Hoofdstuk 11

‘Nicodemus, houd onze gast even gezelschap terwijl ik en magistra Kokeke gaan kijken wat er aan de hand is.’ Shannon stond op. ‘Deirdre, wil je ons excuseren.’ Toen de oude man naar de deur rende, flitste er tussen Azure en hem een stroom Numinus heen en weer. De bewaker volgde Shannon op de voet.

Nicodemus stond op en keek hen na. Hij vond het vreselijk dat hij met de druïde zat opgescheept. Hij keek naar Deirdre. Met haar grote ogen en gladde huid leek ze niet ouder dan twintig, maar aan haar ingehouden, geamuseerde glimlach te zien was ze al een rijpe vrouw. ‘Dat heb ik best goed aangepakt,’ zei ze. ‘Kom, ga zitten. We hebben veel te bespreken.’

Met een verwarde frons nam hij weer plaats.

‘Nicodemus, weet je wel dat ik een verre nicht van je ben?’ vroeg de druïde en ze lachte voluit. ‘Ik heb het genealogisch archief van Sterrenstee geraadpleegd en we hebben een aantal gemeenschappelijke voorouders.’

Verbaasd hief hij zijn hoofd op. Dit had hij niet verwacht, maar nu begreep hij ook waarom de druïde hem zo vertrouwd voorkwam. Ze had andere ogen, maar verder was ze een jongere, mooiere uitgave van zijn tante. ‘Ben je Spirisch?’ vroeg hij.

Ze schudde haar hoofd. ‘Dralisch, maar van Imperiale afkomst. Weet je wat dat betekent? Het oude continent werd door een keizerlijke familie geregeerd. Ze hadden zwart haar, groene ogen en een olijfkleurige huid, net als jij en ik.’

Er kwam een oude herinnering bij hem boven. ‘Mijn vader zei dat hij zijn afkomst kon herleiden tot de eerste Spirische Aardverschuiving.’

Deirdre knikte. ‘Dat klopt. Toen de mensheid het oude continent ontvluchtte, nam elk lid van de keizerlijke familie een ander schip. De vloot met vluchtelingen werd door de Maalstroom verstrooid, zodat alle schepen ergens anders aan land gingen. Sommige takken waren machtig, andere niet.’

Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Ik heb veel Imperiale trekken, be-halve mijn lengte, of eigenlijk mijn gebrek eraan. Maar jij hebt ze allemaal.’

Hij bedwong de neiging aan zijn mouw te frutselen. ‘Dank je wel voor het compliment.’

‘Het roept de vraag op wie je moeder is geweest.’

Hij keek uit het raam.

‘Het spijt me.’ Ze raakte even zijn knie aan. ‘Neem me niet kwalijk dat ik zo nieuwsgierig ben.’

‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ zei hij zonder haar aan te kijken.

‘Ik moet je iets vertellen.’ Ze liet een stilte vallen. ‘Luister goed naar wat ik je ga zeggen.’ Ze boog zich naar hem toe. ‘Je draagt een afschuwelijke vloek met je mee.’

Hij knipperde met zijn ogen. ‘Pardon?’

‘Je bent vervloekt.’

‘In welke taal?’

‘In geen van de magische talen van dit land.’

‘Vergeef me als ik wat sceptisch klink, maar hoe kun je een vloek zien als die niet in een bekende magische taal is gesteld?’

Deirdre sloeg haar donkere handen ineen op haar witte schoot. ‘De schrijvers van nieuwe magie kunnen veel dingen niet zien.’

‘Nieuwe magie?’ Hij fronste zijn wenkbrauwen vanwege dat vreemde antwoord.

De druïde knikte. ‘Toen onze voorouders de zee overstaken, ging de meeste oude magie verloren. Alleen de Dralen en Verdantianen wisten hun erfgoed te behouden. Daar ligt de bakermat van de oude magie. Alle andere toverkunst is later uitgevonden.’

Hij wist dat ze de waarheid sprak. ‘Maar wat heeft dat met mijn vloek te maken? En moeten we niet eerder over oude talen spreken in plaats van over oude magie?’

Haar mond verstrakte maar al snel glimlachte ze weer. ‘Magie en taal, dat komt op hetzelfde neer. Het gaat erom dat de nieuwe talen krachtiger zijn, maar dat ze het blikveld van de schrijvers vernauwen. Die kunnen de wijsheid van het oude continent niet meer bevatten.’

‘En kunnen ze daarom ook geen vervloekingen zien?’ vroeg hij sceptisch. ‘Dat geloof ik niet. Gisteravond heb ik nog een vloek van mijn voorhoofd moeten verwijderen.’

