Hoofdstuk 6

Op de plaats waar Amadi zat, zag Shannon slechts duisternis. Meer dan anders had hij last van zijn blindheid, die hem tegelijkertijd bang en razend maakte.

‘Dus jij gelooft dat ik Nora Finn van de brug heb afgeduwd?’ begon hij, terwijl hij zijn best deed zijn zelfbeheersing te bewaren.

‘Ik onderzoek alle mogelijkheden,’ antwoordde Amadi onbewogen.

Shannon greep de armleuningen van zijn stoel zo hard vast dat zijn handen pijn deden. Was haar beschuldiging een heimelijke wraakneming of een oprechte poging de moordenaar te vinden? Hij kon het niet zeggen. ‘Dat is absurd! Ik heb niets met haar dood te maken.’ Hij kwam overeind en liep naar het raam. ‘Zou ik dan geen bloedvlekken moeten hebben?’

Amadi’s stoel kraakte, waaruit hij opmaakte dat ze ook was opgestaan. ‘Magister, het lichaam is vijf uur geleden gevonden. De dader heeft tijd genoeg gehad om alle sporen te wissen. En je bent om twee redenen verdacht. Vier dagen geleden heeft Astrophel een colaborisspreuk naar magistra Finn gestuurd om haar de leerstoel toe te kennen waarvoor jullie beiden kandidaat stonden.’

‘Dus ik zou haar gedood hebben om haar van die eervolle benoeming te beroven?’ Hij wendde zijn gezicht naar het raam. ‘Waanzin! Denk je echt –’

‘Ten tweede,’ viel Amadi hem in de rede, ‘was haar hele lichaam aangetast door een foutspreuk en jij bent de deskundige op dat gebied.’

‘Ik ben een taalkundige die tekstuele intelligentie onderzoekt. Natuurlijk onderzoek ik ook foutspreuken en herstelteksten.’

Hij hoorde de hakken van Amadi klikken. Ze liep op hem toe. ‘Ik dacht nog niet eens aan je onderzoek, hoewel dat een derde motief kan zijn. Ik doelde op je mentaal beschadigde studenten die spreuken in de war schoppen door ze alleen maar aan te raken.’

Daar kwam de aap uit de mouw: de angst van de Noorderlingen voor kakografen. Hij draaide zijn hoofd zo dat ze alleen zijn profiel zag. ‘Mijn studenten zijn niet beschadigd,’ sprak hij met zware stem.

‘Ik geloof in je onschuld.’

Hij wendde zich weer naar het raam.

‘Magister, als je me helpt, kan ik je naam zuiveren. Maar ik moet alles weten over foutspreuken en kakografen.’ Even zweeg ze, om daarna te vervolgen: ‘Door je reputatie zit je in een hachelijk parket. Als men denkt dat je mijn onderzoek dwarsboomt, zal het moeilijk worden.’

‘Mijn reputatie?’

‘Elke spreukschrijver van deze academie weet hoe belangrijk je in Astrophel was. Er zijn er genoeg die denken dat je verbitterd bent geworden, misschien zelfs paranoïde. Iedereen heeft gezien hoe fanatiek je met Finn om die academische benoeming vocht.’

‘Ik ben misschien een vechter, Amadi, maar jij moet toch weten dat ik nooit iemand zou vermoorden.’

‘Om dat te bewijzen, heb ik je hulp nodig.’

Shannon haalde diep adem. Ze had gelijk. Als hij zijn medewerking weigerde, zou hem dat verdacht maken. Meer dan ooit moest hij duidelijk maken dat hij een onschuldige onderzoeker was geworden zonder politieke ambities. ‘Als ik meewerk, mag ik mijn onderzoek dan voortzetten?’

‘Ja.’

‘Wat wil je weten?’

‘Laten we met de kakografen beginnen. Wat doen die hier?’ Haar voetstappen vertelden hem dat ze terug naar haar stoel liep. Ze wilde waarschijnlijk weer gaan zitten, maar omdat ze jonger was moest ze wachten tot hij weer zat. Hij bleef bij het raam staan.

‘In Sterrenstee,’ begon hij, ‘zoals in andere academies, moet een spreukschrijver zich bekwamen in een van de hogere talen om een kap te verkrijgen, en in beide hogere talen om als groot-magiër een staf te bemachtigen. Spreukschrijvers die geen van beide onder de knie krijgen, kunnen een lagere kap krijgen als ze de gemeenschappelijke magische talen beheersen. Maar sommigen lukt zelfs dat niet eens. Uitgezonderd bij heel eenvoudige teksten levert hun aanraking foutspreuken op. Hier in het zuiden noemen we zulke ongelukkige studenten kakografen.’

Amadi gromde. ‘In het Noorden noemen we ze gewoon gevaarlijk.’

