ISAAC LIPSCHITS
plekken. Na de oorlog heeft oom Piet me verteld wat er gebeurd
was. Maar ik had allang begrepen, ook door al het gefluister om
me heen: Vader en U waren gepakt. U kende het adres waar ik
zat en natuurlijk kende U het adres op de Schieweg. Ze waren
bang dat Vader of U zou doorslaan en de adressen zou vertellen.
Vandaar al die paniekreacties.
Na die twee weken werd ik door een man met de trein van
Rotterdam naar Leeuwarden gebracht. Er was voor mij een
onderduikadres gevonden op een boerderij ergens in Friesland.
Ik moest er maar aan wennen, zo zei die man, dat ik op het land
moest helpen. En ik kreeg een andere naam, met nagemaakte
papieren van het Rode Kruis. Ik werd Cor de Boer, een wees die
zijn ouders tijdens het bombardement op Rotterdam had verloren.
Zo kwam ik op de boerderij van de familie Balt op de Oude
Bildtdijk. Oom Coen, tante Aaltje en hun vier zoons Cees, Jippe,
Jan en Thijs. In dat gezin ben ik met liefde en met begrip opgenomen. Toen ik de eerste avond vroeg waar ik de volgende ochtend op het land moest werken, vertelde oom Coen me dat ik de
volgende ochtend gewoon op school werd verwacht. Hij had het
schoolhoofd gezegd dat er een jongetje zou komen waarover hij
niets moest vragen en die hij gewoon als leerling moest behandelen. Zo simpel ging dat daar. Oom Coen en tante Aaltje waren
er op uit het mij zoveel mogelijk naar de zin te maken, zonder
dat ze mij bij hun zoons voortrokken (of achterstelden). Ik was
een gesloten jongen geworden, die stotterend door het leven
ging. Ik slaagde erin de naam Ies Lipschits te verdringen en
geheel en al Cor de Boer te zijn. Ik zat altijd te lezen of mijn
huiswerk te maken. Op mijn rapport had ik bijna alleen maar
achten en negens.
43