De druïde maakte een wegwuifgebaar. ‘Magiërs noemen elke kwaadaardige tekst een vloek, maar wat jou getroffen heeft is iets heel anders. Het was in de taal van het oude continent opgesteld en daardoor is de aura nog vaag waarneembaar voor degenen die de oude talen beheersen, maar voor anderen onzichtbaar.’

‘Goed, als ik vervloekt zou zijn, wat heb ik dan gekregen? Een ziekte?’

Ze zweeg een poosje, boog zich toen dichter naar hem toe en zei: ‘Het lijkt me duidelijk. Iemand heeft je van het vermogen beroofd om spreuken te schrijven.’

Hij keek haar verbaasd aan. ‘Onmogelijk. Geen enkele bekende spreuk –’

‘Deze vloek is afkomstig uit de oude wereld, waar ze beter wisten hoe taal het lichaam beïnvloedt. Er gaan verhalen dat een afgehakte arm kon aangroeien of dat iemand die na een klap op zijn hoofd alles was verge-ten, zijn geheugen terugkreeg.’

Hij kon het onmogelijk ontkennen, want hij wist dat de ouden wonderlijk veel kennis hadden bezeten over praktische zaken, zoals geneeskunde.

De druïde vervolgde: ‘Jij bent vervloekt door zo’n oude spreuk. Die is je brein binnengedrongen, heeft de groei van je intellect geremd en een andere kant uit gestuurd. Daardoor is het deel weggevallen dat je nodig hebt om spreuken foutloos te kunnen spellen.’

‘Maar wie heeft me willen vervloeken?’

‘In ieder menselijk rijk wonen mannen en vrouwen die demonen vereren,’ antwoordde ze. ‘We weten heel weinig over ze, behalve dat ze zich in een geheime orde hebben georganiseerd. Ze noemen zich de Separatisten want ze willen de Separatieoorlog ontketenen. De persoon die jou heeft vervloekt, komt ongetwijfeld uit hun gelederen.’

Met een brok in zijn keel vroeg hij: ‘Denk je dat ik de Halcyon ben?’

Ze hield de deur in de gaten. ‘Het afgelopen voorjaar kreeg ik van mijn godin de opdracht naar Sterrenstee te reizen. Daar zou ik een schat vinden, in het zwart gehuld en bedreigd door de vallende avond.’ Ze gebaarde naar zijn zwarte pij. ‘De Dralische profetie voorspelt dat de Peregrijn een weeskind uit het buitenland zou zijn – iemand die in de droomwereld tot de magie wordt gewekt.’

‘Maar de keloïd dan!’ riep hij uit. ‘Je hebt gezien dat die geen echte Vlecht vormt. Je begon zelfs te vloeken en was het eens met magistra Okeke dat ik onmogelijk –’

Deirdre stak een vinger op. ‘Amadi Okeke vroeg of ik van streek was en of ik soms had gedacht dat jij de Peregrijn zou zijn. Het was allebei waar. Zij nam voetstoots aan dat jij het niet kon zijn omdat je keloïd niet aan de beschrijving beantwoordt.’

‘Is dat zo?’

Weer verscheen dat halve lachje op haar gezicht. ‘De taal van de Dralen wijkt enigszins af van de gemeenschappelijke magische talen, dus voor ons hebben de runen soms een andere betekenis.’

‘Betekent mijn keloïd voor jou iets anders?’

Nu lachte ze breeduit. ‘Voor ons betekent de Vlecht “verbinden” of “groeien”. Bovendien vertoont het tweede teken in je nek een exacte gelijkenis met de rune voor Kromme Tak.’

‘Wat houdt dat in?’

‘Het teken staat voor iets wat wild en onbeheersbaar is. De combinatie van een Kromme Tak met een Vlecht betekent: wilde, ongebreidelde groei.’ Ze schoot in de lach. ‘Ik vloekte toen ik dat zag. Niet omdat het uitsluit dat jij de Peregrijn bent, maar omdat het aangeeft dat je je door niemand laat leiden.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Maar je weet nog niet of ik mijn keloïd vanaf mijn geboorte heb.’

De druïde hield haar hoofd schuin. ‘Heb je soms moeite met het idee dat jij de profetie vervult?’

Hij stamelde, maar kon geen antwoord bedenken.

Schouderophalend zei ze: ‘Meer bewijzen heb ik niet nodig. Jij bent, precies zoals mijn godin had gezegd, in het zwart gehuld en je wordt bedreigd. Ernstig bedreigd. Iemand heeft je ondergebracht in dit oord van nieuwe magie, waar zelden druïden komen. We moeten je eerst uit Sterrenstee weg zien te krijgen.’

‘Maar ik ben geen gevangene.’

