ONBESTELBAAR

begraven. Iedere week kwam oom Piet de centjes voor de verzekering ophalen. Voor zover ik me de tijd van voor ons vertrek uit

de Agniesestraat kan herinneren, was er altijd dat wekelijkse

bezoek.

Oom Piet deed aan politiek. Hij was communist. Hij praatte

over Stalin en over de dingen die Hitler met de Joden van plan

was te doen. Hij heeft Vader en U overgehaald om iedere zaterdagavond twee mannen mee te laten eten zonder ze iets te vragen. Hij beloofde ons te zullen helpen ‘als de Joden aan de beurt’

waren.

We kwamen al gauw aan de beurt. Eerst met allerlei regels en

voorschriften waaraan de Joden zich moesten houden. Ik merkte wel dat de zorgen van Vader en U groter werden, maar voor

mij als jongetje waren die regels en voorschriften niet allemaal

even belangrijk. Dat Joden niet meer naar de bioscoop mochten

kon me eigenlijk niks schelen. Vader had me dat al eerder verboden en mijn ‘eigen’ Asta in de Hoogstraat was bij het grote

bombardement met de grond gelijk gemaakt. Veel erger vond ik

het dat ik van mijn vertrouwde school weg moest om naar een

school voor Joodse kinderen te gaan. In het jaar dat ik op die

school zat heb ik vaak gespijbeld. Dan zwierf ik door de platgebombardeerde stad. In de vijfde klas ben ik blijven zitten - het

was de eerste (en de laatste) keer dat mij zoiets overkwam. Ik

vraag me nu wel eens af of U geweten hebt dat ik zo vaak spijbelde.

Ik vond het vreselijk toen ik niet meer in de trein mocht, want ik

miste de bezoekjes aan Martha en Levi. En in de laatste zomer

dat we in de Agniesestraat woonden mochten de Joden na acht

uur ’s avonds niet meer naar buiten. Ik stond voor het raam van

28