Lof der scheepvaart
Een slecht huwelijk is geen vereiste voor veelvuldig vreemdgaan, maar het helpt wel.
Zelf afkomstig uit een gebroken gezin besloot ik al jong dat ik het allemaal héél anders zou gaan doen dan mijn ouders. Daarom koos ik rond mijn twintigste een jongen uit die zo min mogelijk op mijn vader leek, en ging zonder omhaal samenwonen met hem. Jaap was een keurige rechtenstudent uit een chique Gooise oudgeldfamilie.
Hij bezat een bootje, de Gouwzee 2 geheten, een Zwitserse bankrekening waar hij helaas van zijn vader niet aan mocht komen, en een grote, beweeglijke adamsappel die ik altijd een beetje eng vond, maar waar hij natuurlijk niks aan kon doen. Het enige wat wij gemeen hadden was onze passie voor bastognekoeken, een vrij wankele basis voor een vijf jaar durende verhouding.
Toch verbeeldden wij ons geruime tijd dat we van elkaar hielden, een misverstand waaraan bij ieder van ons een gecompliceerd netwerk van neurosen ten grondslag lag. In feite hield ik vooral van zuipen in cafés met een héél ander soort mannen, en hij hield vooral van zijn Gouwzee 2. Een lekkend, grauw zeepbakje was het, met een rochelend motortje eraan dat telkens vastliep in een van die plastic zakken die nu eenmaal overal in de Amsterdamse grachten onder de waterspiegel dreven. Elke keer als dat gebeurde kreeg Jaap een schuimbekkende driftbui die hem benzinetankjes, roeispanen en andere scheepsbehoeften overboord deed werpen, waarna wij machteloos ronddobberden onder hoongelach van mooie, gelukkige mensen in langsflitsende luxe-vaartuigen.
Dit soort incidenten bracht ons niet nader tot elkaar. Ook in bed wou het niet vlotten. Jaap had een erotische voorliefde voor zeer dikke negerinnen, en ik was dan wel niet echt slank, maar wel helemaal wit. Dit probleem loste hij op door telkens als de maandelijkse studiebeurs binnenkwam naar de hoeren te gaan. Aangezien wij op de Wallen woonden, waren die immers in diverse kleuren en maten ruimschoots voorhanden. Ik compenseerde een en ander door kortere of langere liaisons aan te knopen met louche bartenders, dronken corpsballen of willekeurige passanten.
Een en ander biechtten wij vervolgens eerlijk op, want wij dachten toen nog dat Elkaar Vrij Laten het nec plus ultra was van een gezonde verhouding. Het kwam erop neer dat wij langzaam maar zeker van elkaar vervreemdden, maar door die opgeschroefde schijnvrijheid hadden we geen enkele geldige reden om onze kwijnende relatie te verbreken.‘Leuk gehad?’ vroegen we elkaar moedeloos na weer zo’n nacht van elders gezocht of gekocht vertier. Waarna we de beklemming probeerden te bezweren met een vroege borrel, of een zoveelste, tot mislukken gedoemd boottochtje. De Gouwzee 2, inmiddels op sterven na dood, was alleen nog met dagelijks plakwerk en voortdurend hozen boven water te houden, maar wij waren te jong en onervaren om met dit soort opzichtige symboliek ons voordeel te doen.
Zo leefden we jaren voort in het bedompt soort saamhorigheid dat ontstaat tussen twee eenzamen die door het noodlot bijeen zijn gesmeten. Ruzie hadden we nooit, ondanks mijn steeds rücksichtsloser vreemdgaan en zijn toenemend hoerenbezoek, dat ons ook financieel langzaam maar zeker aan de grond bracht. Onze enige wederzijdse restrictie bij het vreemdgaan was dat dit nooit in ons eigen bed mocht plaatsvinden. Mijn tijdelijke amants waren vaak zelf getrouwd of aangeleund, dus was ik voor slippertjes aangewezen op ongerieflijke locaties als de damestoiletten van Dansen bij Jansen, de veel te lage struikjes van het Leidsebosje of het biljart van sociëteit De Kring na sluitingstijd.
Op een zompig warme zomeravond had ik mijn oog laten vallen op een zeer begeerlijke jongen, Berend geheten. Het genoegen was wederzijds, en algauw drentelden wij baltsend langs de grachten, op zoek naar een geschikt plekje. Daar lag de Gouwzee 2 te roesten onder zijn halfvergane dekzeil. ‘Kom, we kruipen in dat bootje’, lispelde ik Berend toe. Ik was me bewust van een diep verraad, maar het kon me opeens niets meer schelen. In de aftandse boot gingen we dusdanig tekeer dat ik de volgende dag een pijnlijke, blauwe afdruk van het ankertouw op mijn onderrug bleek te dragen. ‘Hoe komt dat?’ vroeg Jaap geschokt. ‘Ik heb liggen neuken in de Gouwzee 2’, sprak ik naar waarheid. Daarop volgde eindelijk de lang opgekropte scheldpartij, die ons de kracht gaf elkaar nog dezelfde ochtend te verlaten. Luttele uren later zonk de Gouwzee 2 voorgoed.