Hoofdstuk 20

Aan de traseusspreuk leek geen einde te komen. Nicodemus kon de andere twee niet helpen met het parafraseren of analyseren van de tekst. Hij kon alleen zijn kracht inzetten. Om die optimaal te benutten had Shannon een woordennet voor hem geweven, een spreuk waarmee Nicodemus hopelijk een goede indruk op de bewakers kon maken.

Voordat hij het woordennet uitwierp, schikte Nicodemus het alfabet van het Numinus en het Magnus tot een raster van zinnen in de gang-bare taal. De taalkundigen gebruikten het raster door de runen die Nicodemus daarmee vasthield in hun lichaam op te nemen.

Zodra een van de magiërs er een rune uithaalde, verving Nicodemus die door een andere en zette het teken op de juiste plaats. Op het moment dat er een rune uit het ene alfabet verdween – Shannon schreef in Magnus en Kleinwoud in Numinus – verving hij die meteen door een nieuwe, waarna er in het andere alfabet een lege plaats viel. Zo ging het uren door.

De bewakers kregen er als eersten genoeg van. Ze ijsbeerden door het vertrek, bekeken de Index of de boekenplanken. Twee liepen het vertrek uit om de hondachtige bewakersspreuk voor de deur te bekijken. En al die tijd zwoegde Nicodemus verder en liet de runen door zijn vingers glijden. Maar na twee uur begonnen zijn polsen zeer te doen. Toen hij om een pauze vroeg, antwoordde Kleinwoud dat ze moesten doorgaan omdat de traseus tot vlak voor haar voltooiing instabiel bleef. Als ze de compositie onderbraken, zou de spreuk uit elkaar vallen. Zwijgend werkten ze nog een uur door.

Hoewel Nicodemus geen moment van zijn werk kon opkijken, hoorde hij de bewakers heen en weer schuifelen. Shannon wist hen op een gegeven moment zover te krijgen dat ze beschermende schilden gingen schrijven rond de boekenplanken als beveiliging tegen een kettingreactie als er iets mis ging met de traseus. Tegen het avondeten werden de Noordelijke bewakers afgelost door een nieuwe ploeg.

Voor de afwisseling begon Nicodemus de runen in zijn onderarm te maken. Hij liet de tekens over de rug van zijn hand rollen en wierp ze daarna in het net. Dit hielp hem het volgende uur door te komen. In een creatieve opwelling begon hij de tekens vervolgens in zijn tong te smeden en ze uit te spugen in het net. Magister Kleinwoud had daar helaas bezwaar tegen, zodat hij weer gewoon met zijn armen moest werken.

Een ingedutte bewaker begon te snurken.

Kleinwoud en Shannon stonden met tussenpozen op om een voltooide subspreuk naast de Index te zetten. Maar Nicodemus had zo’n inspannende taak dat hij pas kon opkijken toen de tradeus bijna klaar was. Tegen die tijd voelde hij zich licht in zijn hoofd en hongerig. De aanblik van de schitterende tekst vervulde hem echter met zo’n grote bewondering dat zijn ongemak op de achtergrond raakte.

Ze hadden uit de talloze zilveren en gouden zinnen een bol van ruim twee meter doorsnee gesponnen. Wrijvend over zijn pijnlijke armspieren liep hij erheen om de prachtige spreuk nog beter te kunnen bekijken. De in Numinus en Magnus geschreven passages stroomden als een netwerk van riviertjes over de grote bol.

De spreuk vormde een stevige constructie, maar vertoonde nog naden. Op twee plaatsen week de tekst uiteen, zodat daar verticale sleuven zaten. Shannon trok eraan alsof het een tentflap was, waarna Kleinwoud naar binnen kroop en de openingen dicht redigeerde.

Intussen stuurde Shannon de bewakers de gang op. ‘Jullie mogen van een afstandje meekijken,’ zei de oude man. ‘Maar we hebben hierbinnen ruimte nodig om ons werk te kunnen doen.’

Nicodemus bewonderde nog even de tradeusspreuk en de Index. Toen hij weer op zijn kruk ging zitten, merkte hij dat hij hoofdpijn had van honger en vermoeidheid. Hij masseerde zijn slapen. ‘Mag ik iets vragen?’