‘Nicodemus Kras, besef goed wat je keloïd en de vloek betekenen. Iemand wil verhinderen dat jij de Peregrijn bent. Je bent hier niet veilig.’

‘Maar ik word omringd door magiërs. Wie kan me hier kwaad doen?’

‘Wie? Degene die je vervloekt heeft natuurlijk.’ Ze schudde haar hoofd. ‘De beperkingen waar je onder lijdt, horen helemaal niet bij je.’

Het duizelde hem. Verward vroeg hij zich af wat het betekende als ze gelijk had. Stel dat zijn kakografie een vergissing was. Alles zou anders worden. Hij zou veranderen en een nieuw leven kunnen beginnen.

Deirdre sperde haar ogen open. ‘Diep in je hart weet je dat ik gelijk heb. Luister goed. Weet je wat een ark is?’

Hij wendde zijn blik af. ‘Kakografen krijgen geen les in theologie.’

‘Een ark huisvest de ziel van een godheid en veel van haar kracht. Met Kyran en twaalf volgelingen heb ik de ark van mijn godin meegenomen. Als we jou daarheen brengen, kan zij je misschien van je vloek verlossen.’

Hij kneep zijn lippen op elkaar. Zou dat werkelijk kunnen?

Opgewonden ging Deirdre verder: ‘We konden de ark niet naar Sterrenstee brengen, want hier is het vergeven van de oude Chtonische magie, waardoor het voorwerp beschadigd zou raken. Daarom hebben we de ark onder bewaking in een dorpje achtergelaten waarvan ik de naam ben vergeten, aan het eind van de Westverste Weg.’

‘Grauws Kruising.’

De druïde glimlachte. ‘Inderdaad. Mijn gezelschap heeft daar zijn intrek genomen in de herberg. De volgelingen, waaronder twee druïden, bewaken de ark. We hoeven je alleen Sterrenstee uit te smokkelen en naar de ark in Grauws Kruising te brengen. Mijn godin zal je dan beschermen. Van daaruit rijden we naar de bossen van Dral om met je opleiding tot druïde te beginnen.’

Er was iets in haar manier van doen – de gretigheid in haar ogen of het fanatisme in haar stem – dat zijn opwinding temperde. ‘Waarom zou jouw godin me van mijn kakografie willen genezen?’

‘Omdat jij de Peregrijn bent!’ riep ze uit en ze boog zich naar hem toe. ‘De verdediger van onze beschaving!’

Hoewel haar heldere ogen de indruk wekten dat ze eerlijk was, wantrouwde hij haar nog steeds. ‘Ik kan niet met je mee.’ Hij legde zijn bevende handen in zijn schoot.

Haar glimlach bevroor op haar gezicht en met een schok kwam ze tot bezinning, alsof ze uit een droom ontwaakte. ‘Natuurlijk,’ zei ze op effen toon. ‘De Vlecht en de Kromme Tak. Ik had het kunnen weten.’

‘Zelfs al zou ik je volkomen vertrouwen, dan kan ik nog niet weg uit Sterrenstee. Spreukschrijvers in het Numinus en Magnus mogen de Orde niet verlaten. Als ik zonder toestemming de stad verlaat, sturen ze bewakers achter me aan en die werpen een censuurspreuk waardoor ik mijn geletterdheid kwijtraak.’

De druïde tikte nadenkend op haar smalle mond. ‘Dat is een slimme zet van degene die je hier heeft ondergebracht. Je kunt geen kant op. We mogen aannemen dat zo’n geslepen vijand handlangers onder de magiërs heeft zitten.’

‘Handlangers?’ vroeg hij lachend. ‘De Schepper weet hoe graag ik je zou willen geloven, maar er is geen enkel bewijs.’ Hij stond op en liep naar het raam.

‘Als je me niet vertrouwt, zal er geweld uit voortkomen,’ zei Deirdre plotseling fel. ‘De persoon die je heeft vervloekt, zal mijn aanwezigheid en die van mijn godin ontdekken. Er zal bloed vloeien in Sterrenstee.’

Nicodemus huiverde, ook al viel de zon door het raam naar binnen. Uit haar hele optreden bleek dat ze oprecht in haar eigen woorden geloofde, maar hij hoorde wanhoop in haar stem en zag een aan hysterie grenzende opwinding in haar ogen.

Hij had dat fanatisme eerder gezien – had het zien oplaaien en doven bij iedere jonge kakograaf die in de Trommeltoren terechtkwam. Net als een kind met een handicap had Deirdre al haar hoop op één ding gevestigd.

‘Het spijt me, maar ik kan je niet blindelings vertrouwen,’ zei hij, haar recht in de ogen kijkend. ‘Ik zal het met magister Shannon bespreken.’

