Hoofdstuk 44

Amadi hoorde het onder haar voeten dreunen. Langzaam openden de bewakers de grote ijzeren deuren die uitkwamen op de overloop van de Spilbrug. Voor haar lag de brug en daarachter strekten zich de donkere bergen uit. ‘Beveilig de overloop,’ beval ze.

De twaalf bewakers die zich vrijwillig voor deze gevaarlijke onderneming hadden aangemeld, verspreidden zich. Het waren allemaal voortreffelijke spreukschrijvers: tien magiërs en twee groot-magiërs. Drie van hen hadden een fractuurstok bij zich en eentje een donarstaf. De anderen droegen een spreukenboek vol oorlogsteksten. Het hoofd van de bibliotheken en de rector hadden zich ook bij het gezelschap gevoegd.

Simpele John kwam naast Amadi staan. ‘Daar!’ wees hij.

Amadi’s blik ging naar het punt waar de Spilbrug aansloot op de bergwand. Het leek of er een groot gat in de brug was geslagen, waaruit een gouden gloed kwam. De bewakers mompelden binnensmonds. In de berg had iemand een krachtige Numinusspreuk geworpen.

‘Kale,’ beval Amadi. ‘Jij blijft hier bij John en de medewerkers van de provoost. De anderen rukken langzaam in gesloten formatie op. Schakel alles uit wat gevaarlijk is en dood alles wat niet-menselijk is.’

Deirdre was in de aanvalshouding verstard en stond onbeweeglijk met gebogen knieën, gestrekte armen en beide handen om het gevest van het zwaard. Voor haar lag Felgrams roerloze lichaam. Toen Nicodemus haar naam riep, bewoog ze alleen haar hoofd om opzij te kijken. Achter haar lag Shannon. Hij had een bloedneus en was gewond aan zijn schouder. Azure was verdwenen.

Nicodemus liep naar de groot-magiër en draaide hem naar zich toe, maar lette goed op dat hij Shannons huid niet aanraakte, alleen zijn kleren. Zonder de smaragd was hij weer de Stormvogel die allerlei mutaties teweegbracht.

Shannon keek versuft naar hem op. ‘Is Felgram... dood?’

‘Inderdaad.’ Nicodemus hurkte bij zijn oude leermeester neer.

‘En is Deirdre... Typhons avatar?’

‘Ja, maar ze wist het niet.’ Nicodemus schoof voorzichtig een arm onder Shannons rug.

‘Hoe heb je dat ontdekt?’ Shannon onderdrukte een kreet toen Nicodemus hem op wilde tillen.

‘Magister, we hebben nu geen –’

‘Je moet het me vertellen,’ bracht de oude magiër tussen twee snelle ademteugen uit.

‘Felgram stak Typhon in de rivier neer. Daarna had Deirdre last van aanvallen en kreeg visioenen van Felgram die Typhon doodde. De demon heeft waarschijnlijk Boanns ark geïnfecteerd en later haar avatar. Deirdre had niets door, want ze dacht dat Boann haar strafte voor haar verhouding met Kyran.’

Er waren nog maar vier vlamvliegjes over. Ze zweefden om Shannon heen en gaven een flauw schijnsel af.

Shannon schudde zijn hoofd. ‘Maar hoe kwam jij erachter?’

‘Door wat Felgram vertelde. Het monster was doodsbang dat Typhon ons achternazat.’

Nicodemus liet Shannon rechtop zitten. De oude man haalde fluitend adem. De jonge magiër legde zijn arm om Shannons schouder en vervolgde: ‘Typhon wist dat Felgram me zou gaan zoeken als het tijd werd de smaragd aan te vullen. Hij deed alsof hij Boann was en stuurde Deirdre naar me toe. Ze moest me naar de ark brengen. Als dat was gebeurd, kon Typhon zijn ziel in me overgieten en me gebruiken om Felgram te verslaan. Maar toen Felgram Deirdre alleen aantrof, veranderde de demon zijn plan. Hij haalde Felgram over om de ark naar zijn schuilplaats te brengen, vlak bij zijn ware lichaam, in de wetenschap dat ik naar Felgram op zoek was.’

