou ik na een paar weken aan Todd schrijven. Hij zou overkomen en we zouden trouwen zodra ik mijn eindexamen had gedaan en hij kon de hele wereld doorreizen met mij en mijn Olympische team.'
'Je zou genoeg kinderen kunnen krijgen om je eigen softbalteam op te richten,' zei Raven lachend.
ik geloof niet dat dit spelletje ons genoeg ontspant om te kunnen slapen,' antwoordde ik.
'En jij, Butterfly?'
ik wil alleen een nieuwe vader en moeder vinden en misschien een grootvader en grootmoeder,' zei ze zachtjes.
Niemand zei iets.
'Nu ben ik moe,' merkte ik op en maakte het me zo gemakkelijk mogelijk op de bank.
'Ik ook,' zei Raven. 'Hou dus je mond allemaal.'
Het was donker en heel stil, er woei nauwelijks een briesje naar binnen door de open kieren in de ramen. Ergens in de verte meende ik een uil te horen. Ik sloot mijn ogen. Butterfly's simpele wens weerklonk als een dramatisch gedicht door mijn hoofd.
Had ik de anderen moeten vertellen wat ik echt wenste? Ik wilde dat ik aan het eind van de regenboog mijn moeder zou vinden, die naar me toe kwam om me op te eisen, me om vergiffenis te vragen, me een verhaal te vertellen dat rechtvaardigde en verklaarde waarom ze me in de steek had gelaten. Ze zou zo vervuld zijn van berouw, dat ik haar zou vergeven, en ze zou me omhelzen en kussen en me vertellen dat ze sinds die afschuwelijke dag waarop ze me in een of andere staatsinstelling had gedeponeerd, ervan had gedroomd dat ze me terug zou zien.
We zouden verdergaan alsof al die tussenliggende jaren een boze droom waren geweest. In enkele minuten zouden we als zussen zijn, en ze zou zich niet van streek maken als ik meer belangstelling had voor sport dan voor schoonheidswedstrijden.
Ze zou geïntrigeerd en geïnteresseerd zijn. We zouden tennissen en zwemmen en lange wandelingen maken op die grote Californische stranden, waar het zand glinstert als diamanten, en de mensen altijd jong blijven.
Hoe fantastisch zou het zijn om eindelijk iemand te hebben die ik echt mammie kon noemen.
De duisternis omhulde ons, vier verloren en angstige zielen die voorlopig veilig waren, slapend in de auto van de man die we allemaal waren gaan haten, het monster in onze nachtmerries, en die daar ergens buiten was, ons meedogenloos achtervolgde, gedreven door zijn woede, een reden om nooit te vergeten onze deuren op slot te doen.
Alsof ze zelfs in haar slaap mijn gedachten kon lezen, kreeg Butterfly een verschrikkelijke nachtmerrie bijna onmiddellijk nadat ze in slaap was gevallen. Ze werd gillend wakker en Crystal was onmiddellijk naast haar, troostte haar, verzekerde haar dat ze veilig was.
'Wat was het?' vroeg Raven haar. Butterfly kon niets zeggen, wilde het niet vertellen.
'Het is goed, Butterfly,' zei Crystal. 'We zijn allemaal bij je.'
'Ze joeg me de stuipen op het lijf,' kreunde Raven. 'Mijn hart voelt als een vuist die tegen de binnenkant van mijn borst bonkt'
'Ga weer slapen,' raadde Crystal haar aan.
'Weer slapen?'
'Ga nou maar gewoon weer slapen,' zei Crystal vastberaden.
Raven dacht even na, besefte toen dat Butterfly rustig zou blijven als wij dat waren, en kalmeerde.
Het was moeilijk om weer in slaap te komen. Ik had medelijden met Butterfly. Misschien was het verkeerd geweest haar mee te nemen. Misschien had Todd gelijk. Ze was te fragiel. Zelfs onze liefde, ons gezelschap, ons samenkomen en onze belofte er eeuwig voor elkaar te zijn, was niet genoeg.
