Hoofdstuk 45

Nicodemus keek Deirdre na tot ze door het bos werd opgeslokt. De wind woei zijn lange zwarte haar op. De koude herfstlucht voelde aan alsof het zou gaan regenen.

‘Ze zal de demon overleven,’ hoorde hij een zachte stem achter zich zeggen. Toen hij zich omdraaide, zag hij een kleine, doorzichtige gestalte, eerder een geestverschijning dan een mens. Met haar zilverkleurige ogen keek ze hem strak aan en haar brede lippen vormden een ernstige lijn. Haar gezicht werd omlijst door een trage, witte stroom, die als een beekje over haar rug vloeide en tegen haar enkels opspatte. Ze droeg een dik groen gewaad dat om haar heen rimpelde alsof ze in het water dreef.

‘Boann.’ Nicodemus groette haar met een hoofdknik en zette een stap naar achteren.

‘Wat er van haar is overgebleven.’ De gestalte beantwoordde zijn groet. ‘Ik ben uit de ark ontsnapt waarin Typhon mij gevangen hield, maar ik ben te zwak om me lichamelijk te kunnen manifesteren.’

‘Kunt u Deirdre redden?’ vroeg Nicodemus, nog verder terugstappend.

De godin keek langs hem heen naar het bos waarin Deirdre was verdwenen. ‘Nee.’ Ze keek hem aandachtig aan. ‘Maar jij kunt het wel. Ik heb je gadegeslagen, Nicodemus Kras. En toen Deirdre de ark aanraakte, heb ik al haar kennis in me opgenomen. Ik wil bij de naam van de Schepper zweren dat ik je zal beschermen en helpen in je strijd tegen de demonen. Weet je wat het voor een godheid betekent als hij een eed aflegt op de naam van de Schepper?’

Nicodemus, die almaar achteruit was geweken, bleef eindelijk staan. ‘Dat u zich aan uw gelofte moet houden en die nooit mag verbreken.’

De jonge godin knikte en stak haar doorzichtige hand uit. ‘Zullen we geloften uitwisselen? Ik bescherm jou als jij me plechtig belooft Deirdre te bevrijden.’

Nu was het zijn beurt om haar aandachtig op te nemen. Hoewel goden soms geloften met elkaar uitwisselden, was het niet gebruikelijk dat met een sterveling te doen. ‘Waarom zou u me hulp aanbieden? Als mens mag ik mijn eed breken, maar u niet.’

Boann bleef haar hand uitsteken. ‘Ik ben een schim en niet meer in staat de materiële wereld te beïnvloeden. Zo zal ik blijven totdat ik met Deirdre verenigd ben. Als jij me niet onder je hoede neemt, zullen Typhons volgelingen me vinden en aan stukken scheuren.’ Op dringende toon voegde ze eraan toe: ‘Als je weigert, zal Deirdre van verdriet wegkwijnen onder de macht van de demon. Jij bent de enige die haar bij me terug kan brengen.’

‘In dat geval neem ik uw aanbod aan,’ antwoordde Nicodemus met overtuiging. Samen knielden ze neer en legden een eed af op de naam van de Schepper. Hij beloofde Deirdre te redden; Boann beloofde hem te beschermen en te dienen.

Langzaam stond ze op. Ze knikte, waardoor er een waterval over haar schouders spoelde. ‘De menselijke goden die Typhon bestrijden noemen zichzelf de Alliantie van Goddelijke Afvalligen. Mijn moeder, de regengodin Sian, is zo’n Afvallige. Lang geleden wilde ik me ook bij de Alliantie aansluiten, maar ik werd niet toegelaten. Ze waren bang dat ik te veel in het oog liep door mijn politieke betrokkenheid bij de Hooglanden.’

De godin zuchtte. ‘Ze hadden gelijk. Door mijn gekonkel ontdekte Typhon dat ik contacten onderhield met de Alliantie. Hij probeerde me te besmetten in de hoop een spion onder zijn vijanden te krijgen, maar hij was nog bezig toen Felgram hem neerstak. Daardoor kreeg de demon macht over mijn ark, maar niet over mij. Hij kwam er wel achter hoe hij Deirdre naar zijn hand kon zetten, al verzette ze zich met hand en tand.’ Boann schudde haar hoofd. ‘Door de tegenstand van Deirdre en jou is Felgram er niet in geslaagd Typhon als leider van de Separatie te vervangen. Maar nu is de demon weer op vrije voeten. Als je mijn leiding aanvaardt, zal ik je helpen de Alliantie te overtuigen dat we hen kunnen helpen in hun strijd. Ben je bereid mijn advies aan te nemen?’

