VI – DE SNEEUW VAN VROEGER TIJDEN

 

 

Maar waar is de sneeuw van weleer?

FRANÇOIS VILLON, Ballade des dames du temps jadis

 

 

Waar we ook wonen en waarin we ook geloven, ons leven wordt beheerst door rituelen. Een van de belangrijkste daarvan is misschien wel de kerstviering, of we nu godsdienstig zijn of niet, want Kerstmis is een gelegenheid geworden om met een zekere regelmaat familie en vrienden te ontmoeten, cadeaus uit te wisselen en familie en vriendschap in ere te houden.

In de loop van de jaren heb ik veel kerstfeesten in Kenia doorgebracht, in de drukkende hitte van de kust, met koraaltakken in plaats van kerstbomen, versierd met zilverkleurig bespoten schelpen. De maaltijden bestonden uit grote lappen gegrilde colo cole en oesters van de rotsen, en de kerstman kwam op een kameel.

En toch zijn er in mijn leven kerstfeesten geweest die in zekere zin nog bijzonderder waren, die ik me levendiger herinner dan andere, ook al heeft de mist der tijden onvermijdelijk - zoals bij alles - de details vervaagd en de herinneringen ten dele verduisterd.

Van Kerstmis 1946, toen mijn zusje geboren werd, herinner ik me duidelijk drie dingen: de sneeuw, de kinkhoest en de geweldige kerststal van Gianfranco Mantovani, die wij liefdevol Dikkie noemden.

Dikkie was de enige zoon van de basisarts van het ziekenhuis van Crespano, en hij was tien jaar ouder dan ik. Toen moet hij dus dertien geweest zijn; hij had een passie voor motoren en alles wat met machines te maken had. Zijn kerststal was dan ook voorzien van een modern elektrisch treintje, dat over een kronkelig parcours tunnels in en uit ging, over bruggen reed, omhoogklom op bordpapieren heuvels, om tenslotte zijn vaart te versnellen langs een stal waar een verbijsterde groep herders van gips op wonderen stond te wachten.

Het spoor nam een hele kamer in beslag. Dikkie bracht daar vele uren door, liggend op zijn buik, om zijn minilocomotieven en de met steentjes beladen wagons door onwaarschijnlijke landschappen te loodsen, waar kartonnen pijnbomen en palmen gebroederlijk verrezen, naast meren van stukjes spiegel, die in plukjes echt mos neergelegd waren.

De Mantovani’s waren vrienden van ons - de vader was ook onze huisarts - en de villa waar ze woonden lag naast de onze. In de oorlog hadden we, omdat het altijd gevaarlijk was om in de speruren de openbare weg over te steken, een stuk van de heg tussen onze tuinen omgezaagd, zodat de families elkaar konden opzoeken zonder over de straat te hoeven lopen.

De gewoonte om op een stenen trapje te klimmen, dat daar speciaal voor dat doel was aangelegd, en dan over het lage muurtje te lopen, dat bedekt was met altijdgroene klimplanten op de plaats waar de heg was omgehakt, werd saltar el mureto (muurtjespringen) genoemd.

Zo gebeurde het dat Dikkie, die zoals alle jongens in de groei onverzadigbaar leek, als hij thuis al gegeten had, over het muurtje sprong en zich bij ons voegde voor het middag- of avondmaal. En natuurlijk at hij dan opnieuw.

Iedereen hield van hem, en na de oorlog zou hij veel tijd doorbrengen met mijn vader, die hem een ideale en enthousiaste metgezel vond voor wandelingen en skitochten in de met sneeuw bedekte heuvels in de omgeving.

Dit eerste kerstfeest na de terugkeer van mijn vader, was voor mij een magische periode: de eerste kerstboom van mijn leven en de geur van de pijnboomnaalden, de Engelse officier, Nicholson, die bij ons logeerde en van wie ik mijn eerste reep chocola kreeg en mijn bijnaam, die ik altijd zou houden: Cookie, geschreven Kuki.

 

Maar ook later, toen ik ouder werd, was Kerstmis nog altijd een geweldig feest.

Het werd aangekondigd met klokgelui dat in flarden door de gesloten luiken naar binnen kwam, in het grauwe licht van de ochtend van 24 december, de dag voor Kerstmis.

In de woonkamer stond de boom al klaar, versierd met stukjes zilverpapier en fragiele fantasievogels met hun exotische vormen, gemaakt van zilverkleurig en groen glas, met lange kromme snavels, die merkwaardig veel leken op die van de sunbirds aan de evenaar, die ik jaren later in Afrika zou waarnemen, als ze met een snel wiekgeklap de nectar uit de oranje aloë’s zogen in mijn zonnige tuin.

