Hoofdstuk 36

Hij werd wakker en zag Deirdre de keldertrap af komen. Een eenzame zonnestraal piepte door een scheur in het plafond en viel op de treden. Het zwaard op Deirdres rug glinsterde blinkend wit toen er een lichtstraal op viel. De druïde hield de voorkant van haar rok een stukje op zodat er een kuil werd gevormd, waarin donkere spikkels afstaken tegen de lichte stof. Nicodemus pakte de Index en liep naar haar toe.

‘Onbewolkt, koud en winderig,’ fluisterde ze en ze ging met haar rug tegen de muur zitten. ‘Dat doet me denken aan de verkwikkende herfstdagen in de Hooglanden.’ Ze zat in kleermakerszit, zodat de verzameling bramen in haar schoot lag.

Nicodemus legde de Index neer en volgde met gespannen aandacht hoe ze een bergje bramen uit haar schoot schepte en overgooide in het kommetje van zijn handen.

‘De rest is voor John,’ zei ze.

Simpele John lag aan de andere kant van de kelder te slapen, opgerold op Nicodemus’ mantel. Het had veel moeite gekost hem die ochtend in slaap te krijgen.

Kort nadat Deirdre en John door Nicodemus naar de Chtonische nederzetting waren gebracht, had de grote man zijn verstand teruggekregen. Hij had gehuild en was in paniek geraakt. Als Nicodemus hem wilde aanraken, was hij gaan krijsen, maar ten slotte had hij zich door zijn vriend laten omhelzen. Daarna had hij aan een stuk door haar naam gemompeld. ‘Devin... Devin... Devin...’ Nicodemus had ook gehuild, totdat ze samen uitgeput in slaap waren gevallen.

‘Ik heb een paar konijnenvallen gezet,’ fluisterde Deirdre, terwijl ze zich aan de bramen te goed deed. ‘Als het een beetje meezit, hebben we vanavond een lekker maaltje.’ Ze keek onderzoekend naar Nicodemus’ gezicht. ‘Ben je door je kennis over de Chtoniërs nog wijzer geworden over de droom die je mij hebt verteld – van Felgram omringd door klimop en schildpadden? Heb je enig idee waar zijn ware lichaam kan zijn?’

Nicodemus schudde zijn hoofd. ‘Eerst dacht ik dat het in die grot moest liggen op de plaats waar de Spilbrug met de berg is verbonden, dat er een verband moest zijn tussen de klimop en de zeshoekige patronen in de rotswand. Maar in de Chtonische visioenen heb ik gezien dat de opening in de berg al verdwenen was na de bouw van de Spilbrug. Shannon heeft de rotswand gepeild en niets gevonden. Toch moet er een verband bestaan. Het is reuze frustrerend. Vanavond kan ik pas de geesten raadplegen.’

Hij mikte een braam in zijn mond en bekeek zijn handen en onderarmen, die vol tatoeages stonden. Het was een vreemd idee dat Garkex en de andere nachtgriezels in zijn huid stonden gekrast.

Deirdre bestudeerde zijn gezicht. ‘Die dromen hebben misschien geen betekenis. We zullen pas veilig zijn als we bij de ark van mijn godin zijn gekomen. Wanneer ga je met me mee naar Grauws Kruising?’

Nicodemus, die net een braam in zijn mond wilde steken, zweeg een tijdje. ‘Toen ik de golem tegenkwam, was ik op weg naar Grauws Kruising.’

Hij had Deirdre verteld over zijn vreemde dromen, zijn ontmoeting met Felgram en de afspraken die hij met de Chtonische geest had gemaakt, maar hij had nog niets gezegd over Felgrams opmerking dat er een strijd gaande was tussen twee partijen – een demonische en een goddelijke – om een spreukschrijver in de Oertaal voort te brengen.

‘Dat betekent dat Felgram het dorp in de gaten houdt,’ ging hij door. ‘Ik denk dat hij erop rekent dat we de ark van de godin gaan opzoeken.’