De oude magiër kreunde toen Nicodemus hem overeind hees. ‘Maar waarom wilde de demon jou samenbrengen met Felgram en de ark?’ vroeg hij.

Nicodemus sleepte Shannon mee naar de Spiltunnel. ‘De demon wist dat als Felgram in de buurt van de ark stierf, hij hem van zijn macht kon beroven. Hij wachtte mijn komst af en wierp toen een spreuk om de smaragd uit Felgrams hand te trekken en aan mij te geven. Hij begreep dat ik het monster kon doden zodra mijn geest door de smaragd was geheeld. Maar daarna heeft hij me de edelsteen weer afgenomen. Ik kan hem nergens vinden.’

Nicodemus struikelde en het scheelde niet veel of hij viel. Een gloeiende hitte trok door zijn wangen. ‘Wat er de afgelopen dagen is gebeurd, hoort allemaal bij Typhons list om Felgram te doden en de smaragd weer in handen te krijgen.’

Het geluid van klapperende vleugels echode door de grot. Nicodemus keek op en verstarde. Voor de donkere ingang van de Spil stond een reus van bijna tweeënhalve meter lang met rood haar en een al even rode baard.

Twee geheel witte ogen keken geamuseerd op Nicodemus neer. De reus had een zwartglanzende huid, zodat zijn smalle neus en hoge jukbeenderen moeilijk te onderscheiden waren. De dikke spieren in zijn borst zwollen op toen hij klapwiekend twee grote vleugels op zijn rug uitspreidde, die voorzien waren van een ruitpatroon van rode en zwarte veren. Hij droeg een lendendoek, maar zijn stevig gespierde benen waren onbedekt.

Toen hij sprak, klonk zijn stem als onderaards gerommel. ‘Het is verbazingwekkend wat je allemaal hebt begrepen.’ Zijn kalme lach leek op een ver onweer. ‘Nicodemus Kras, je bent groot geworden. Je hebt mijn plannetje goed doorzien. Op één ding na.’

‘Typhon!’ riep Nicodemus ademloos uit.

De demon knikte. ‘Leg de oude man maar neer. Ik heb hem gecensureerd.’

Geschrokken drong het tot Nicodemus door dat Shannon slap in zijn armen hing. Ervoor wakend dat hij hem niet rechtstreeks aanraakte, legde hij zijn leermeester op de grond.

‘Heb je ooit een godheid gezien?’ bromde Typhon, fladderend met zijn zwart-rood geschakeerde vleugels.

Nicodemus schudde zijn hoofd.

De demon knikte meelevend. ‘De meeste stervelingen vinden het nogal overweldigend. Maar beste jongen, ik wil dat je je angst te boven komt. Probeer je eens in mijn positie te verplaatsen. Wat had ik moeten doen toen Felgram jou en Deirdre in de Trommeltoren ontdekte?’

‘Je had Deirdre een aanval kunnen sturen,’ antwoordde Nicodemus als vanzelf. ‘Als ze me aan Felgram had overgeleverd, zou het schepsel ons meteen hiernaartoe hebben gebracht.’

Typhons rode baard spleet open in een glimlach. ‘Juist. Nadat Felgram beslag op de ark had gelegd, sloot hij die echter af met een Numinusschild. Dat had ik niet voorzien. Door dat schild kon ik bijna geen invloed meer op Deirdre uitoefenen. Daarom voerde ze de opdracht uit die ik haar het eerst had gegeven: dat ze je naar Grauws Kruising moest brengen.’

De demon liet een stilte vallen. ‘Het is verdraaid jammer dat we elkaar onder deze omstandigheden moeten tegenkomen. Ik ben jouw schepper. Ik heb je ouders samengebracht en gezorgd dat je als kakograaf in Sterrenstee terechtkwam.’ De demon glimlachte met zijn zwarte mond. ‘Ik besef dat het geen prettige omgeving was om op te groeien. Voor iemand met jouw talenten moest het vreselijk zijn dat je een kakograaf was. Het alternatief was geweest dat ik je door iemand van de Alliantie liet ombrengen.’ Hij huiverde. ‘Ik kon het niet langer aanzien dat de ene na de andere Imperiaal werd vermoord.’

Nicodemus knipperde met zijn ogen.