Wie dachten we trouwens wel dat we waren?
We waren van nul en gener waarde.
Hoe was ik ooit op dit plan gekomen?
Het ochtendlicht wekte ons. Het vulde de auto met zoveel zonneschijn, dat ik, toen ik mijn ogen opende, dacht dat we in brand stonden. Ik kwam met een schok overeind en stond op het punt te gaan gillen. Na een ogenblik herinnerde ik me weer waar we waren. Het was half zes in de ochtend. Raven zou geen opgewekte kampeerster zijn als ik haar wakker maakte, dacht ik, toen ze kreunde en zich omdraaide en zich wanhopig probeerde vast te klampen aan haar slaap.
Ik stapte uit de auto, rekte me uit en ademde diep de koele lucht in. Crystal kwam naast me staan. Butterfly sliep ook nog.
'We moeten een manier zien te vinden om aan geld te komen, Brooke. Zo kunnen we niet verder en wat moeten we doen als we werkelijk ooit Californië bereiken? We moeten een appartement hebben. We krijgen misschien niet onmiddellijk een baan, en dan zouden we toch niet meteen uitbetaald krijgen. Hoe moeten we eten in die tussentijd? Wie geeft ons een appartement zonder dat we de huur op tafel leggen?
'Ik ben al een tijd wakker,' bekende ze, 'en ik heb erover liggen denken.'
'Wat bedoel je precies, Crystal?'
'Dat het misschien tijd wordt om op te houden met onszelf voor de gek te houden. Het is een avontuur geweest, maar dat is alles. Meer kunnen we niet verwachten, als we realistisch zijn.'
'Je weet dat we niet terug kunnen. Je weet wat er dan zal gebeuren,' bracht ik haar in herinnering.
'Niet als we alles aan de politie vertellen. Ze zullen ons geloven, zelfs al moeten we ze terugbrengen naar de plaats waar we de cocaïne hebben verstrooid. Ik heb een steen op de zak gelegd. Ik weet zeker dat hij er nog is, en er zal genoeg residu in de zak zijn achtergebleven om ze ervan te overtuigen dat we de waarheid vertellen. Gordon zal worden gearresteerd.'
'En als dat niet gebeurt?'
'Zelfs als dat niet gebeurt, zullen ze ons niet weer bij hem terugbrengen. Ze zullen weten hoe erg dat zou zijn.'
'Zullen ze dat werkelijk?' Ik schopte tegen een steen en zuchtte. De tranen sprongen in mijn ogen. ik denk dat ik liever het risico van de hongerdood neem.'
'Of een van die meisjes worden waar Normans en Nana's zoon ons van beschuldigde? Die op straat leven?' Ze schudde haar hoofd. 'Dat wil je niet, Brooke. We zullen gewoon...'
'Gewoon wat?'
'Nog wat langer pupillen van de staat moeten blijven,' zei ze. 'Dat is ons bittere lot. Het spijt me.'
'Mij ook. Zeg nog niets tegen de anderen,' zei ik, starend naar de auto. 'Laten we zover mogelijk zien te komen, alleen voor...'
'Voor de gein? Ik geloof niet dat Raven en Butterfly dit nog zo leuk vinden,' zei Crystal.
'Nee, niet voor de gein, alleen om het gevoel te hebben dat we het echt geprobeerd hebben. Oké?'
'Zolang je je maar realiseert wat het eind zal zijn,' zei ze.
'Dat doe ik.' Ik onderdrukte een snik en haalde diep adem. Ze sloeg haar arm om me heen en drukte me dicht tegen zich aan
Crystal kon soms heel liefdevol zijn. Ze had meer dan alleen hersens. Ze wist haar gevoelens heel goed onder een wapenrusting van woorden en logica en feiten te verbergen. Ik twijfelde er niet aan dat ze heimelijk evenveel huilde als wij allemaal.