‘Wij in Sterrenstee geloven niet dat ze gevaarlijk zijn. In tegenstelling tot jullie censureren wij de magische talen niet uit hun geest, maar laten ze doen wat ze wél kunnen. Op het moment wonen er ongeveer vijftien kakografen in de Trommeltoren. Op drie na zijn ze allemaal jonger dan twaalf.’

‘Hoe komt het dat ze zo jong zijn?’

‘De ouderen worden meestal opgenomen in de academie als lagere magiër.’

‘Is dat niet gevaarlijk?’

‘Gevaarlijk?’ vroeg Shannon verbaasd. ‘Gevaarlijk voor de kakografen? Mogelijk. Maar meestal reageert een spreuk nauwelijks op hun aanraking. Ik heb nog nooit iets ergs meegemaakt, behalve een paar blauwe plekken of een fout gespelde spreuk. Of denk je dat kakografen gevaarlijk zijn voor de magiërs, voor spreukschrijvers die nota bene één of twee van de krachtigste talen ter wereld beheersen? Kom nou!’

Hij hoorde Amadi schuifelen en nam aan dat ze haar gewicht van het ene op het andere been verplaatste in de hoop te kunnen gaan zitten. ‘Magister, dit druist in tegen alles wat ik heb geleerd, alles wat ik van jou heb geleerd.’

Met zijn handen op de vensterbank steunend zei hij: ‘Dat was heel lang geleden.’

Gefrustreerd klakte ze met haar tong. ‘Maar ik heb gelezen over die kakografen, zoals jullie ze noemen. Ze hebben veel heksen en kwade magiërs voortgebracht. Sterker nog, een van hen was een berucht moordenaar, een Zuiderling van jullie academie. Waarom kan ik niet op zijn naam komen?’

‘James Berr,’ zei Shannon zacht. ‘Je hebt het over James Berr.’

‘Inderdaad!’

Shannon wendde zich naar zijn oud-student. ‘Maar Berr leefde driehonderd jaar geleden. Dat weet je toch wel?’

Er viel een stilte, onderbroken door het gekraak van haar stoel. Shannon verstijfde.

‘Vertel me eens, magister, want ik begrijp het niet,’ zei ze bitter. ‘Wat deugde er wél aan de moordenaar?’

Hij wendde zich weer af en antwoordde met afgemeten stem: ‘Het was een ongeluk. Een van Berrs foutspreuken doodde enkele eerstejaars. Hij bekende schuld en mocht blijven als laaggeplaatst bibliothecaris. Hij was nog student, maar niemand wilde hem lesgeven, dus sloeg hij zelf aan het experimenteren. Helaas doodde een foutspreuk twee jaar later een paar magiërs. Berr vluchtte naar de Spirische graslanden en overleed.’

‘Dus kakografen zijn wel degelijk gevaarlijk?’

‘In de driehonderd jaar na Berr is er geen gevaarlijke kakograaf meer geweest. Het komt door de Noordelijke obsessie met foutspreuken dat jullie in elke kakograaf een potentiële misdadiger zien. Een obsessie die wordt gevoed door de partij van de contra-profetie en schadelijk is voor onze academies.’

‘Magister, ik weet dat je overhoop hebt gelegen met de leider van de anti-profetiegroep, maar pas op je woorden. Je eigen provoost heeft zich positief uitgelaten over hun interpretatie van de profetie.’

Shannon streek een vlecht uit zijn gezicht. ‘En jij, Amadi, hoe sta jij ertegenover?’

‘Ik ben bewaker,’ antwoordde ze fel. ‘Wij houden ons niet met politieke spelletjes bezig.’

‘Uiteraard,’ zei Shannon koel.

‘Ik ben hier niet gekomen om me te laten beledigen, magister. Ik heb informatie nodig.’ Even zweeg ze. ‘Dus vertel me eens, zijn er in Sterrensstee kakografen met uitzonderlijke vermogens?’

Met een diepe zucht probeerde hij zichzelf tot bedaren te brengen. ‘Een enkeling.’

‘En is er een kakograaf die een van de hogere talen heeft geleerd?’

Shannon draaide zich om. ‘Waar wil je heen?’

‘De foutspreuk die magistra Finn het leven kostte was in het Numinus geschreven.’

Plotseling rechtte hij zijn rug. ‘Ik sta niet toe dat je een van mijn kakografen verdenkt omdat de moordenaar een foutspreuk heeft gebruikt.’

‘Je hebt je studenten in Astrophel anders nooit in bescherming genomen.’

Hij lachte droogjes. ‘Jij had geen bescherming nodig, Amadi. Deze kinderen zijn anders.’

‘Anders of niet, je kunt ze niet voor mijn onderzoek afschermen. Ik vraag je nogmaals: heb je een kakograaf die in de hogere talen thuis is?’

‘Ik heb er één. Maar hij zou nooit –’

‘En wie is die jongen?’ onderbrak ze hem.

‘Mijn assistent.’