7

Die avond zat hij te verrekken van de kou, omdat hij zijn trui nog steeds niet terug had, toen er werd gebeld.

Daar zal je haar hebben, dacht ie verheugd, maar toen hij de deur opende was er niemand. Hij liep het tuinpad af en keek de weg over. Niks te zien. Hoe kon dat nou? Hij had toch horen bellen. Was toch niet gek!

Toen hij terugliep naar de deur, zag hij pas het briefje.

Het zat met een breinaald in de deur gespiesd. In een onhandig schoolmeisjeshandschrift stond erop geschreven: ‘watch the window! ’

Geërgerd sloot ie de deur en liep terug naar de kamer.

Als dit een nieuwe taktiek was van Jehova’s Getuigen, konden ze de hemel net zo goed meteen in de uitverkoop doen. Of zou dat meisje toch uit het sprookjesboek van haar moeder afkomstig zijn en nu betoverd rondspoken? Maar dan moesten er toch ergens druppels bloed zijn van de afgeklemde teen?

Toen hij weer zat, werd er op het raam getikt. Eerst wilde hij niet reageren maar het tikken hield aan. Hij liep naar het raam en schoof het open. Maar op de vensterbank zaten niet de roodborstjes om hem zijn trui terug te brengen. In plaats daarvan klom er een klein wanstaltig ventje door het raam naar binnen, ging met kromme pootjes vóór hem staan en salueerde parmantig. Het was niet groter dan 1 meter 20 en op zijn ene oog zat een grote smoezelige pleister en op de plaats van het andere een diep gat waar kleine gele zweertjes in etterden. Het kereltje droeg enkel een sabel aan een brede bruine riem die tot zijn verschrompelde kloten zakte. Met een koperen veiligheidsspeld was een militair erekruis op zijn slappe lui gespeld.

‘Daar ben ik dan! ’ sprak het na de potsierlijke begroeting, met een akelig hoog mechanisch stemmetje.

‘Wie bent u in godsnaam? ’ vroeg hij verbaasd. De dwerg tegenover hem was lachwekkend en deerniswekkend tegelijk. Een kruising tussen een oorlogsslachtoffer en een operettegeneraal. Gebral en gekerm uit één keel.

The American Dream. Verrek nu wist ie het: Albion Moonlight als anti-held in een film met Shirley Temple.

Maar dan was het meisje net helemaal geen Jehova’s Getuige.

Het ventje kwam een stap dichterbij en zei nogal kryptisch:

‘Waarom vraagt u dat aan mij? Uw gedachten zijn immers al bezig het antwoord te zoeken.’

Hij kon nu zien dat de gele puntjes in de ontstoken oogholte van de dwerg bewogen. Luizen, mijten, onweersbeestjes. Hij kneep zijn ogen stijf dicht. Dit kon niet. Hij had het boek van Patchen jaren geleden gelezen. Dit waren zijn eigen zieke gedachten die zijn hoofd uit borrelden als zeepbellen. Iedereen is tenslotte de held in zijn eigen strip. Maar gedachten ruiken niet.

En hij rook de weeë geur van het zieke oog. Maar dan.. ‘Zo, nu u weet wie ik ben, kunnen we doen waarvoor we gekomen zijn. Ik kwam u namens mijn volk het erekruis opspelden. Als loon voor al uw zinloze arbeid om de wereld met woorden te willen veranderen. Wilt u dus maar uw gulp openen? ’

En toen hij aarzelde, trok de dwerg de sabel en siste: ‘Opschieten alstublieft. U bent niet de enige klus van vanavond.’

Hij wilde zich omkeren, maar voordat hij het kon, plantte het ventje met een snelle beweging de punt van de sabel op zijn voet.

‘U kunt de Red Brest Uncle Sam weigeren, maar dan gaat uw grote teen eraan.’

Toen haalde het kereltje met een snelle beweging de medaille van zijn pik. Op de plaats waar de speld had gezeten, kwamen twee druppeltjes bloed te staan die vlug groter werden en toen op de vloerbedekking drupten.

De rest ging vlug. De dwerg dwong hem zijn gulp open te maken en frunnikte zelf zijn pik naar buiten en stak de speld met het erekruis erdoorheen. Het deed geen pijn. ‘Natuurlijk doet het geen pijn,’ zei het kereltje en ging op een stoel staan.

‘Hiermee zijt gij tot ridder geprikt in de orde van de roodborstjes en maakt gij voortaan deel uit van het grote leger van stuurlui aan de wal.’

En zonder overgang kwam er achteraan:

‘Voorts zijn we u een verklaring schuldig omtrent de hechtplaats van de onderscheiding. Onderscheidingen dienen ertoe een halt toe te roepen aan de onderscheiden kwaliteiten, vandaar het feit dat we deze onderscheiding niet op uw voorhoofd doch op uw penis spelden. Immers: het is niet onze bedoeling een halt toe te roepen aan uw gedachten, maar aan uw zaad dat deze gedachten zou kunnen vermenigvuldigen. En de geschiedenis leert dat niet de gedachten van mensen gevaar opleveren, maar de verbreiding van gedachten. Ik heb gezegd! ’

Toen sprong het ventje van de stoel en kwam vlak bij hem staan:

‘Nu het officiële gedeelte erop zit, mag ik misschien om een gunst...? ’

‘Zeg het maar! ’ zei hij terwijl hij probeerde zijn gulp dicht te doen, wat niet eenvoudig was, want de medaille wou er de hele tijd tussenuit.

‘Ziet u,’ zei het kereltje, terwijl het de sabel weer tussen de riem stak, ‘men heeft de pleister indertijd op het verkeerde oog geplakt, zoals u al gezien zult hebben.

Zou u zo goed willen zijn het eraf te halen en op mijn andere oog te plakken? ’

Hij boog naar het ventje en trok met een ruk de pleister van het oog. Het oog dat hierdoor zichtbaar werd, was rooddoorlopen en donkerblauw. Maar er was iets mee. Langzaam zag hij het veranderen in de Amerikaanse vlag. Het mannetje nam hem de pleister af en drukte hem op het gat ernaast.

‘Dank u wel,’ zei het met de hoge stem en verdween door het openstaande raam voordat hij had kunnen vragen naar die vlag. Het drong pas tot hem door dat Albion Moonlight verdwenen was, toen hij het koud kreeg van de tocht.

Hij liep naar het venster om het te sluiten en voelde de medaille hinderlijk in zijn broek. Hij was geridderd maar had daarmee zijn trui niet terug. Eerst proberen dat ding eraf te halen en weggooien. Maar toen hij zijn broek opende om het te proberen, kreeg hij het kreng met geen mogelijkheid eraf. Hij was blijkbaar voorgoed getekend. En dat meisje met zijn trui was ook nergens. Twee strepen door één rekening. Waarom houdt een mens er godverdomme ook altijd gedachten op na?