'Ik zou haast willen dat we werden aangehouden en betrapt. Dat zou gemakkelijker zijn dan het opgeven,' zei ze.
Ik knikte. 'Ja, ik denk dat we dan gemakkelijker met onszelf zouden kunnen leven.'
Butterfly was net bezig overeind te komen toen we de portieren openden. Raven kreunde en draaide zich om en verborg haar gezicht in het kussen.
'Kom, Raven. We moeten de achterbank opklappen en op weg gaan. Ik wil niet dat iemand ons hier vindt,' zei ik, 'en ons arresteert omdat we ons op verboden terrein bevinden.'
Ze ging rechtop zitten en keek ons met een uitgeput gezicht aan.
'Slavendrijver,' zei ze. 'Je hoorde in de staatsgevangenis te werken.'
'Daar kunnen we allemaal terechtkomen als we niet in beweging komen,' antwoordde ik.
Zij en Crystal klapten de achterbank op en toen ging Raven voorin zitten en startte ik de motor. Ik reed achteruit de doodlopende weg af en even later waren we weer op de snelweg. Toen we een bord zagen met een aankondiging voor een ontbijt: alles-wat- je-kunt-eten voor één dollar, keek Raven smekend naar Crystal.
'Dat is toch goedkoop genoeg om niet uit een papiertje te hoeven te eten, Crystal?'
Crystal liet zich overhalen en we stopten. Het was een cafetaria. die hoofdzakelijk door ouderen bezocht werd.
'Dat komt omdat ze van een vast inkomen moeten leven,' legde Crystal uit.
Veel hoofden draaiden zich naar ons om toen we een blad pakten en in de rij gingen staan.
'Het lijkt Lakewood wel,' zei Raven. 'De honger vergaat me.'
Niettemin at ze er goed van en ging voor de tweede keer roereieren halen. We maakten gebruik van het toilet, wasten ons en maakten ons klaar om weer op weg te gaan. Op het parkeerterrein stond een oude dame naast onze stationcar in een jas die me veel te dik leek voor de tijd van het jaar. Minstens een tiental bruine en zwarte haarspelden beletten de grijze pieken los langs de zijkanten en de achterkant van haar hoofd te vallen. Ze had zich niet opgemaakt, maar haar wangen hadden een roze kleur. Ze had kleine donkere ogen en haar mond hing aan de rechterkant iets omlaag. Toen ik daar een opmerking over maakte tegen Crystal, zei ze dat de vrouw waarschijnlijk een beroerte had gehad. Ze droeg veterschoenen met dikke hakken, maar ze zagen eruit of ze tien jaar geleden hun beste tijd hadden gehad.
Ze had een boodschappentas bij zich, die uitpuilde van de kledingstukken. Toen we dichterbij kwamen, keek ze ons wantrouwend aan en glimlachte toen naar Butterfly, die terugkeek met een van haar hartveroverende glimlachjes.
'Wat een lief klein ding ben jij. Mijn kleindochter Donna heeft net zulk haar als jij, al lijkt dat van jou meer op gesponnen goud. Hoe heet je?' vroeg ze.
'Janet,' zei Butterfly.
'Janet, je zult opgroeien tot een heel mooie dame. Net als mijn Marion. Ze had een filmster kunnen zijn. Reizen jullie alleen?'
'Ja, mevrouw,' zei Crystal. Ze keek behoedzaam naar mij en ik liep naar de auto.
'Ik ben mijn ritje misgelopen,' zei ze. 'Ik kwam hier te laat en ze hebben me achtergelaten.'
Ik bleef even staan en trok mijn wenkbrauwen op. Crystal deed hetzelfde.
'Wie heeft u achtergelaten?' vroeg Raven.
'Vrienden van mijn overleden man,' zei ze. 'Als je man doodgaat, vermijden al zijn vrienden je als de pest. Geloof me maar' zei ze, 'toen hij nog leefde hingen ze altijd bij ons rond. Zo is het toch? Waar of niet?'