‘Natuurlijk,’ antwoordde Shannon. Aandachtig bekeek hij de glanzende passage die hij in zijn delta- en bovenarmspier aan het vormen was.

‘Wat gaan we zoeken als de traseusspreuk straks wordt geactiveerd?’

‘Een tekst waarvan we al weten waar hij staat,’ legde Shannon uit, terwijl hij de voltooide passage naar zijn gebalde vuist stuurde. ‘Om precies te zijn, een tekst van Bolide: Verhandeling over toverstokken, toverstaven en magisch overwicht. Alle kopieën liggen al klaar in het rek voor perkamentrollen.’

Nicodemus begreep meteen hoe slim het onderzoek was opgezet. ‘Mag ik iets anders opzoeken als we daarmee klaar zijn?’

‘Wat wil je weten?’ vroeg Kleinwoud. Hij bestudeerde een paar Numinuspassages die in de war waren geraakt en als een wolk boven de bol hingen.

Nicodemus aarzelde even. ‘Of er buiten Sterrenstee onderzoek is gedaan naar een behandeling voor kakografie.’

‘Goed idee,’ zei Kleinwoud terwijl hij een zin uit de tekstuele wolk trok. ‘Leg het voor aan de Raad voor het Gebruik van Tovermiddelen. Maar ze hebben het druk, dus het kan een tijdje duren voor je antwoord krijgt.’

‘Maar mag ik het niet even snel opzoeken als we hiermee klaar zijn?’ smeekte Nicodemus.

Kleinwoud verwisselde twee runen en keek op. ‘Wat zei je ook al-weer?’ Toen Nicodemus zijn vraag herhaalde, schudde Kleinwoud glimlachend zijn hoofd. ‘O, hemel, nee. Regels zijn regels. De raad vindt het misschien niet goed dat...’ Hij dacht even na. ‘Misschien vinden ze het niet goed dat een kakograaf de Index gebruikt.’

Nicodemus liet zijn hoofd hangen.

‘Ik kan wel een keer voor je zoeken,’ zei Shannon. ‘Als je tenminste de teksten in Sterrenstee hebt uitgeplozen en...’ zei hij met een veelbetekenend kuchje, ‘de belangrijke zaken eerst zijn opgelost.’

Toen Nicodemus opkeek, zag hij dat zijn leermeester met zijn witte ogen een bepaalde passage bestudeerde. ‘Dank u wel, maar ik kan u verzekeren dat ik alle bibliotheken in Sterrenstee al meerdere keren over dit onderwerp heb geraadpleegd.’

‘In dat geval zal ik het voor je uitzoeken.’

Nicodemus was bijzonder blij met dat antwoord.

Kleinwoud masseerde zijn linkerhand met zijn rechter. ‘Het is zover. Alle Numinuspassages zijn aan elkaar geschakeld.’

Shannon glimlachte. ‘Dat betekent dat ik de enige twee onverbonden lijnen vasthoud. Kom, vrienden, laten we tot Hakeem bidden.’

De drie mannen bogen hun hoofd voor de beschermgod van de magiërs. Buiten het vertrek keken de bewakers toe.

‘Timothy, het onderzoek kan beginnen,’ zei Shannon en hij schakelde de twee zinnen aan elkaar en liet ze in de bol vallen.

Kleinwoud opende het vierhoekige slot dat op de Index zat. Met een knikje naar Shannon sloeg hij het boek open, wachtte even, sloot het weer, wachtte even, sloeg het weer open. Die procedure herhaalde hij keer op keer. Telkens diepte de Index op magische wijze de gezochte informatie op.

‘Kijk goed,’ zei Shannon, die naast Nicodemus plaatsnam. ‘Het is de bedoeling dat de taal van de Index zichtbaar wordt gemaakt met behulp van de tradeusspreuk.’