Deirdre schudde haar hoofd. Zelfs in het halfdonker glansde haar ravenzwarte haar. ‘De steen wordt bewaakt door tien gewapende volgelingen en twee druïden. Bovendien is hij goed verborgen. Felgram zal hem nooit kunnen vinden.’ Haar ogen werden groter en er verscheen een blos op haar donkere wangen. ‘We zijn zo dicht in de buurt. Mijn godin kan je aanwezigheid voelen en verlangt ernaar je te beschermen.’

Nicodemus stak de braam in zijn mond en kauwde er langzaam op. ‘Deirdre, wie is jouw godin?’

Er verscheen een gelukzalige glimlach op haar lippen. ‘Mijn godin is Boann van de Hooglanden, een watergodin. Hoewel ze niet bijzonder krachtig is, is ze van een weergaloze schoonheid. Ze heeft haar verblijf in de geheime beekjes en watertjes die over de heide tussen de zwerfkeien stromen.’

Nicodemus dacht aan wat Felgram hem had verteld. ‘Heeft ze veel Imperialen, zoals wij, die haar dienen?’

‘Een paar,’ zei ze, kauwend op een braam. ‘Mijn familie heeft haar sinds onheugelijke tijden vereerd. In de Laaglanden doen mijn neven en nichten hetzelfde. Maar je moet weten dat ze een Dralische godheid is. De Lorniërs heersen nog steeds over de Hooglanden. Degenen van ons die de oude tradities in acht nemen, moeten zich verbergen –’

Nicodemus viel haar in de rede. ‘Bepaalt ze ook met wie je moet trouwen?’

Deirdre fronste diep. ‘Wij trouwen nooit zonder haar zegen te vragen.’

‘Wil jouw godin soms een spreukschrijver in de Oertaal opkweken?’

‘De Oertaal?’

‘Misschien noemt zij het de Eerste Taal. Zegt dat je iets?’

Deirdre keek verbaasd.

‘Nee dus. Weet jouw godin dat Typhon de oceaan is overgestoken? Is ze al lange tijd met hem in gevecht?’

‘Waar wil je eigenlijk naar toe?’

Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Nergens. Ik denk alleen hardop.’

Felgram had gezegd dat de Alliantie van Goddelijke Afvalligen, de partij die zich tegen de Separatie verzette, hem zou doden zodra ze hem in handen kreeg. Maar hij vertrouwde het monster niet. Als de Alliantie zo graag de beschikking wilde hebben over een spreukschrijver in de Oertaal, zouden ze hem misschien willen helpen het ontbrekende deel van zichzelf terug te krijgen in ruil voor zijn steun. Daarom hoopte hij dat Deirdre lid was van de Alliantie. Hij wist zeker dat ze hem niet wilde doden, want dan had ze dat allang gedaan.

Jammer genoeg leek Deirdre niets over de Oertaal te weten en ook niet of haar godin zich bij de Alliantie had aangesloten. Maar misschien wist ze wel meer dan ze losliet. Hij moest een manier vinden om haar beter te leren kennen. Ineens smaakte de braam in zijn mond zuur. Hij wist wat hem te doen stond. ‘Deirdre,’ zei hij zacht, ‘Kyran is overleden.’

Ze wendde haar gezicht af. ‘Dat weet ik.’ Het flauwe licht in het keldervertrek viel op haar gladde wangen, waardoor ze er nog jonger uitzag.

Nicodemus ging verder. ‘Hij is omgekomen bij het gevecht met Felgram in het compluvium en heeft mijn leven gered. Deze tekst heeft hij voor jou meegegeven.’ Nicodemus stak zijn lege rechterhand uit, terwijl hij Kyrans laatste woorden in zijn linkerhand liet glijden.

Deirdre keek naar rechts en wendde haar gezicht weer af. ‘Lees maar voor,’ fluisterde ze.

Met bonzend hart antwoordde hij: ‘Nee, ik heb liever dat je het zelf leest.’

Weer keek ze naar zijn rechterhand en schudde haar hoofd. ‘Lees het me alsjeblieft voor.’

Er viel een lange stilte.

‘Deirdre,’ zei Nicodemus zacht, ‘je bent ongeletterd.’

Ze keek hem aan alsof hij ter plekke in een kikker was veranderd. ‘Vijftig jaar voordat jij werd geboren heb ik al leren lezen.’

