ONBESTELBAAR

ens op tafel, waarvan de kinderen een klein beetje mochten proeven.

Op vrijdagavond eten van het witte tafelkleed met meestal kippensoep en vaak perekoegel. Later op de avond altijd fruit, waar

Vader voor zorgde, en soms pinda’s in de dop, gekonfijte dadels

en chocolaatjes. Zaterdag was de belangrijkste marktdag voor

Vader. Op die dag ging hij al heel vroeg weg. Hij had een vaste

plaats op de Goudsche Singel, tegenover het Boschje. Daar

stond hij altijd met bananen. De Koning van de Standwerkers

noemden ze hem. Zo heeft hij een keer op de omslag van Groot

Rotterdam gestaan. Die foto hangt nu bij mij aan de muur. Vader

staat tussen de kisten met bananen met Maup naast hem om een

handje te helpen en op de achtergrond zie je het Boschje. Op

zaterdagochtend ging ik op de autoped naar hem toe om een

pakje boterhammen te brengen.

Op zondag sliepen U en Vader uit. Op tafel stond een bordje met

mijn boterhammen. Als ik die op had, ging ik naar de Joodse

school en als ik thuiskwam, moest ik alle schoenen poetsen.

Wanneer ik daarmee klaar was keek Vader of ik het wel goed

gedaan had. Als een hak niet glom, maakte hij altijd hetzelfde

grapje: achter wonen ook mensen. Waren alle schoenen in orde,

dan gaf hij mij mijn zakgeld: een dubbeltje. Daarmee liep ik naar

de bioscoop Asta in de Hoogstraat. De portier stond in een cowboypak en er draaide altijd een cowboyfilm. Na afloop was ik de

held van de film en reed ik op het paard naar huis.

Van U kreeg ik iedere week een paar centjes om twee boeken te

lenen uit de leesbibliotheek in de Teilingerstraat. Ik hield van

lezen en dat vond U fijn. Misschien hield ik wel van lezen omdat

U dat fijn vond, Tegen de tijd dat ik naar bed moest ging ik ach18