In een hoek stond een stal, een onwaarschijnlijke wereld, gereconstrueerd in onze fantasie - hoe Bethlehem er werkelijk uitzag konden we ons alleen maar verbeelden - met geschilderde beeldjes van herders en vrouwen in lange gewaden, die met hun armen boven hun hoofd kruiken vasthielden, en met glazen vijvers, waarin ganzen van celluloid zwommen, met namaakgras, kamelen en kameeldrijvers, en een kleine kudde schapen, gehoed door een jongen in een lange jurk.

Een stal, een ezel, een os, een in het blauw geklede madonna met witte sluier, een bescheiden baardige Jozef in bruine pij, een lege krib waarin ze in de nacht stiekem een bloot roze kindeke Jezus zouden leggen, dat al wel vijf jaar oud leek, en dat wij kinderen de volgende dag zouden vinden.

Ze zouden me die dag geen ontbijt op bed brengen, want ik moest communie doen en daarom nuchter blijven vanaf twaalf uur ’s nachts, en ik zou weldra het huis uitgaan om naar de vroegmis in de kathedraal te gaan, samen met de enige gezinsleden die naar de kerk gingen: oma, tante Vito en een dienstbode.

 

De kathedraal was stil en zag er in de vroege ochtend verlaten uit. In het zwakke saffier- en smaragdkleurige licht, dat binnenviel door de grote glas-in-loodramen versierd met verhalen uit het evangelie, liepen we de kerk in door een klein deurtje dat half schuilging achter het hoofdaltaar. En terwijl ik mijn kleine voetjes neerzette op de treden die uitgesleten waren door de afdrukken van wie weet hoeveel processies van gelovigen van eeuwen her, daalden we af in de crypte, met zijn muffe lucht van oude graven, wierook en vochtige stenen.

In een reeks opeenvolgende nissen met gewelven bevonden zich altaren, verlicht door honderden kaarsen, lijdende kruisbeelden en zilveren votiefharten, stoffige relikwieën en, in toonkisten met glazen deksels, beschimmelde skeletten van obscure heiligen die allang vergeten waren.

Oude vrouwtjes met hoofddoeken knielden onder het prevelen van gebeden, misdienaartjes die jonger waren dan ik zwaaiden met glimmende wierookvaten, de wierook steeg op in geurige wolken die doordrongen in iedere hoek, zwart gerokte priesters met stolen van witte kant hieven litanieën aan en zegenden kelken met gewijde wijn, en heidense spoken uit voorchristelijke rituelen leken op te stijgen uit de mist der eeuwen.

Buiten kleurde de kou onze wangen rood, de vrouw op de hoek, met haar grijze handschoenen zonder vingertopjes, verkocht gepofte kastanjes, en het huis van opa en oma wachtte: de verlichte keuken, de tafels boordevol met ingrediënten van voorgerechten die nog klaargemaakt moesten worden, baarzen, koppen mayonaise, bergen piepkleine garnalen die heel even gekookt waren en nu klaar lagen om gepeld te worden.

De lekkerste garnalen uit de Adriatische Zee, bijzonder fijn van smaak, waren roze, en zo klein als kindervingertjes. Mijn handen waren soepeler en sneller dan die van de volwassenen en daarom kreeg ik een schort voor en ging er trots bij zitten, om mee te helpen. Het was een Venetiaanse traditie om vis te eten op kerstavond, de zogenaamde ‘magere maaltijd’, en bij die gelegenheid was het menu in onze familie ieder jaar hetzelfde.

 

Cocktails van malse kreeften in aurorasaus, risotto met witte wijn gemaakt met een kruidige visbouillon, gestoomde baars met aardappelen klaargemaakt met peterselie, olijfolie en citroen; een massa van allerlei knabbeltjes en noga van hazelnoten en amandelen, bonbons, gedroogde abrikozen, pruimen, walnoten en marrons glacés als dessert.

Als alle gasten, en de neven en nichten, de ooms en tantes er waren en de aperitieven geserveerd waren, hoorden wij plotseling een hoefgetrappel op het terras en wij kinderen gingen stokstijf zitten in afwachting van de dingen die komen gingen.

‘Het kindeke Jezus is gekomen!’ riep dan iemand. ‘Daar is zijn ezeltje.’ De kerstman was nog een buitenlandse traditie, en pas jaren na de oorlog zou onder Amerikaanse invloed zijn blozende heidense gestalte de plaats innemen van de oude gewoonten.

De boom schitterde met honderd echte kaarsen en de cadeaus waren al uitgestald als de kinderen in een lange stoet binnenkwamen met uitroepen van verbazing en voorpret.

