ISAAC LIPSCHITS
is voor de oorlog gestorven, de andere tien zijn in de kampen
gedood. Tante Roosje en oom Mozes zijn in Auschwitz vergast;
tante Roosje is drie-en-vijftig jaar geworden. Deze familietak van
tante Roosje is geheel verdwenen: moeder, vader, kinderen en
kleinkinderen.
U hebt nog een broer gehad, Jonas, die tijdens de Eerste
Wereldoorlog op 25-jarige leeftijd is gestorven. U hebt mij nooit
iets over deze oom verteld.
Tante Hanna, die een paar jaar na Jonas is geboren, heeft een wat
ingewikkeld leven gehad. Ze is getrouwd geweest met Isaac
Bruinvels van wie ze na acht jaar huwelijk is gescheiden. Daarna
heeft ze in drie huwelijken drie mannen overleefd. Ik herinner me
niet haar of een van haar mannen ooit gezien te hebben. U heeft
mij nooit iets over tante Hanna verteld. Was zij het zwarte schaap
van de familie? Ik heb allerlei dingen over haar gevonden, onder
meer dat ze patiënte is geweest in Het Apeldoornsche Bosch. Omdat
ze gemengd gehuwd was (met één van die drie mannen die ze
overleefde) kon ze daar nog weg voordat de inwoners op transport
werden gesteld. Uit haar huwelijk met Isaac Bruinvels had ze vier
kinderen en daarna heeft ze nog een buitenechtelijk kind gekregen. Alle vijf kinderen zijn vermoord, één in het Oostenrijkse
Mauthausen, de rest in Polen (waarvan er één vanuit Het
Apeldoornsche Bosch op transport is gegaan en met de kinderen van
oom Hartog levend is verbrand). Tante Hanna is in 1976 in
Rotterdam overleden. Na haar dood was er van deze familietak
niemand meer over.
Oom Jacob, Uw jongste broer, herinner ik me het beste. Hij
woonde met tante Mietje en hun kinderen in onze straat,
Agniesestraat, op nummer 19. Wij kwamen vaak bij hen en zij bij
55