‘Ik bedoel niet dat je ongeletterd bent in de dagelijkse taal, maar magisch ongeletterd. Je kunt zelfs onze gemeenschappelijke taal niet lezen. Je bent geen druïde.’

Ze begon te stamelen, zweeg, wilde iets anders zeggen en bedacht zich. Ten slotte bracht ze uit: ‘Hoe weet je dat?’

‘Toen ik je vertelde over Kyrans tekst, keek je naar mijn rechterhand.’ Hij strekte de betreffende hand uit alsof hij haar iets aanbood.

Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘En?’

‘Ik heb de tekst in mijn linker.’

‘Er waren meer aanwijzingen,’ vervolgde Nicodemus. ‘Je woordkeus klopte niet. Je noemde spreuken en teksten “magie”, maar een spreukschrijver zou dat woord nooit gebruiken. Je hebt je mouwen geen enkele keer losgeknoopt tijdens onze vlucht uit Sterrenstee en je beweert dat jouw magie anders werkt, maar welke taal je ook schrijft, je moet altijd je armen vrij hebben. Bovendien heb je een slagzwaard dat een grote kerel met beide handen moet optillen, maar jij zwaait ermee alsof het een veertje is.’

Deirdre sloot haar ogen en legde haar slanke hand tegen haar wang. ‘Alleen de druïden kregen een uitnodiging voor de bijeenkomst. Zonder vermomming kon ik Sterrenstee niet binnenkomen.’

Nicodemus wachtte tot ze uit zichzelf verder ging.

Ze keek naar de trap. De zonnestraal viel op de hogere treden. Het was ongeveer drie uur in de middag. ‘Ik ben Boanns avatar. Weet je wat dat betekent?’

‘De magiërs vonden het verspilde moeite theologieles aan kakografen te geven, dus ik ken avatars alleen uit de verhalen.’

Ze knikte. ‘Een godheid begiftigt een trouwe volgeling met een deel van zijn ziel. Zoals een golem de geest van zijn schrijver bij zich draagt, draagt die volgeling de ziel van zijn godheid bij zich. Als de avatar sterft voordat de goddelijke ziel zich van hem heeft losgemaakt, sterft dat deel van de goddelijkheid ook. De dragers van de ziel van een hoge god of godin zijn vaak legendarische helden, zoals strijders met een ondoordringbare huid of zangers met een hypnotiserende stem.’ Ze glimlachte triest. ‘Boann is niet zo krachtig. Ik heb een paar simpele talenten: ik verouder niet, ik genees bijzonder snel, en als het nodig is, bezit ik de kracht van tien of elf volwassen mannen.’

Nicodemus reageerde verbaasd. ‘Maar waarom heb je mij opgezocht?’

‘Wat ik je verteld heb, klopt wel. Het afgelopen voorjaar droeg Boann me op om de bijeenkomst in Sterrenstee bij te wonen, waar ik een schat zou vinden die gehuld was in het zwart. Je wilde weten of mijn godin Typhon kende. Misschien, maar dat heeft ze me niet verteld. Nu ik erbij stilsta, moet ze hebben geweten dat de demon je daar had verborgen. Waarom heeft ze me anders naar Sterrenstee gestuurd?’

Nicodemus keek of de Index nog achter hem lag. ‘Ik heb je niet het hele verhaal over Felgram verteld.’ Hij begon uit te leggen wat hij over de Oertaal had gehoord, dat er twee partijen waren die een spreukschrijver in de Oertaal wilden grootbrengen.

Met haar hoofd tegen de muur leunend luisterde Deirdre naar zijn verhaal. Toen hij uitgesproken was, zei ze op vlakke, vermoeide toon: ‘Als de Alliantie van Goddelijke Afvalligen bestaat, hebben ze hun naam goed gekozen. Het idee dat er geen verlosser bestaat – geen Halcyon voor de magiërs, geen Peregrijn voor de druïden, geen Cynosuur voor de hogepriesters – is gevaarlijke ketterij. Het is een ontkenning van alle profetieën, terwijl de hogere goden de heerschappij over hun koninkrijk juist rechtvaardigen met die profetieën. Het betekent dat de afvallige goden zich verborgen houden en hun strijd tegen de Separatie in het geheim voeren.’