'U had met ze afgesproken op dit parkeerterrein en ze zijn zonder u vertrokken?' vervolgde Crystal als een advocaat die een getuige ondervraagt.
'Het is niet de eerste keer dat ik in de steek ben gelaten. Als weduwe moet je meer voor jezelf opkomen dan jullie je kunnen voorstellen. Maar jullie zijn te jong om je zorgen te maken over het leven als weduwe. Het is niet leuk om oud te worden. Zo is het toch? Waar of niet?'
Raven keek naar mij en toen weer naar haar.
'Waar gaat u naartoe?'
'O, niet verder dan Morrisville. Ongeveer zestig kilometer. Ik denk dat ik naar de bushalte zal moeten lopen.'
'Waar is die?' vroeg Crystal.
ik weet het niet zeker. Ik denk...' Ze draaide zich even om en keek toen weer naar ons. ik zal het binnen moeten vragen.'
'Wacht even,' zei Crystal. Ze pakte de wegenkaart en spreidde die uit op de motorkap. 'Morrisville. Daar komen we langs, Brooke. We kunnen u daar afzetten, mevrouw.'
'Heus? Wat aardig van jullie. Wat lief. De meeste mensen zijn niet meer zo aardig tegen vreemden. Dank je, lieverd. Dank je.
'U kunt achterin zitten bij ons,' zei Butterfly en deed het portier open.
'O, dank je, Janet. Zie je? Ik weet je naam nog. Janet. Je doet me aan Donna denken. Heb ik je dat verteld?'
'Ja,' zei Butterfly met een lieve glimlach.
De oude dame stapte in en Butterfly volgde haar.
Raven pakte Crystal bij haar elleboog en trok haar terug.
'Pas maar op dat ze ons niet berooft,' zei ze vinnig. Crystal meesmuilde.
'Ik zie nauwelijks een analogie, Raven.'
'Een wat? Waarom praat je niet je moerstaal?' klaagde Raven.
Crystal lachte.
'Dat is je moerstaal.' Crystal stapte in en Raven keek met een wanhopige blik naar mij.
'Je moet een woordenboek bij de hand hebben als je met Crystal praat. Het kan me niet schelen wat ze zegt. Het is of je een nieuwe taal leert.'
Ik lachte ook, en we stapten in en ik reed van het parkeerterrein.
'Ik heet Theresa James,' zei de oude dame. 'Ik woon al bijna eenenveertig jaar in Morrisville. Mijn man Eugene was handelsreiziger. Hij verkocht schoenen. Hij zei altijd dat hij perfecte zolen verkocht en er meer redde dan een dominee.' Ze lachte. 'Zo is het toch? Waar of niet?'
'Hoeveel kinderen en kleinkinderen hebt u?' vroeg Butterfly.
'Ik heb drie kinderen, een zoon Thomas Kincaid James, en twee dochters, Marion en Jennie. Jennie lijkt het meest op mij. Ze kan goed koken. Marion kookt nooit. Zij heeft personeel dat alles voor haar doet. Ze is met een rijke man getrouwd, die boten bouwt, plezierboten, en ze wonen in een huis dat op een kasteel lijkt. Het ligt aan een meer. Ik breng een deel van de zomer daar door en dan zie ik mijn kleinkinderen. O, ik heb vijf kleinkinderen, drie jongens en twee meisjes. Twee jongens zijn van Thomas. Hij heeft een dochter die net zeven is geworden. Ze heet Connie, maar ze heeft lang donker haar, geen goudblond krulhaar zoals jij, lieverd. Ze kan goed spellen. Ze sturen me altijd haar taal- proefwerken, met allemaal tienen, en die hang ik op de koelkast. Het zijn er zo veel, dat ik nauwelijks de knop meer kan vinden.' Ze lachte. 'Zo is het toch? Waar of niet?'