De demon keek hem onderzoekend aan. ‘Felgram heeft je toch verteld over de Alliantie van Afvalligen? Menselijke goden die in het geheim een eigen spreukschrijver in de Oertaal proberen groot te brengen? Al je neven zijn door de Alliantie gedood. Met jou zijn ze dat ook van plan. Sta me toe dat ik je in bescherming neem.’

Nicodemus kon geen woord uitbrengen. Wonderlijk genoeg klonken de woorden van de demon oprecht bezorgd.

Typhon stapte naar voren. ‘We zijn zo dicht bij ons doel gekomen dat je niet langer in dit ellendige Sterrenstee hoeft te blijven. Ga mee en help me een nieuwe draak te maken. Nu Felgram gestorven is en de smaragd weer zijn volle kracht kan uitoefenen, hebben we maar zeven tot acht jaar nodig om een nieuwe wyvern te maken. Jij wordt de eerste drakenheer, een nieuw soort wezen dat bestand is tegen de aanvallen van de Alliantie.’

Door die laatste woorden werd Nicodemus uit zijn verdoving gerukt. ‘Ik heb gedroomd dat ik jouw draak was. Ik snij nog liever mijn eigen keel door dan dat ik je help een nieuwe te maken.’

Typhon schudde zijn enorme hoofd. ‘Je was niet míjn draak. Je was van Felgram. Die nietsnut heeft een clichédier gemaakt, een vuurspuwend mormel. Hij begreep niets van draken, maar het zijn ongekend heldhaftige wezens. Ik zal je laten zien hoe schitterend een draak kan zijn en hoe onoverwinnelijk we zullen worden.’

Nicodemus gaf geen antwoord, maar keek zoekend rond naar een vluchtweg of wapen. Hij zag alleen Deirdre, stijf als een standbeeld.

‘Ze kan je niet helpen,’ baste Typhon. ‘Ze is nu mijn avatar en bezit een groot deel van mijn ziel. Het zal even tijd kosten om haar voor ons te winnen, maar op den duur zal dat lukken.’

Toen Nicodemus naar achteren stapte, schoot Typhons hand uit alsof hij een spreuk wierp. Nicodemus dook in elkaar, maar er gebeurde niets.

De demon keek verbaasd. ‘Vreemd, de censuurspreuk die ik om je geest heb gelegd, is door de war geraakt en uit elkaar gevallen. Heeft je kakografie invloed op een voor jou onbekende taal?’

Nicodemus dacht aan de nachtgriezels die hem voor Felgram hadden verborgen. Hij stapte verder achteruit.

De demon klapperde een keer met zijn vleugels. ‘Ik wil je niet insnoeren. We zijn per slot van rekening geen vijanden.’ Hij stak zijn vlezige zwartglanzende hand uit met daarin de smaragd van Arahest. ‘Als ik je vertrouw, krijg je deze steen terug. Je zult de Separatieoorlog winnen en samenleven met Deirdre. Jullie twee worden de eerste drakenheersers. Uit jullie kinderen zal een ras voortkomen dat de mensheid zal vervangen. Het demonendom zal jullie belonen –’

‘Je hebt Johns geest misvormd!’ schreeuwde Nicodemus voordat hij er zelf erg in had. ‘Je hebt mij misvormd! Tussen ons kan alleen maar vijandschap zijn.’

De demon zuchtte. ‘Vaders en zonen, schrijvers en teksten, vaak botsen ze voordat ze zich met elkaar verzoenen. Ik zal je helaas moeten insnoeren. Als je je verzet –’

Zijn volgende woorden werden overstemd door een oorverdovende donderslag. Glinsterend Magnusschuim spetterde van Typhons rug tegen het plafond. Iemand had een oorlogstekst op de gevaarlijke godheid afgeschoten.

Nicodemus draaide zich pijlsnel om en rende naar de koboldholen aan het einde van de grot. Achter hem hoorde hij magistra Amadi Okeke brullen. Er volgde een korte stilte, die werd verbroken door zo’n laag gerommel dat het in zijn borst vibreerde.