Ze sloot haar ogen. ‘Ik heb geen idee of het waar is. Ik weet ook niet of Boann deel uitmaakt van die Alliantie.’ Ze liet een stilte vallen. ‘Maar omdat ze mij heeft opgedragen jou te redden, lijkt me die kans vrij groot.’

‘Als jij haar avatar bent, zou je toch moeten weten wat ze van plan is?’

Deirdre slaakte een bevende zucht. ‘Ik ben inderdaad Boanns avatar. Haar enige, maar... een jaar geleden ben ik haar liefde kwijtgeraakt.’

Nicodemus trok zijn knieën op en wachtte af.

Ze haalde diep adem. ‘Het onbeschaafde Lornische Koninkrijk houdt mijn Hooglanden bezet. Velen van ons vechten voor het herstel van onze leefwijze in de bossen van Dral. Veertig jaar geleden werd ik Boanns avatar in die strijd.’

Haar ademhaling versnelde en ze kreeg een rode blos op haar wangen. ‘Toen ze me tot zich riep, was ik getrouwd en had twee zoons van wie ik veel hield. Toch verliet ik zonder aarzeling mijn gezin omdat Boann dat van me verlangde. Mijn echtgenoot stierf jaren later, verteerd door haat jegens mij. Maar je moet begrijpen dat Boanns liefde volmaakt is.’

Haar gezicht stond gespannen en haar ogen straalden met een vuur dat hij eerst voor opwinding had aangezien. Ze pakte het slagzwaard van haar rug en legde het op de grond. ‘Dralische druïden glipten soms de Hooglanden in om mee te vechten in onze strijd voor onafhankelijkheid. Kyran kwam twee jaar geleden. Zijn neef was een beroemde Hooglandse struikrover die de Lorniërs onophoudelijk met aanvallen bestookte. De Hooglanders noemden hem Witte Vos. De Laaglanders gaven hem allerlei scheldnamen en dreigden zijn vrouw en zonen te doden. Kyran stak de grens over om de neef met zijn gezin in Dral onder te brengen. Mijn godin, die de Lornische heersers haatte, wilde maar al te graag helpen.’

Deirdre wierp weer een blik naar de trap. ‘Maar de paladijn van Garwyn viel ons aan toen we de grens naar Dral overstaken. Ik kon Kyran en zijn neef redden, maar zijn vrouw en kinderen niet. De paladijn stak ze neer.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Kyran en Witte Vos nam ik mee naar een geheime nederzetting van mijn clan. De neef kon ik later weer naar Dral smokkelen, maar Kyran was ernstig gewond en bleef een jaar bij ons. Boann wist het wel...’ Ze slikte moeizaam. ‘Maar de godin had me verboden iemand te beminnen en...’

Nicodemus bromde meelevend.

‘Ze ontdekte dat ik haar ontrouw was. Ergens moet ik geweten hebben dat ze erachter zou komen. Ze trok een groot deel van haar ziel terug. Een kwellend seizoen lang was ik weer sterfelijk. Hoewel Kyran en ik geen geliefden meer waren, bleef Boann weg. Samen probeerden we te bereiken dat ze me zou vergeven.’

Nicodemus legde zijn hand op haar knie. ‘Kyran hield niet van Boann, maar van jou.’

Ze lachte vreugdeloos. ‘Lag dat er zo dik bovenop? Ja, hij deed alles om me te helpen Boanns genegenheid terug te winnen, ook al moest ik daarvoor mijn liefde voor hem opzijzetten. Het was onzelfzuchtig en dwaas van hem. In zekere zin was ik hem net zo goed ontrouw als ik Boann was geweest. Ik probeerde hem duidelijk te maken dat onze liefde menselijk en daarom onzuiver was.’

De avatar droogde haar tranen met haar mouw. ‘We waren altijd aan het discussiëren en draaiden in kringetjes rond. Hij zei dat hij me nooit zou straffen of me zijn liefde zou onthouden, zoals Boann had gedaan.

De arme ziel. Daar had hij waarschijnlijk gelijk in. Het beangstigde me hoe hartstochtelijk veel hij van me hield. Maar... hij begreep niet dat volmaakte liefde werkelijk bestaat.’

