IKO NDOFU KWA SHAMBA
Een dof geluid als een donderslag overstemt het gekrijs van de nachtvogels, het koor van de boomkikkers en het concert van de spreeuwen, gek geworden in deze nacht met volle maan; het klinkt machtiger dan de verre roep van een hyena, dan het neervallen van rotsblokken die door de galopperende buffels verplaatst worden als ze wegrennen om te gaan drinken bij de menanda van Kuti.
Ik leg mijn pen neer, en luister. Ik weet wat dit betekent.
Plotseling en machtig onderbreekt een salvo van getrompetter de nacht, de kikvorsen verstommen en ik hoor het zware stampen van de laarzen van de oude Lauren, die naar me toe komt rennen. Ik sta al overeind, grijp mijn fakkel en het geweer met hagel.
‘Mama,’ Lauren klopt op mijn raam. ‘Mama, iko ndofu kwa shamba.’ Daar zijn ze weer, de olifanten in de tuin.
Een geweersalvo in de lucht is - zoals ik lang geleden geleerd heb – de snelste manier om ze op de vlucht te jagen.
Ik volg ze in de nacht, en bedenk opnieuw dat ik wel erg ver van Italië ben.