Toen hij omkeek, zag hij Typhon zich verweren tegen een tiental bewakers die over de Spilbrug kwamen aanrennen. De schrijvers wierpen een vloed van zilveren en gouden spreuken naar hem toe. Typhon trok zijn vleugels op en...

Nicodemus liep ergens tegenaan en belandde ruggelings op de grond. Kreunend ging hij zitten. Hij voelde de aanwezigheid van een sterke, maar onzichtbare barrière. Zijn wangen werden gloeiend heet. Typhon had waarschijnlijk een tekstuele muur achter in de grot opgericht, waar hij tegenaan was gebotst.

Half versuft vroeg hij zich af hoe het mogelijk was dat zijn geest daarnet wel Typhons censuurtekst had gewist, maar niet deze doorzichtige muur. Dat kon alleen als de barrière in een andere taal was geschreven, bijvoorbeeld in een Chtonische taal met een logische spelling. Spreuken met een onlogische spelling werden onmiddellijk door zijn kakografische geest misvormd, maar deze barrière kon hij alleen langzaam afbreken. Maar dat was altijd nog beter dan niets. Hij stak zijn hand in de muur en voelde dat het proza geleidelijk werd aangetast.

Weer hoorde hij een luid gebrul. Toen hij omkeek, zag hij dat Typhon een bewaker bij zijn pij vastgreep. Met één hand tilde hij de man op en verbrijzelde zijn schedel tegen het lage plafond.

Aan de andere kant van de grot hief een bewaker een zilveren hamer op – een zogenaamde donarstaf – en liet die met een klap op de grond neerkomen. Een onderaardse bliksemschicht schoot uit de toverstaf en barstte onder Typhons voeten uit elkaar in een wolk van getande Magnuszinnen en stukken steen.

Maar woorden noch stenen kregen vat op de zwartglanzende huid van de demon. Met een zwaai wierp Typhon een rood licht naar de andere kant, waarmee hij de donarwerper doormidden hakte. De overgebleven bewakers, magistra Okeke voorop, trokken zich terug in de tunnel.

Nicodemus richtte zijn aandacht weer op de tekstuele barrière voor hem, die wel meegaf maar nauwelijks zwakker werd ondanks zijn pogingen. Dit ging te lang duren. Zo zou hij er nooit op tijd doorheen kunnen breken.

‘Nicodemus!’ brulde Typhon. ‘Ik moet je hier weghalen, anders zullen die mensen je doden. Ik heb te lang vastgezeten en mijn ziel zit voor een groot deel in Deirdre gevangen. Ik ben niet sterk genoeg om ze in één keer uit te schakelen.’

De vijf bewakers hadden zich diep in de tunnel teruggetrokken. Typhon hief zijn grote hand op en sloeg op de grond. Een fontein van felrode stralen schoot uit zijn vuist en sloeg neer. De hele grot trilde toen een deel van de vloer door het duister werd opgeslokt. Panisch gillend renden de bewakers dieper de tunnel in. Typhon wierp een onzichtbare spreuk, waardoor een ander deel van de vloer werd weggeslagen. Door het groter wordende gat keek Nicodemus neer op het maanverlichte bos.

Een bewaker die niet snel genoeg was weggerend, slaakte een kreet toen de stenen onder hem wegvielen. Hij wierp een zilveren hulplijn uit, maar kon zijn val niet stuiten en verdween in de diepte. Typhon brulde.

Nicodemus voelde zich licht in zijn hoofd. Zijn lippen waren gevoelloos. Hij kon de barrière niet snel genoeg afbreken. Een van de bewakers wierp een Numinusspreuk, die tegen Typhons schouder ontplofte. De korte flits verlichtte Shannons roerloze gestalte. ‘Magister!’ riep Nicodemus uit. Hij kon Shannon onmogelijk zo achterlaten.

Maar hoe moest hij de oude magiër in veiligheid brengen? Zonder de smaragd maakte hij geen kans om de demon te treffen. Kreeg hij maar gelegenheid om een subtekst te schrijven waarmee hij zichzelf kon verbergen.

‘Kokend bloed!’ riep hij uit. Hij trok de mouwen van zijn pij op. ‘Natuurlijk.’ Hij kneep in de Chtonische zinnen die op zijn rechterhand stonden getatoeëerd. Eerst wilden ze niet meewerken en bleven terugkrabbelen in zijn huid, maar met een forse ruk slaagde hij erin de eerste spreuk los te trekken.