Nicodemus trok zijn hand terug bij de herinnering aan Kyrans dood. In de ogen van de druïde had hij een felle pijn gezien, die hij toen aan de wond in zijn buik had toegeschreven. Nu begreep hij wat de man werkelijk had gekweld. ‘Wees niet als ik,’ had Kyran op het laatst gezegd. ‘Wees wild, wees heilig of verdorven. Houd van iedereen of van niemand, maar wees niet als ik.’

Deirdre was nog steeds aan het woord. ‘Nadat Kyran en ik hadden gebeden en gevast, riep Boann me terug naar haar ark en begiftigde me met bijna haar hele ziel. Maar de innige band is weg. Ze vertrouwt me niet meer. Als mijn wil met de hare botst, stuurt ze me een aanval en neemt tijdelijk mijn lichaam over.’

Ze veegde opnieuw haar tranen weg. ‘Ik zou er dankbaar voor moeten zijn. Een tijdje terug in Sterrenstee had Felgrams golem me klem gezet. Het monster had me beslist gedood als Boann mijn lichaam niet had overgenomen tijdens een aanval. Ik ben ook dankbaar... maar soms weet ik niet goed wie ik ben. Soms heb ik het gevoel dat mijn hart niet meer van mij is, dat ik alleen een werktuig ben voor de verlangens van anderen.’

Nicodemus boog zich naar haar toe. ‘En denk je dat Boann je weer gaat vertrouwen als je mij naar haar ark brengt?’

De rimpeltjes rond Deirdres ogen trokken weer glad. ‘Ja.’

Het verlangen dat hij in haar ogen zag branden, gaf haar een lege blik. Ze had een deel van zichzelf verloren. Deirdre leed aan haar tekort in de liefde. Ze zou incompleet blijven tot ze haar volmaakte liefde had gevonden, net zoals hij incompleet bleef tot hij zijn vermogen om te spellen had teruggekregen.

‘Kyran en ik gingen naar Sterrenstee om het weer goed te maken met de godin. Het afgelopen voorjaar droeg Boann ons op ons aan te sluiten bij de delegatie van de druïden die door de Hooglanden trokken. We namen een groot aantal volgelingen van de godin en haar ark mee. De anderen, de druïden op wie we dus geen beroep konden doen toen we Sterrenstee moesten ontvluchten, zijn de echte afgevaardigden die hun bezorgdheid over het Stille Verderf onder de aandacht wilden brengen. Ze vertrouwden ons niet, maar tolereerden ons omdat ze een verzoek van de godin niet konden weigeren.’

Ze balde haar handen tot vuisten. ‘We moeten zo snel mogelijk naar Boann.’

Nicodemus fronste. ‘Maar ik wil nog een heleboel aan de Chtoniërs vragen. Misschien kom ik hier meer over de Oertaal te weten. Bovendien wordt Grauws Kruising door Felgram in de gaten gehouden. We moeten wachten tot –’

‘Nee!’ onderbrak Deirdre hem zo fel dat Simpele John zich in zijn slaap bewoog. ‘Nee,’ herhaalde ze zachter. ‘Als je niet meegaat, stuurt Boann me misschien een nieuwe aanval. Ze kan me dwingen dingen te doen die ik niet wil.’ Ze keek hem met grote schrikogen aan.

Zijn handen werden koud. ‘Je hebt me nog niet ontvoerd, al had je dat gemakkelijk kunnen doen. Je godin weet vast wel dat het dwaasheid zou zijn. Felgram zou ons beslist vinden.’

Deirdre legde een bevende hand op haar kin. ‘Voordat ik Kyran kende, twijfelde ik nergens aan. Ze noemden me “Deirdre met het wrange lachje.” Je hebt het vast wel gezien. Het was mijn wapenrusting. Mijn liefde voor Boann was zo intens dat ik stervelingen met hun aarzelingen en onzekerheden nogal amusant vond. Maar nu is dat lachje vluchtig geworden als ether.’

‘Bij onze eerste ontmoeting viel me jouw halve glimlach inderdaad op.’