De volgende dag zou het slaperige feestelijke kerstmaal bestaan uit tortellini in een rijke bouillon met een sherry-aroma, geroosterd parelhoen met een pepersaus, radicchio op de grill, honingzwammen, een romige tulband, champagne en vin santo.

Ieder jaar waren er dezelfde mensen, en iedereen kon op zijn manier het verstrijken van de tijd volgen aan de retouches die het fijne penseel van het leven aanbracht op de vertrouwde gezichten van degenen van wie wij hielden.

 

Als in een eindeloos vaak herhaalde opvoering zouden de kinderen van de jongere echtparen vanuit de witte deur rechts opkomen. De baby’s zouden leren lopen, de kleine jongetjes zouden verstandiger worden, er zou dons op hun kin verschijnen, de meisjes zouden opbloeien tot jonge vrouwen die aandacht kregen voor hun uiterlijk, om vervolgens te rijpen tot volle, sensuele bloemen; de ouderen zouden nog ouder worden, hun haar spaarzamer, hun lichaam krommer, en sommigen zouden langzaam of plotseling verdwenen zijn door de zwarte deur links, om nooit meer deel uit te maken van deze lange reeks kerstmaaltijden.

Rondom de tafel blijven de stralende gezichten van mijn familie, verenigd in het bleke winterse licht, in mijn geest geprent staan als een daguerreotype, waarvan de schaduwen en nuances nooit geheel kunnen vervluchtigen.

 

De periode na Kerstmis was de heidense, vrolijke carnavalstijd, die toen in Italië nog uitbundig gevierd werd, met uitgebreide Venetiaanse maskers, muziek en maaltijden, kluwens opstijgende sterren, confetti en een overvloed van voedsel en maaltijden voordat de vastentijd aanbrak. Oma, die dol was op zoetigheid, blonk uit in het klaarmaken van de gebakken lekkernijen die typisch zijn voor deze periode van overvloed. Ze liet ze aanrukken op grote dienbladen voor mijn eerste jonge-meisjesfeesten: rozijnenbollen, crostoli met hun met vanillesuiker bestrooide zigzagranden, de zoete castagnole-balletjes met beboterde korst, beignets gevuld met lauwe sabayon, merin-gues van witte suiker met heel verse slagroom, krokante caramels met een paar schijfjes mandarijn, verse vijgen, druiven geregen aan houten spiesjes die in gebrande suiker waren gedompeld, en de geurige, lichtverteerbare krapfen, met een vulling van lauwwarme abrikozenjam die langs je kin droop als je niet uitkeek. Mijn eerste ‘partijtjes' werden snel tot gastronomische banketbakkerstriomfen en de jongens, die hun rauwe jonge-haantjesstemmen nog niet kwijt waren, en altijd honger hadden door hun plotselinge groei in de puberteit, vergaten het dansen en hun volwassen houding waarmee ze indruk wilden maken en wierpen zich zonder schaamte op de lekkernijen.

Het andere grote feest was Pasen.

De paasstemming en de overvloed van eieren in dat seizoen werden ieder jaar aangekondigd door een gebak, altijd hetzelfde, dat mijn vader cadeau kreeg van een patiënt.

 

Het was een gele cake die vaag naar amandelen rook, bedekt met roze glazuur. Een echt ei, hardgekookt en lichtblauw geschilderd, stond in het midden en langs de rand stond een rij piepkleine suikereitjes in verschillende pasteltinten opgesteld.

Onmiddellijk daarna gingen wij dozijnen eieren beschilderen, kookten ze in met azijn aangelengd water om de kleur te fixeren en legden ze daarna op de tafels in kleine met papier gevoerde mandjes. Als we ze opaten, kwam het blauwgemarmerde eiwit tevoorschijn, als enorme spreeuweneieren.

 

Er heerste met Pasen een feeststemming, het ontwaken van de lente na een lange winter die we binnenshuis doorgebracht hadden. Met het lengen en het warmer worden van de dagen, verschenen er knoppen als gele sterren aan de takken van de forsythia’s, krokussen en hyacinten verbraken de harde korst van de winterse aarde; wolken roze bloemen veranderden de perzik- en appelbomen waarmee de hellingen van de heuvels bespikkeld waren als op oosterse zijden kamerschermen; in het geheim kwamen er verse knoppen op uit de aarde; de margrieten en ranonkels, de viooltjes en de pluizige trossen mimosa vormden kransen langs de bermen van de sloten.