De Chtonische geest had hem gewaarschuwd dat het Wrixlan en Pithan zijn huid konden bezeren, maar toch was hij niet voorbereid op de gruwelijke pijn waarmee de zinnen zich van zijn arm losmaakten. Toen de tekst helemaal was afgewonden, nam hij de gestalte van Garkex aan, de vuurtrol. Hoewel de driegehoornde constructie bij de vorige ontmoeting niet groter was geweest dan een kind, had hij nu de lengte van een volwassen man. De spieren in zijn armen leken op staalkabels. Eerst keek hij verstoord, met een blik van ‘waarom heb je me wakker gemaakt?’ Zodra hij echter Typhon in de gaten kreeg, puilden zijn ogen uit van angst. Snuivend tilde hij Nicodemus op en begon de andere Wrixlaanse constructies van hem af te pellen.

Elke centimeter van zijn armen deed pijn. Hij moest zich beheersen om het niet uit te gillen terwijl Garkex hem heen en weer rolde en de andere fantasiebeesten van zijn huid trok. Er leek geen einde aan zijn kwelling te komen, maar ten slotte zette de trol hem weer neer.

Alle nachtgriezels stonden nu om hem heen: Fael, de weerwolf; Tamelkan, de oogloze draak; Uro, het angstaanjagende insect en vele andere. Omdat de constructies kracht aan Nicodemus hadden ontleend door zich aan zijn huid te hechten, waren ze allemaal gegroeid. In een oogwenk werd hij opgetild en op de rug van Tamelkan gezet, waarna ze hem omringden met hun camouflerende donkerblauwe lijven.

Typhon wierp een laatste spreuk naar de bewakers. De Spilbrug was niet ingestort, maar er was wel vijftien meter van de bodem weggeslagen. ‘Ze zijn nu ver genoeg weg,’ riep de demon. ‘Ze kunnen je geen kwaad meer doen.’ Hij had zich omgedraaid en tuurde de grot in.

‘Magister Shannon ligt daar,’ fluisterde Nicodemus tegen Garkex. ‘We moeten hem meenemen en vluchten.’

De trol knikte.

‘Nicodemus, het is niet slim je te verstoppen,’ bromde Typhon. ‘De magiërs zullen het niet gauw opgeven.’ De demon begon de noordkant van de grot te doorzoeken. De horde nachtgriezels, met Nicodemus in hun midden, kroop in tegengestelde richting weg.

‘De magiërs geloven in een valse profetie. Ze denken dat jij de Stormvogel bent,’ riep Typhon. ‘Ze zullen je censureren en doden.’

De groep onzichtbare griezels was bij Deirdre aangekomen. Haar lichaam was nog verstijfd, maar ze had haar zwaard laten vallen en haar hoofd hing op haar zwoegende borst.

Plotseling barstte er een salvo van Magnusspreuken los en sloeg naast Typhon in. De bewakers hadden het inderdaad niet opgegeven. Brullend van razernij rende de demon naar de ingang van de grot om de tegenaanval in te zetten.

Garkex, die zijn kans schoon zag, schoot op Shannon af en slingerde de oude man over zijn schouder. Doordat de trol was weggegaan, was Nicodemus’ linkerkant onbedekt. Gelukkig had Typhon het te druk met het verjagen van de bewakers, maar Deirdre, die maar anderhalve meter van hem vandaan stond, kreeg hem in de gaten.

Nicodemus raakte in paniek, want hij wist niet hoeveel macht Typhon over haar had. Even overwoog hij haar neer te slaan om te voorkomen dat ze hem zou verraden, maar hij bedacht zich, smeekte haar met zijn ogen en legde een vinger op zijn lippen. Garkex keerde terug met Shannon, die hij zonder omhaal op de rug van Tamelkan liet neerploffen.

Langzaam zette Deirdre haar borst uit alsof ze wilde gaan schreeuwen. Nicodemus schudde driftig zijn hoofd.

Haar borst daalde weer. ‘Dood me alsjeblieft,’ zei ze schor. ‘Alsjeblieft. Ik bevat een groot deel van zijn ziel.’