Ik keek in de achteruitkijkspiegel en zag dat Crystal een grimas maakte. Ik trok mijn wenkbrauwen op en ze duidde aan dat er een vreemde geur hing. Na een ogenblik rook ik het ook. Het rook naar verkoold hout en het kwam van Theresa James.
'Mijn man was een goede handelsreiziger. Het lukte hem altijd om iets te verkopen. Hij kon Rockefeller zijn laatste cent uit zijn zak praten. Ze wilden hem tot onderdirecteur benoemen en hem een kantoor geven, maar hij zei: nee, dank u wel. Ik ben liever op de weg, onder de mensen. Hij vond het heerlijk om met mensen te praten, contact met ze te hebben.'
'Wanneer is hij gestorven?' vroeg Butterfly.
'O. Hij is gestorven... laat eens zien. Hemel, al bijna tien jaar geleden. Het valt niet mee om weduwe te zijn. Al mijn oude vrienden kijken de andere kant op als ze me zien.'
'Wat afschuwelijk,' zei Raven.
'Ach, ik raak eraan gewend, kind. Soms doe ik net of zij ook niet bestaan. Dan is het net of we allemaal geesten zijn, weet je. Als je oud wordt, word je een geest. Zo is het toch? Waar of niet?'
'Ik zou u geen geest laten zijn als u mijn grootmoeder was,' zei Butterfly.
'Is dat niet lief? Ik geloof echt dat jij het aanbiddelijkste kind bent dat ik ooit heb gezien, zelfs nog liever dan mijn Donna.'
'Wanneer hebt u haar voor het laatst gezien?' vroeg Butterfly.
'Laat eens zien. Ik geloof dat het vier maanden geleden was. Nee, eerder zes of zeven.'
'Bellen ze u dan niet iedere dag?' vroeg Crystal.
'O, jawel. De telefoon zwijgt nooit. Mijn buren denken dat ik bookmaker ben. Weet je wat dat is, liefje?' vroeg ze aan Butterfly, die ontkennend haar hoofd schudde. 'Het is iemand die je belt om op een paard te wedden. Als je wint, moet hij je betalen, maar als je verliest, moet jij hém betalen. Ik heb een broer die vroeger bookmaker was. Nu is hij in een bejaardentehuis. Ik zie hem nooit meer.'
'Waarom niet?' vroeg Raven. 'Gaat uw zoon of een van uw dochters hem niet met u bezoeken?'
'Nee, ze mogen hem niet. Dat hebben ze nooit gedaan. Ze willen ook niet dat ik naar hem toe ga. Ze zeggen dat hij het zwarte schaap van de familie is en hij mijn moeder vóór haar tijd oud heeft gemaakt. Moeders kunnen vroeg oud worden als hun kinderen niet deugen. Zo is het toch? Waar of niet?'
'Was u afgelopen Kerstmis bij uw kinderen?' vroeg Butterfly.
'O, ja. We waren allemaal in het grote huis van mijn dochter en we hadden een hele grote boom met stapels cadeaus, en een kalkoen waar een heel leger van had kunnen eten. Ik heb een pompoentaart gemaakt en een appeltaart en Jennie dadel- en notenbrood en Yorkshire pudding. Het was een groot feest met muziek, en de open haard brandde zoals je op kerstkaarten ziet, die kaarten die een liedje spelen als je ze openvouwt. O, ja, ik ben alle vakanties bij mijn kinderen en kleinkinderen, verjaardagen en... verjaardagen.' Ze zweeg, alsof ze vergeten was wat ze wilde zeggen, maar toen kwam ze weer op dreef.
'Maar voorlopig woon ik alleen in mijn kleine oude huisje, dat jaren geleden is gekocht en betaald door mijn man die de beste schoenverkoper van de wereld was. Heb ik je verteld wat hij altijd zei? Hij zei: ik heb meer goede zolen gered dan een dominee.' Ze lachte.
'Zo is het toch?' zei Butterfly.
Theresa James lachte en zei toen: 'Waar of niet?'
