ISAAC LIPSCHITS
vertelde hij over de goede Herder. Maar ik begreep best dat dat
niet helemaal dezelfde was als die waarover U met me sprak als
U me vertelde over de schapenwolkjes en over de Herder die op
alle mensen paste en voor alle mensen zorgde.
Klompe zal wel moe van mijn gezeur zijn geworden. Ik kreeg
een brief van hem waarin hij me schreef bereid te zijn Alex naar
Amsterdam te laten gaan als hij alle kosten die hij voor Alex had
gemaakt terug zou krijgen. Ik ben erg driftig geworden. Ik ben
bang dat ik in dit opzicht meer op Vader lijk dan op U. En in
mijn drift heb ik een boos besluit genomen. Ik ben naar Zeeland
gegaan en ik heb Alex ontvoerd. Ik zie al lange tijd in dat dat verkeerd is geweest. Het was onverantwoordelijk en onbesuisd van
mij om als zeventienjarige een jongen van negen jaar te ontvoeren. De heer en mevrouw Klompe hadden zo’n behandeling ook
niet verdiend. Ze hadden Alex met gevaar voor eigen leven als
onderduiker in hun gezin opgenomen en ze hadden goed voor
hem gezorgd. Als ik het niet met hun opvoeding van Alex eens
was, had ik me moeten blijven verzetten totdat ik gelijk kreeg.
Er is sinds het einde van de oorlog veel in de wereld veranderd.
Ze hebben zelfs een mens naar de maan gebracht en hem er weer
vanaf gehaald. En de Joden hebben een eigen land, een eigen
staat gekregen. ‘Gekregen’ is eigenlijk niet het goede woord,
want ze hebben er hard voor moeten vechten. De Joden over de
gehele wereld werden opgeroepen om te komen helpen. Ik ben
er als vrijwilliger heen gegaan en ik heb tegelijkertijd Alex ontvoerd: ik heb hem meegenomen zonder toestemming te vragen
aan Klompe of aan die voogdijstichting.
Alex woont daar nu nog steeds, in het land dat U kent als
Palestina en dat nu als Joodse staat Israël heet. Ik ben na ruim
49