Nicodemus keek de donkere grot rond. Hij zag niets bewegen. Aan de andere kant van de spelonk gaapte een groot gat en daarachter lag Sterrenstee. In de Spil glommen gouden en zilveren glitters. Dat betekende dat een paar bewakers het hadden overleefd.

‘Godin, ik zal naar u luisteren. Ik heb geen bondgenoten en geen ideeën meer.’

Op Boanns gezicht verscheen een voorzichtig glimlachje. Met een steek in zijn hart zag hij dat ze sprekend op Deirdre leek.

De godin knikte. ‘Het zal niet gemakkelijk worden. De goden van de Alliantie, zelfs mijn eigen moeder, wantrouwen me sinds Typhon mijn ark heeft overgenomen. Bovendien hebben ze zelf een spreukschrijver in de Oertaal voortgebracht, jouw halfzuster. Sinds Felgram de draak op Trillinon heeft losgelaten, weten ze dat de Separatisten ook een spreukschrijver bezitten. Ze hebben een klopjacht geopend om je te vermoorden. Wij moeten ze ervan overtuigen dat we tegen de Separatie kunnen vechten ondanks je... kakografie.’

Nicodemus kreeg een wee gevoel in zijn maag. Voor de zoveelste keer was hij de Stormvogel, voorvechter van de wanorde, iemand die geen levend wezen kon aanraken zonder diens taal door de war te gooien.

Hij sloot zijn ogen en riep het beeld van de smaragd op. Zijn vastberadenheid om een eind aan zijn onvermogen te maken stelde hij zich voor als een helder licht dat op de steen viel.

‘Kom,’ zei Boann, zich weer naar het binnenste van de grot wendend. ‘We moeten voor je meester zorgen.’

‘Is Shannon –’

‘Hij leeft nog.’ Ze wees naar de oude man die op zijn rug lag. ‘Ik heb de tekst gewist die de demon om zijn geest had gelegd. En tijdens het gevecht heb ik zijn vogel verstopt.’

Azure zat naast Shannon nerveus de zilveren vlechten van haar meester glad te strijken. Boann legde een doorzichtige wijsvinger op het hoofd van de magiër. Hij opende zijn witte ogen. ‘Nicodemus?’ vroeg hij.

‘Ik ben hier.’ Nicodemus knielde naast hem neer.

De magiër ging rechtop zitten en wilde de hand van zijn assistent pakken, maar Nicodemus trok die snel weg. ‘U mag me niet aanraken, magister. Dan tast ik uw levende tekst aan.’

De oude man bracht zijn hand naar zijn slaap. ‘Wat is er gebeurd? Waar is mijn...’ Azure klauterde over zijn arm naar boven en ging op zijn schouder zitten.

Boann stond op en zei met luide stem, alsof ze een onzichtbaar publiek toesprak: ‘Nicodemus Kras heeft Felgram verslagen. Hij heeft ontdekt dat hij een zuivere afstammeling is van het oude Imperiale geslacht. Hij heeft de waarheid over de profetieën geleerd. Misschien bezit hij de krachten van de Stormvogel, maar hij is niet voorbestemd om de Separatie te dienen. Ik, de riviergodin Boann, heb plechtig bezworen dat ik hem zal bijstaan in de strijd tegen de demon Typhon.’

De plotselinge vormelijkheid van de godin vond Nicodemus nogal verwarrend, maar hij was blij dat Shannons wonden waren opgehouden met bloeden. De oude man maakte sussende geluiden tegen Azure terwijl hij overeind krabbelde.

‘Achter je ligt de Index,’ fluisterde Boann tegen Nicodemus. Hij pakte het boek op. De godin keek de donkere grot in. ‘Hoeveel van ons gesprek hebt u gehoord, bewaker?’

Uit het donker kwam magistra Amadi Okeke tevoorschijn. Op haar bleke voorhoofd zat een paarse bult. ‘Alles, godin.’

Met haar kristallen ogen keek Boann de vrouw streng aan. ‘Dan weet u nu ook dat Nicodemus niet de vernietiger is.’

Amadi keek haar met grote ogen aan. ‘Neemt u me niet kwalijk, godin, mijn begrip van de profetie is tekortgeschoten. Ik zal Nicodemus meenemen naar Sterrenstee en iedereen vertellen wat ik heb gezien.’