Ze praatte bijna de hele weg naar Morrisville. Raven bleef naar mij kijken, alsof ik er een eind aan zou kunnen maken en alsof het mijn schuld was. Eindelijk zette ze de radio aan en begon mee te zingen.
'Je hebt een mooie stem, kindlief,' zei Theresa James. 'Mijn Jennie heeft een mooie stem, maar niet zo mooi als die van jou. Je zou op de hoek van een straat kunnen zingen en geld ophalen,' ging ze verder.
Raven glimlachte.
'Op een dag ga ik op een toneel zingen en verdien ik er een hoop geld mee,' verklaarde ze.
'O, vast wel. Dan kom ik naar je luisteren en zeg dat ik je kende toen je... toen je... ik ben vergeten hoe laat het was toen ik op het parkeerterrein stond. Misschien was ik wel te vroeg en niet te laat,' zei ze plotseling. 'Ik zou het verschrikkelijk vinden als ze op me zouden staan te wachten en ik was al weg. Misschien had ik daar moeten blijven en niet met jullie meegaan. O, hemeltjelief. Ik weet het niet.'
Niemand zei iets. Ik keek in de spiegel naar Crystal. Ze draaide haar raam omlaag om wat frisse lucht in de auto te laten en schudde haar hoofd.
'Je kinderen zouden wat beter voor u moeten zorgen,' zei Raven plotseling.
'Zo is het toch? Dat zegt iedereen. Ze zeggen: waarom kan één moeder voor drie kinderen zorgen, maar drie kinderen niet voor één moeder? Misschien zijn moeders moeilijker om voor te zorgen, hè?'
'Nee,' zei Butterfly. 'Die zijn gemakkelijk.'
'Je bent zo lief. Je heet Janet. Ik had mijn Jennie bijna Janet genoemd. We zochten een naam die begon met een J. Mijn man zei, Joyce of Jane, maar ik zei nee, ik bedacht plotseling dat we haar Jennie moesten noemen, naar mijn grootmoeder van moederszijde. Hij vond het goed, ook al had hij haar nooit ontmoet. Als dat het geval was geweest, zou hij haar een paar schoenen hebben verkocht.' Ze lachte en Butterfly lachte met haar mee en zei: 'Zo is het toch? Waar of niet?'
We waren allemaal dankbaar toen we op een richtingwijzer zagen dat Morrisville nog maar een paar kilometer was.
'Waar woont u?' vroeg ik aan Theresa. 'Dan brengen we u naar huis.'
'Dat is heel aardig van jullie. Nou zie je maar weer hoe vriendelijk vreemden kunnen zijn,' zei ze tegen Butterfly. 'Ik woon in een heel exclusieve buurt. Mijn man dacht dat het altijd een goede buurt zou blijven en hij zei, laten we ons geld hier in een huis steken. We zullen er nooit spijt van hebben, en dat hebben we ook nooit gehad. Het is een hele hoop huis voor een oud dametje, weet je, maar ik ben net zo gewend aan die oude muren als zij aan mij. Ik kan me niet voorstellen dat ik bij de kinderen zou wonen. Het is leuk om bij ze op bezoek te gaan, maar denk aan wat Ben Franklin zei: "Gasten en vis gaan na drie dagen stinken.'" Ze lachte. Deze keer lachte ook Crystal mee. 'Zo is het toch? Waar of niet?'
We zaten allemaal te zingen toen we Morrisville binnenreden. De lucht was zwaar bewolkt geraakt en er viel een druilerige regen. Een van Gordons ruitenwissers was versleten en alleen de rechterkant van de ruit werd schoongeveegd. Ik probeerde ze zo min mogelijk te gebruiken.
