GERTON VAN BOOM

ven van de instructies aan de Joodse slachtoffers. Daarnaast heeft

de Nederlandse overheid (ambtenaren, politie en spoorwegen)

zonder grote tegenwerking meegewerkt aan de deportatie van de

Joden. In geen enkel West-Europees land was het percentage

gedeporteerde en vermoorde Joodse medemensen zo hoog als in

Nederland. Van de 140.000 (vol)joden zijn er 102.000 op industriële wijze vergast of op andere wrede wijze vermoord. Dat veel

Nederlanders hebben geholpen Joden te laten onderduiken,

doet aan dit percentage helaas niets af.

Jodenvervolging in Rotterdam

Rotterdam was na Amsterdam en Den Haag de stad met de

meeste Joodse inwoners.7 Men schat het aantal Joden in

Rotterdam aan de vooravond van de oorlog op ongeveer 13.000.

Ongeveer 2.000 Joden zijn door het bombardement op

Rotterdam (14 mei 1940) om het leven gekomen of werden verplicht geëvacueerd als Joods vluchteling (september 1940). Na

de Kristallnacht in november 1938 zijn veel Duitse Joden naar

Nederland gevlucht. Een belangrijk deel daarvan wachtte in

Rotterdam op emigratie naar de Verenigde Staten of elders.

Van de overgebleven 11.006 Joden in Rotterdam waren er

8.368 voljood. De overgebleven half-en kwartjoden werden

ongemoeid gelaten om niet te veel onrust onder de Nederlandse

bevolking te zaaien. Vast is komen te staan dat 81%8 van de

Rotterdamse voljoden is gedeporteerd en vermoord, waaronder

de familie van Isaac Lipschits.

Na de registratie van de Joden in januari en februari 1941,

kreeg de Joodse Raad in oktober 1941 de opdracht een cartotheek aan te leggen op basis van de gegevens uit het register van

de Rijksinspectie voor de Bevolkingsregisters in Den Haag.

Deze ambtelijke instelling was verantwoordelijk voor de registratie van de Joden.

71