In het begin moest de traseus nog op gang komen, maar gaandeweg veranderden de zinnen in een soepele luchtroom die zich in talloze richtingen over de tekstuele bol verplaatste. De spreuk draaide steeds sneller rond tot Nicodemus geen afzonderlijke woorden meer kon onderscheiden. Toen Kleinwoud het boek opnieuw opende, steeg er een zwakke paarse gloed uit de Index op. De groot-magiër hief een juichkreet aan toen de traseusspreuk steeds meer snelheid kreeg.

Maar plotseling liep de zaak vast.

Verscheidene zinnen werden onbuigzaam. Regels bleven haken of scheurden. Luchtstromen raasden steeds sneller voort en vormden een taalkundige orkaan in de onderste helft van de bol. Er barste een hevig onweer los met donderslagen, die de starre zinnen doormidden kliefden. De paarse gloed rond de Index doofde.

‘De tekst valt uit elkaar!’ riep Shannon tegen de bewakers. ‘Sluit de deur!’

Deze keer hoefde hij hen niet te overtuigen. Snel gaven de bewakers de deur een zet.

Shannon haalde een boekrol uit de buidel aan zijn riem en trok een Numinusspreuk van het perkament. ‘Wat er ook gebeurt, kom er niet uit,’ beval hij Nicodemus en hij wierp een gouden beschermingsbol om zijn assistent. Op het laatste moment zette hij Azure nog op zijn schouder.

Met een metalige nagalm knalde de deur van de afgesloten ruimte dicht. Even bleef het stil. Daarna sprongen met een oorverdovende klap enkele traseusregels uit elkaar. Een geiser van Numinuswoorden spoot met schuimende stralen op uit de noordelijke pool, zodat de bol rimpelde als een appel in de winter.

Met een onderhandse worp gooide Shannon een Magnuszweep uit en sneed een mansgrote opening in de traseusspreuk. ‘Kom er gauw uit, Timothy!’

Kleinwoud had geen verdere aansporing nodig. Hij pakte de Index en schoot vliegensvlug naar buiten. De twee taalkundigen liepen haastig achteruit en redigeerden zichzelf naar de beschermende Numinusspreuk, waar Nicodemus al in zat.

Buiten hun beschuttende schild stortte de traseus in en viel met veel geraas uit elkaar. Kapotte zinnen vlogen in het rond en beukten hard tegen de doorzichtige wand van hun schild. Met zijn drieën keken ze zwijgend naar de indrukwekkende chaos. Ze waren doodmoe. Omdat hun beschuttende schild niet groter was dan een bezemkast stonden ze onbehaaglijk dicht op elkaar.

‘Nicodemus, wat heb je gezien toen de spreuk nog werkte?’ vroeg Shannon, terwijl hij zijn mouwen dichtknoopte.

‘Paarse flitsen rond de Index.’

Shannon knikte. ‘Ik ook. Wat heb jij gezien, Timothy?’

‘Niets,’ antwoordde de magiër met een wit weggetrokken gezicht, terwijl hij neerzeeg op de kruk die in de beperkte ruimte stond. Zowel Nicodemus als Shannon keken naar de Index op Kleinwouds schoot.

Nicodemus kreeg het zo koud dat hij zijn armen weer in zijn mouwen stak.

Schuifelend lukte het Shannon zich een kwartslag te draaien. Op het oog was hij bezig de ontbinding van de spreuk te volgen, maar door klopjes op de schouder van zijn assistent te geven, plantte hij heimelijk een zin in zijn borst. Vertaald luidde de zin: ‘Deur is dicht. Moet nu Index van Klwd krijgen. Idee?’

Nicodemus had met wezenloze blik de ontbinding van de spreuk gevolgd, maar zodra hij het bericht had gelezen, viel hem plotseling een waanzinnig plan in.

Hij overhandigde Shannon zijn antwoord. ‘Kan u noch een schild maken?’

Shannon knikte.

‘Maak twede sgild.’

De magiër deed alsof hij moest hoesten. ‘Wanneer?’ vroeg hij tussen het gekuch door.

Nicodemus sloeg hem met veel omhaal op zijn rug. Toen greep hij de oude man bij zijn pij en trok hem omlaag. Voordat Shannon zijwaarts op de grond viel, plantte hij het antwoord in zijn borst. ‘Nu!