De wind verloor zijn bijtende kou en wij trokken nieuwe pastel-kleurige jurken aan, terwijl oma haar verzameling zomerhoedjes etaleerde, versierd met duizenden soorten voiles en linten.

Maar ik had een hekel aan Goede Vrijdag, want traditiegetrouw bezocht oma dan zeven graven in zeven verschillende kerken en ze verwachtte dat ik met haar mee ging.

De kerken lagen in het halfduister. Ook de rode lampen waren gedoofd. Die duidden op de aanwezigheid van de gewijde hostie in de tabernakels aan weerszijden van de altaren, die met paars bekleed waren als teken van rouw. De sfeer was bedrukt; de priesters waren gekleed in kale pijen met paarse stolen zonder het gewone borduursel, en voor het hoofdaltaar stonden vreselijke realistische beelden van zieltogende Christussen die zojuist van het kruis gehaald waren.

Sommige, misschien de meeste, waren meesterwerken van beroemde oude meesters, maar daar had ik absoluut geen boodschap aan.

Ik herinner me eindeloze rijen oude vrouwtjes met zwarte hoofddoeken om hun grijze hoofden, dames met handschoenen en hoeden, hun jassen afgezet met nerts of persianer bont; in mijn herinnering gingen vooral de vrouwen naar de kerk.

Als het mijn beurt was, knielde ik ook, en kuste, verstijfd, de lijkbleke stigmata die zich als bloemen openden in de handpalmen, waar de kromme vingers omheen klauwden, en die doorboord waren door de spijkers van het kruis. De wond van het zwaard in de uitgemergelde ribbenkast, de gaten in de magere voeten, waar enorme spijkers doorheen staken en waarop gipsen bloed gestold was, lagen koud tegen mijn opeengeklemde lippen.

Alle Jezussen hadden vriendelijke gelaatstrekken en waren getekend door lijden en doodsstrijd. Hun huid vertoonde nuances van groen en grijs en lag gespannen over de uitgeholde wangen, de ogen waren half gesloten, terwijl wrede, heel lange doornen het marmeren of houten voorhoofd pijnigden. Met hun lange verwarde haar deden ze denken aan oude hippies. Doodsbang als ik was hield ik mijn ogen stijf dicht, en verbeeldde me dat ik ergens anders was.

In de kapel van het Zanotti-college, waar ik door de week naar school ging, lagen twee nonnen urenlang voorover te bidden op de marmeren vloer, onbeweeglijk, met hun smekende armen boetvaardig uitgestoken langs hun zwart gesluierde hoofden.

Ik had willen weglopen, maar oma, van wie ik hield en die ik niet wilde kwetsen, hield mijn hand heel stevig vast.

 

Olifanten In Mijn Boomgaard - met foto's en recepten
cover.xhtml
content0001.xhtml
content0002.xhtml
content0003.xhtml
content0004.xhtml
content0005.xhtml
content0006.xhtml
content0007.xhtml
content0008.xhtml
content0009.xhtml
content0010.xhtml
content0011.xhtml
content0012.xhtml
content0013.xhtml
content0014.xhtml
content0015.xhtml
content0016.xhtml
content0017.xhtml
content0018.xhtml
content0019.xhtml
content0020.xhtml
content0021.xhtml
content0022.xhtml
content0023.xhtml
content0024.xhtml
content0025.xhtml
content0026.xhtml
content0027.xhtml
content0028.xhtml
content0029.xhtml
content0030.xhtml
content0031.xhtml
content0032.xhtml
content0033.xhtml
content0034.xhtml
content0035.xhtml
content0036.xhtml
content0037.xhtml
content0038.xhtml
content0039.xhtml
content0040.xhtml
content0041.xhtml
content0042.xhtml
content0043.xhtml
content0044.xhtml
content0045.xhtml
content0046.xhtml
content0047.xhtml
content0048.xhtml
content0049.xhtml
content0050.xhtml
content0051.xhtml
content0052.xhtml
content0053.xhtml
content0054.xhtml
content0055.xhtml
content0056.xhtml
content0057.xhtml
content0058.xhtml
content0059.xhtml
content0060.xhtml
content0061.xhtml
content0062.xhtml
content0063.xhtml
content0064.xhtml
content0065.xhtml
content0066.xhtml
content0067.xhtml
content0068.xhtml
content0069.xhtml
content0070.xhtml
content0071.xhtml
content0072.xhtml
content0073.xhtml
content0074.xhtml
content0075.xhtml
content0076.xhtml
content0077.xhtml
content0078.xhtml
content0079.xhtml
content0080.xhtml
content0081.xhtml
content0082.xhtml
content0083.xhtml
content0084.xhtml
content0085.xhtml
content0086.xhtml