ISAAC LIPSCHITS
op de even huisnummers in de Agniesestraat woonden. Of dat de
vrachtauto net vol was en dat wij voor onze beurt op een volgende rit moesten wachten. Of dat ze dachten dat Vader gek was
en gekke Joden nog niet aan de beurt waren.
U zult die nacht wel veel met Vader besproken hebben. De volgende ochtend moesten Jaap en ik onze ‘nette kleren’ aantrekken. U en Vader trokken ook zondagse kleren aan en U kleedde
Alex netjes aan. Zo zijn we weggegaan. We gingen onderduiken.
We mochten niets meenemen, geen boek, geen speelgoed, geen
tas. Alles bleef in huis staan zoals het die avond ervoor gestaan
had, zelfs de rugzakken tegen de muur in de gang. We zijn de
voordeur van ons huis uitgegaan. Vader trok hem achter zich
dicht en we zijn er nooit meer terug gekomen. Met ons vijven
liepen we de Agniesestraat uit in de richting van de Bergweg, op
weg naar het huis van oom Piet en tante Nel.
Toen we de deur uitgingen, droegen we sterren op onze bovenkleren, maar we hadden de jassen niet aan. Thuis had U de sterren van onze jassen gehaald. Aan het einde van de Agniesestraat,
net voordat we de hoek van de Bergweg omsloegen, trokken we
onze jassen aan. We hadden onszelf ‘ontsterd’.
Nog iedere dag ben ik trots op U en Vader dat U dit gedurfd
hebt. Dat U beiden de moed had om al het materiële achter te
laten en om de ‘levensgevaarlijke’ onderduik in te gaan. U nam
het onzekere voor het zekere. Het zekere was: thuis blijven,
opgehaald worden, Westerbork, Polen. Maar het zekere was ook
dat U zich dan zou houden aan de wetten, regels, voorschriften
en opdrachten met als beloning een reis naar Polen. Daar stond
het onzekere tegenover, het handelen tegen al die wetten, regels,
voorschriften en opdrachten in. En daar waren zulke strenge
33