Opnieuw week de hartstochtelijke gloed van haar gezicht. Ze lachte alleen nog wrang. ‘En ik maakte me zorgen dat je keloïd betekende dat je te koppig zou zijn om leiding te aanvaarden, maar ik zat er helemaal naast. Deze manier van dwarsliggen is nog veel ernstiger.’

Hij draaide zich om naar het raam. ‘Welke manier is dat?’

‘Je bent bang, onzeker, afhankelijk van je meester, kinderachtig.’

Even sloot hij zijn ogen. Het leek of hij een stomp in zijn lendenen kreeg, maar hij slaagde erin kalm te blijven. Hij had ruimschoots ervaring met het incasseren van botte opmerkingen.

‘Deirdre, ik zal je leeftijd niet raden.’ Hij wendde zijn gezicht naar de zon. ‘Hoe jong je er ook uitziet, je bent vast veel ouder dan ik. Vergeleken bij jou ben ik een kind. Ik heb geen idee welk spel je speelt, maar ik zie dat je mij als pion wilt gebruiken.’

Op droge, verwijtende toon zei ze: ‘Door jou voor de vloek te waarschuwen heb ik mezelf in gevaar gebracht.’

Hij haalde diep adem. Ze was er nog steeds op uit hem over te halen. Met knikkende knieën liep hij terug naar zijn stoel. ‘Ik ben een kakograaf, iemand met beperkte vermogens, een achterlijke leerling. Ik beraam geen plannen of listen, maar door vijfentwintig jaar met beperkingen te leven heb ik geleerd huichelachtigheid van waarachtigheid te onderscheiden en slinksheid van oprechtheid.’

De druïde keek hem aandachtig aan. ‘En om een voortreffelijk spreker te worden.’

‘Vleierij.’ Hij sloot zijn ogen en drukte zijn trillende vingers tegen zijn voorhoofd. ‘Ik weet dat mijn meester geen spelletje speelt en jij wel.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Luister eens, pion van me. Er komt een dag dat je je niet meer achter je handicap kunt verschuilen. Binnenkort moet je ook huichelen en mijn spel meespelen. Anders zul je sterven.’

Hij zweeg.

‘Voordat je Shannon iets vertelt,’ zei de druïde koeltjes, ‘moet je er rekening mee houden dat hij de vijand dient, misschien zonder het zelf te weten.’

Hij wilde protesteren, maar ze stak haar hand op. ‘Misschien ook niet, maar mensen zijn loslippig. Door Shannon te vertellen wat je van mij hebt gehoord, help je misschien geruchten de wereld in. Degene die je gevangen houdt, weet nog niet dat je van zijn bestaan op de hoogte bent, maar hij krijgt het dan misschien te horen. Als je het aan Shannon vertelt, weet hij dat je hem door hebt. Er kan een bloedige strijd ontbranden voordat Kyran en ik in staat zijn je te verdedigen.’

Hij fronste zijn voorhoofd. ‘Als Shannon een aanhanger van de demonen zou zijn, had hij me nooit met jou alleen gelaten.’

Ze hield haar hoofd schuin. ‘Ik hoor het al. Je bent erg op hem gesteld.’

Hij knipperde met zijn ogen.

Het irritante halve lachje verscheen weer op haar gezicht. ‘Nicodemus, mijn pion, hoed je voor Shannon. Hij is ook maar een mens. Als hij je gevangen houdt, maakt hij misschien fouten. Het kan een verkeerde inschatting van hem zijn dat hij ons alleen laat.’ Ze liet een stilte vallen. ‘Vraag je je niet af hoe hij aan die rare schrammen in zijn gezicht komt?’

Hij wilde het voor de oude man opnemen, maar zweeg toen er gedempte stemmen op de gang klonken.

‘Ze komen terug.’ Deirdre bukte om zijn hand te pakken. ‘Denk eraan dat magiërs niet altijd zijn wat ze lijken. Shannon ook. We moeten je bij de ark van de godin in Grauws Kruising zien te krijgen. Daar ben je veilig. Maar voorlopig geef ik je dit.’

Uit de plooien van haar pij haalde ze een bolletje van gepolijst hout en legde het op zijn handpalm. Een wortel slingerde zich om het voorwerp heen.

‘Dit is Zoekzaad,’ vertelde ze zacht. ‘Als je me nodig hebt, moet je de wortel afbreken en dan kom ik naar je toe. Ik heb een zelfde voorwerp waarmee ik je kan vinden zodra je het Zoekzaad aanraakt.’

Bij hem neerknielend vouwde ze haar handen rond de zijne. ‘Bij Bridget, ik zweer dat ik me geheel zal wijden aan de bescherming van Nicodemus Kras, onze geliefde Peregrijn.’