'Rij Main Street af,' wees Theresa ons de weg, 'daarna afslaan naar Fourth en dan zal ik het je verder wijzen. Dank je, lieverd.' Ze glimlachte naar Butterfly. 'Wat een lief kind. Weet je, mijn moeder zei altijd dat ik een mooi klein meisje was. Ze zei dat alle mannen me een penny zouden geven en ik een dansje zou doen. Mijn vader kon hele symfonieën fluiten. Hij was een opgewekte man,' zei ze, 'maar hij verdiende nooit veel geld. Niet zoals mijn man, die goede schoenzolen verkocht en... en er zoveel redde.' Ze zweeg en veegde met haar hand over haar gezicht, ik ben moe. Ik ben blij dat ik met jullie ben meegegaan.'
Ik reed Fourth Street in en sloeg rechtsaf. Het leek me een armoedige buurt. De huizen waren oud, vervallen, de kleine grasvelden kaal en vuil, vol onkruid en afval. Op een ervan lagen zelfs een paar oude autobanden. We zagen niet veel mensen. Het begon harder te regenen.
'Ik had eraan moeten denken mijn paraplu mee te nemen. Maar ik geloof niet dat er regen voorspeld was.'
Met de donkere wolken boven ons en de motregen, zag de buurt er nog troostelozer uit. De dakgoten waren niet erg schoon en voor één van de huizen hadden vier honden een vuilnisemmer omgegooid en kauwden op de voedselresten die ze erin konden vinden.
U woont toch niet hier? vroeg Raven.
'O, nee, ik woon hier in de buurt,' zei ze. 'Als jullie bij de hoek zijn, sla dan linksaf, dan stap ik uit. Ik kan best een eindje lopen. Jullie zijn erg aardig geweest, maar ik kan jullie niet binnen vragen. Het is een grote rommel thuis en ik ben moe. Ik ga meteen naar bed. Sorry.'
'Doet er niet toe,' zei Crystal. 'We moeten nog heel ver en we moeten zoveel mogelijk kilometers afleggen voor het donker wordt.'
'Dank je, lieverds. Dank jullie, dank jullie,' zei ze, terwijl ze half overeind kwam.
'Hier?' vroeg ik.
'Dank jullie, lieve kinderen. Dank jullie.'
Ik stopte en Crystal opende het portier. Theresa begon uit te stappen, maar stopte halverwege en keek naar Butterfly.
'Verkoop nooit een van je krullen. En pas op voor mannen die knipogen als ze naar je lachen. Daag,' zei ze met een zweem van een glimlach.
'Daag,' zei Butterfly.
'Daag,' zei Crystal. Raven zei het ook, en ik eveneens. Crystal stapte weer in de auto, en even keken we Theresa James na die waggelend over het trottoir liep. Ze bleef staan bij een kaal stuk grond. Ik startte de motor.
'We kunnen beter teruggaan naar Main Street,' zei Crystal. 'Vanaf die straat kunnen we gemakkelijker op de hoofdweg komen.'
'Goed.'
Ik reed naar een oprit om te draaien. Toen we wegreden zagen we Theresa aan de rechterkant van het terrein. Ze zette haar tas neer bij een grote kartonnen doos. Ik stopte.
'Wat doet ze daar?' vroeg Raven zich hardop af. We vroegen het ons allemaal af.
Een ogenblik later liet ze zich op haar knieën vallen en kroop in de doos. Het was of mijn hart stilstond.
'Crystal?' riep ik.
'Ze is dakloos,' zei Crystal. 'Ik dacht al zoiets, weet je. Iets aan haar... en die stank van verkoold hout. Alles wat ze ons vertelde was een droom of...'
'Of wat?'
'Of ze is het ergste soort wees dat bestaat, Butterfly, een moeder die door al haar kinderen vergeten is.'
'We kunnen haar toch niet in een doos laten slapen?' riep Butterfly uit toen ik verderreed.
'Wat kunnen we doen, Butterfly?' zei Raven. 'We kunnen niet eens onszelf helpen.'
De harde waarheid viel als een koude regen op ons neer. De stilte was plotseling luider dan een donderslag.
'Zo is het toch?' zei ik.
We reden door.