Boann lachte. ‘Nicodemus gaat niet mee. U hebt zelf het vuur van de contra-profetie opgestookt en nu zijn de magiërs doodsbang voor hem.’ De ogen van de godin fonkelden nog helderder.

Amadi deinsde terug. ‘Maar godin, ik –’

‘U moet het kwaad dat u hebt aangericht weer goedmaken. U gaat terug naar Sterrenstee en brengt verslag uit van wat hier is gebeurd. U doet geen pogingen de Erasmineprofetie of de contra-profetie te wijzigen. Voortaan bent u onze contactpersoon in de Numinusorde.’

Amadi ademde diep in. ‘Godin, niemand zal me geloven. U en Nicodemus moeten meegaan om mijn verhaal te bevestigen.’

Boann wierp haar lange rivierhaar naar achteren, waardoor er een waterval over haar rug stroomde. ‘Het lijk van Felgram is uw bewijs. Deirdres naam mag u niet noemen. U vertelt alleen dat Nicodemus en Shannon in het gevecht tegen Typhon zijn omgekomen. Zeg dat de demon hen van de Spilbrug heeft geworpen. Dat verklaart waarom hun lichamen niet worden gevonden. Hopelijk houden de bewakers dan een tijdje op ons te achtervolgen.’

Amadi keek naar Felgrams lichaam en knikte. ‘Zoals u wenst, godin.’

‘Magistra Okeke, hoe gaat het met Simpele John?’ vroeg Nicodemus langzaam. ‘Leeft hij nog?’

Fronsend antwoordde de bewaker: ‘Ja, hij leeft en heeft ons hierheen gebracht. We hebben hem achtergelaten op de overloop naar de Spilbrug.’

Nicodemus slaakte een zucht van opluchting. ‘De magiërs mogen niet weten wat Typhon met hem heeft gedaan.’

Amadi kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Wat dan?’

Nadat Nicodemus had beschreven hoe Johns geest door de godenspreuk van Typhon was misvormd, keek hij de bewaker ernstig aan. ‘Als de magiërs dat te weten komen, zullen ze hem ervan verdenken dat hij nog onder invloed van de demon verkeert.’

‘Ik begrijp het,’ zei Amadi, die een vlecht uit haar bleke gezicht streek. ‘Uit waardering dat hij ons hierheen heeft gebracht zal ik het geheim houden.’

Nicodemus bestudeerde haar uitdrukkingsloze gezicht en knikte. ‘Dank u.’ Met gebogen hoofd voegde hij eraan toe: ‘Wilt u tegen John zeggen dat het me spijt dat –’

‘Nee,’ kwam Boann vriendelijk tussenbeide. ‘John moet, net als de anderen, geloven dat Shannon en jij zijn gestorven.’

Nicodemus wilde protesteren, maar keek eerst naar Shannon, die met Azure in zijn handen schuin achter de godin stond. De groot-magiër schudde zijn hoofd.

‘Goed.’ Nicodemus knikte weer. ‘Dank u, magistra.’

Het grimmige gezicht van de bewaker werd vriendelijker. Ze wees de donkere nacht in. ‘Ik zie het licht van nieuwe spreuken. De andere magiërs komen eraan.’

De bewaker had het bij het rechte eind. Nicodemus zag een gouden schijnsel in wat er nog over was van de Spilbrug.

‘Het wordt tijd om te vertrekken,’ kondigde de godin aan. ‘Nicodemus, jij moet de overblijfselen van mijn ark meenemen.’ Ze gebaarde naar de steen. Het grote, solide rotsblok was grotendeels verbrijzeld. Er restte nog maar een kleine steen van een halve meter lang. Hij liep naar de miniatuurark en nam die in zijn armen. Over de lengte ervan liepen drie golvende lijnen.

Toen Boann weer sprak, was haar stem zacht en melodieus. ‘Kom, Nicodemus en Shannon, we trekken de bergen in door de koboldholen. Ik weet de weg naar een beschutte plaats. Daar kunnen we herstellen en ons voorbereiden op het redden van Deirdre en het terughalen van de smaragd.’

‘Maar waar zijn we veilig?’ vroeg Nicodemus. ‘De magiërs zullen alle grotten doorzoeken, ongeacht wat de magistra hun vertelt.’

De riviergodin glimlachte. ‘Waar anders dan in de vallei van de Hemelse Boom?’