Het bloed in zijn aderen stolde. ‘Ik kan je niet doden.’

‘Het móét,’ siste ze. ‘Als ik sterf, sterft hij ook.’

De grot beefde onder Typhons gebulder. Rond de demon straalde een rood licht, dat plotseling weg flitste. Er viel een korte stilte. In de verte schreeuwde een bewaker.

‘Nicodemus,’ riep Typhon gespannen. ‘Er zullen meer magiërs komen.’ Hij draaide zich om en liep de grot in. ‘We moeten...’ Zijn stem stierf weg toen hij de lege plek zag waar Shannon had gelegen. ‘Waar is de oude man?’

‘Alsjeblieft!’ fluisterde Deirdre.

Ineens moest Nicodemus zijn gezicht afwenden voor een oogverblindend wit licht, dat van Typhon afkomstig was. Met zijn rechterhand had de demon een spreuk geworpen die uit zuiver daglicht bestond, maar feller was dan het helderste zonlicht.

De constructies die Nicodemus hadden omringd, gilden het uit. Wrixlan en Pithan waren immers niet tegen daglicht bestand en alle nachtgriezels waren in het paarse proza geschreven.

Typhon wendde zich tot Nicodemus. De nachtgriezels waren zichtbaar geworden door het felle licht. De demon sperde zijn grote witte ogen verbijsterd open. Nu hij wist dat hij zich niet meer kon verbergen, spuwde Garkex vuur uit zijn horens en viel Typhon aan. De andere nachtgriezels volgden zijn voorbeeld, terwijl ze bloedstollende strijdkreten slaakten. Nicodemus kon Shannon nog net op tijd van Tamelkan tillen voordat de oogloze draak zich in het gevecht mengde.

Typhon beantwoordde de aanval van Garkex met een flitsend rood licht dat de linkerarm van de trol vernietigde. Garkex haalde met een gedurfde rechtshandige uitval Typhons wang open en sloeg het hoofd van de demon naar links. De andere nachtgriezels stormden naar voren als een vechtmachine van schubben, tentakels en klauwen. Ze botsten in volle vaart tegen de demon op en gooiden hem ruggelings tegen de grond.

‘Dood me!’ schreeuwde Deirdre. ‘Zijn macht over me wordt minder.’ Haar armen hingen slap langs haar zij. Ze keek Nicodemus met grote, smekende ogen aan.

‘Deirdre, dat k-kan ik –’

‘Het wapen,’ zei ze, met een knikje naar het slagzwaard dat ze had laten vallen. ‘Raap het op.’

De grot werd opnieuw fel verlicht door Typhons spreuk. Garkex brulde het uit toen de demon hem een vurige klap op zijn borst gaf. De andere nachtgriezels begonnen uit elkaar te vallen doordat hun buitenste zinnen rafelden in de oogverblindende gloed.

Nicodemus raapte Deirdres zwaard op. Hij ging liever vechtend ten onder dan zich laf in een hoekje te verschuilen.

‘Heb medelijden!’ smeekte Deirdre. ‘Typhon heeft mijn godin bezoedeld. Door hem heb ik Kyran in gevaar gebracht. Laat me niet in leven!’ Haar ogen vulden zich met tranen. ‘Dan moet ik Typhon dienen. Hij zal mijn wil breken en een demon van me maken.’

Nicodemus was niet in staat zich te verroeren.

Met een oorverdovend gebrul sprong de demon op en verscheurde Fael, de weerwolf. Olieachtig bloed dat uit talloze wonden sijpelde, besmeurde Typhons hoofd en borst. Alleen Tamelkan, de oogloze draak, was nog in leven.

‘Doe het nu!’ riep Deirdre. ‘Voor het te laat is!’

Typhon kreeg de kop van de draak te pakken. Met een snelle beweging draaide hij het spreukbeeld de nek om en wierp het weg. Hij zag dat Nicodemus zijn zwaard ophief. ‘Stop,’ riep hij. ‘Daar heb je alleen jezelf maar mee.’

‘Ik smeek je, dood me!’ riep Deirdre.