‘Ik heb elk offer gebracht dat de godin van me heeft geëist,’ vervolgde ze. ‘Ik heb mijn echtgenoot, mijn kinderen en de gewone maatschappij verlaten. Ik miste ze niet zolang ik me laafde aan haar liefde. Maar nu... nu Kyran is gestorven omdat ik...’ Ze kneep haar ogen dicht. ‘En de afschuwelijke dromen die ik heb. Ik droom dat ik op de oever van een rivier sta en wordt neergestoken door een wolf met een mannenhoofd en fonkelende rode ogen.’

Nicodemus hief zijn hoofd plotseling op. ‘Een rivier in de Hooglanden?’

Ze knikte.

Opgewonden zei hij: ‘Felgram heeft Typhon in een Hooglandse rivier gedood. Hij heeft de demon aan stukken gesneden met een soort toverstok die kon spreukwissen. Toen de golem me aanraakte, heb ik gezien hoe het is gebeurd. Later heeft hij me verteld, op de weg naar Grauws Kruising, dat Typhon bezig was een lagere godheid binnen te dringen. Misschien wel jouw godin.’

Deirdre keek hem aan. ‘Zo is mijn godin natuurlijk van jouw bestaan op de hoogte geraakt. Ze heerst over de rivieren in de Hooglanden, dus ze heeft vast gezien dat Felgram zijn meester verraadde. Op de een of andere manier moet ze de kennis over jou aan de dode demon hebben onttrokken. Daarom stuurt ze mij die visioenen. Ze heeft zoveel van haar ziel in mij overgebracht dat ze zich niet meer buiten de ark kan uitdrukken. Ze kan alleen met mij communiceren door macht uit te oefenen over dit lichaam.’ Ze tuurde naar haar schoot.

Nicodemus dacht aan haar tekort in de liefde. Hij dacht aan John die hem uit liefde had willen beschermen en nu ondraaglijk leed onder Devins dood, omdat hij veel om haar had gegeven. Hij dacht ook na over wat Deirdre Kyran had aangedaan en Kyran zichzelf.

Teder legde hij zijn hand op Deirdres schouder. ‘Wat je deed, heb je uit liefde gedaan.’

Ze lachte bitter. ‘Wat ben je toch een romantische dwaas. Er is geen verwoestender kracht dan de liefde. Mijn liefde voor Boann heeft mijn liefde voor Kyran kapotgemaakt en daarna Kyran zelf.’

‘Hij heeft er zelf voor gekozen.’

Weer klonk die ruwe lach. ‘In dat opzicht leken Kyran en ik op elkaar. We hadden te intens lief. Misschien geldt dat wel voor iedereen.’ Ze sloot haar ogen. ‘Wil je me nu zijn laatste woorden voorlezen?’

Hij keek naar de zachtgroene tekst in zijn linkerhand. Het zinnetje was zo eenvoudig dat hij met zijn kakografische geest geen enkele fout in de vertaling had gemaakt. ‘Ik heb altijd van je gehouden. Ik hou nog steeds van je.’

Hij las het voor.

Deirdre liet haar hoofd hangen. Het halve glimlachje verscheen weer. Het drukte niet langer geamuseerde spot uit, maar maakte haar gezicht tot een lelijk masker. Ze schokte over haar hele lichaam.

Toen Nicodemus haar hand pakte, trok ze hem naar zich toe en dook weg in zijn armen.

Uren later werd hij wakker. Hij stelde vast dat de zonnestralen niet meer de trap beschenen. Alleen het vervagende licht van de schemering viel naar binnen.

Hun slaapplaats was helemaal achter in de kelder. De Index lag naast Nicodemus en John keek zijn vriend met grote schrikogen aan.

‘Nico,’ fluisterde de forse man, ‘weet je wat Typhon me heeft laten doen?’

Toen Nicodemus dat bevestigde, sloot John zijn ogen en slaakte een diepe zucht.

‘Gaat het wel?’

Met opeengeperste lippen schudde John zijn hoofd. ‘Nee.’ De tranen stonden in zijn ogen.

Nicodemus pakte zijn hand. Zijn vriend zweeg. In de stilte hoorde Nicodemus de wind door de bomen ruisen. In de verte kraste een roek. John keek hem met zijn vochtige bruine ogen aandachtig aan. ‘Gaat het wel?’ vroeg hij.

Toen de tranen kwamen, wendde Nicodemus zijn gezicht niet af. ‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Nee.’