ONBESTELBAAR
Met het verhalen van de lotgevallen van oom Piet en tante Nel
ben ik al in de jaren ’70 beland, veel verder dan de bedoeling was
van deze brief aan U.
Eind 1946 verhuisde ik dus van de Rotterdamse Schieweg naar
het Joods Jongenweeshuis in Amsterdam. Ik had het daar erg
naar mijn zin in die Joodse sfeer met de jongens die net als ik
oorlogswezen waren. Ik wilde graag dat Alex ook in dat weeshuis
zou komen. Hierbij kwam ik in conflict met Klompe die Alex bij
zich in huis wilde houden en hem als een van zijn zonen wilde
opvoeden. Hij werd daarbij gesteund door de voogdijstichting
die speciaal voor de Joodse oorlogwezen was opgericht. Het
bestuur van die stichting bestond voor het grootste deel uit
gojiem die niets van het Jodendom begrepen en er weinig van
moesten hebben. Iedere keer als ik Alex in Zeeland ging opzoeken vroeg ik Klompe of Alex niet bij mij in Amsterdam mocht
komen wonen. Steevast antwoordde hij dat Alex een goed christen moest worden. Alex zat op de School met de Bijbel en vol
trots liet hij mij plaatjes zien van de messias van de christenen en
48