Typhon schudde zijn hoofd. ‘Ik heb jullie twee uitgekozen om een nieuw ras te kweken na de Separatieoorlog. Jullie zullen onbeschrijflijk gelukkig zijn. Daarom moeten jullie beiden in leven blijven!’

‘Alsjeblieft,’ fluisterde Deirdre. Haar betraande gezicht was vertrokken van doodsverlangen. Met bevende hand sloeg ze haar mantel open om het witte kleed te onthullen dat haar linkerborst bedekte. ‘Als je om me geeft, verlos me dan uit mijn lijden.’

‘Nee!’ bulderde Typhon, toen Nicodemus de roestige kling door haar hart dreef.

Haar lichaam schokte. Haar handen grepen het zwaard. Typhon jammerde, terwijl een dikke straal donkerrood bloed uit zijn borst spoot. Met klapperende vleugels en trillende armen viel hij op zijn knieën. Deirdre stortte zich in Nicodemus’ armen. Hij liet haar langzaam op de grond zakken. Naar adem happend keek ze naar hem op. Hij zag haar door een waas van tranen.

Uit het niets haalde een dikke zwartglanzende arm hen uit elkaar en smeet Nicodemus tegen de grond. De demon tilde Deirdre op, trok het zwaard uit haar borst en drukte haar tegen zich aan. ‘Nee!’ riep ze hijgend. ‘Nee! Help me, Nicodemus! Hij maakt me weer beter.’

Plotseling loste Typhon op en veranderde in een donkere wolk, die Deirdres lichaam binnenging en er geheel door werd opgezogen.

Opluchting stroomde door Nicodemus heen. Deirdre zou gelukkig niet sterven. Rood-met-zwarte vleugels ontsproten aan haar rug. Ze richtte zich op, met het slagzwaard in haar hand. Nicodemus krabbelde overeind en pakte haar arm. De aanraking zond een schok door zijn lichaam. Hij kreeg een visioen van Deirdre als meisje dat door een heideveld rende. Hij zag haar met een kind in haar armen. Toen keerde hij terug naar het heden. Deirdre hield hem vast. Haar voorheen zo groene ogen waren nu zwart als inkt.

Ze begon te fluisteren; niet met haar eigen stem, maar met Typhons sonore ondertoon. ‘De heer van Severn, April, James Berr,’ fluisterde ze. ‘Jij bent altijd van mij geweest. De volgende draak zal je weer tot de mijne maken.’

Nicodemus opende zijn mond, maar er kwam geen geluid uit.

‘Dood het monster!’ riep een vrouwenstem, terwijl er een oorlogstekst over Deirdres hoofd vloog. Plotseling kwamen magistra Okeke en twee bewakers de grot in stormen. Ze bekogelden Deirdre met vernietigende taal. De bewakers waren erin geslaagd het gat in de verwoeste Spiltunnel op magische wijze te overbruggen.

Deirdre gaf Nicodemus een harde zet, waardoor hij keihard tegen de rotswand knalde. Hij verloor zijn bewustzijn en zakte in elkaar. Daarna hief ze haar zwaard, dook pijlsnel weg voor alle spreuken en viel de zwartrokken aan. De eerste bewaker trof ze in zijn hart, de tweede sneed ze de keel door. Toen ze echter uithaalde naar magistra Okeke, sprong de vrouw op tijd naar achteren om de slag te ontwijken.

Weer vloog er een zilveren spreuk door de grot, die het zwaard uit Deirdres handen sloeg. Een bewaker die zich verdekt had opgesteld in de Spiltunnel had opnieuw de aanval geopend. Luid krijsend rende Deirdre naar de ingang van de grot.

Nicodemus kwam bij, krabbelde overeind en zag haar de tunnel in stormen. Hij rende erachteraan, maar vlak voor zijn ogen stortte ze zich door de opening naar beneden en sloeg haar vleugels uit.

Hoewel ze te zwaar was om te vliegen, kon ze zich klapwiekend naar het zuiden wenden. Daarna daalde ze langzaam af naar het bos. Af en toe strekte ze haar armen uit om bij te sturen. Eén keer, toen ze nog niet erg diep was gevallen, ving Nicodemus een glimp op van de schitterende smaragd in haar hand.