ISAAC LIPSCHITS

ter de grote stoel van vader zitten lezen in de hoop dat Vader en

U zouden vergeten dat ik er nog zat.

Vanaf mijn vijfde jaar ging ik, om aan te sterken, ’s zomers naar

een Joods vakantiehuis. Veel later heb ik gelezen dat het verblijf

daar voor mij betaald werd door het Joods Armbestuur. Meestal

ging ik naar het huis in Ter Heide, vlakbij Monster, aan zee. Ik

herinner me nog het huislied, dat we moesten zingen op de wijs

van Op de grote stille heide:

In Ter Heide moet je wezen

In Ter Heide moet je zijn

Word je helemaal genezen

Van je ziekte en je pijn

De eerste keer dat ik daar was, was ik de jongste van alle kinderen. Ik moest slapen op de slaapzaal van de grote meisjes. Daar

zag ik voor het eerst naakte vrouwenlichamen: als zij naar bed

gingen en ik net deed of ik sliep en door mijn wimpers gluurde.

Ik heb daar nog tientallen jaren van gedroomd. Niet alleen maar

wat U misschien denkt. In mijn dromen zag ik al die meisjes

naakt de gaskamer ingaan.

De vrijdagavonden daar waren prachtig. Het hele huis was

schoongemaakt. In de grote eetzaal stonden de feestelijk gedekte tafels. We zeiden de broches en het eten was extra lekker.

Daarna bensjten we en zongen we liedjes om de sjabbes welkom

te heten. De directrice zat aan het hoofd van één van de tafels.

Ze had een schoon, wit schort aan, dat stijf stond van de stijfsel.

Het hoogtepunt voor mij was als ik naar voren werd geroepen en

ik op haar schoot mocht zitten. Het gesteven schort prikte in

mijn benen. En ze zong:

19