(een smalle streep licht)

De jongen en het meisje in de bunker horen de berichten op de radio ook. Want tijdens het vrijen heeft zij per ongeluk de knop ingedrukt van de transistor die hij om zijn schouder heeft hangen. En ze luisteren er stil en angstig naar. Vrijen heeft geen zin meer, nu dat kastje de kleine ruimte waarin ze zich bevinden vult met wat er buiten gaande is. Ze turen weer door de spleet, terwijl de radio steeds nieuwe berichten doorgeeft.

‘Stil,’ zegt de jongen, ‘ze hebben het over ons.’ Maar het meisje ís stil.

... het hevigst hebben de ijzeren kreeften toegeslagen in de omgeving van Zandvoort. Duizenden badgasten zijn in paniek gevlucht of onder de voet gelopen. Hoewel de strandpolitie tijdig met helikopters strooibiljetten heeft gedropt boven het strand om de badgasten te waarschuwen, kwam de aanval van de monsters toch nog vrij onverwacht. De honderden auto’s op de parkeerplaatsen zijn alle door de ondieren samengeperst tot schroot. In sommige zaten nog mensen die niet meer op tijd hadden kunnen ontkomen. Men schat het aantal slachtoffers alleen in Zandvoort en Bloemendaal al op enkele honderden, meest dagjesmensen uit Amsterdam en Haarlem. Een woordvoerder van het ministerie van Landschap en Miljeubeheer bevestigt thans officieel de vermoedens dat de dragline-achtige gevaartes die de waterzuiveringsinstallatie in Botlek onklaar maakten, deze uit autoschroot tot leven gewekte monsters moeten zijn geweest. Ook uit de Rivièra komen thans gelijksoortige berichten. In Milaan en Turijn zijn de autofabrieken aangevallen door de daar uit de richting Genua oprukkende stalen monsters...

‘Doe dat ding maar uit,’ zegt het meisje zacht. Maar de jongen lijkt het niet te horen en ze drukt zelf op de knop, tastend langs zijn lichaam. Hij keert zijn gezicht naar haar toe en wil haar kussen, maar ze zegt:

‘Nu niet.’

‘Wanneer dan wel,’ zegt ie cynisch, ‘als die krengen hier zijn? ’

Door de smalle spleet zien ze de monsters nu de gebouwen langs de boulevard beklimmen. Sommige zijn drie-vier verdiepingen groot en slaan met hun scharen met één slag de daken stuk. De kleinere eksemplaren graven zich in onder de gebouwen en tillen die dan op alsof ze niets wegen.

De twee kijken ernaar zonder wat te zeggen. Hun vingers knijpen elkaar tot het bloed eruit trekt.

Het hotel dat het dichtstbij is, wordt door een drietal monsters ondergraven en vliegt even later meters hoog de lucht in. Mensen, stukken muur, glas en huisraad vliegen in het rond.

‘Kijk! ’ wil het meisje roepen maar haar keel zit dicht. En de twee zien hoe de monsters de ronde koepel van het Kurpaleis beklimmen en het enorme gebouw met hun scharen kapot knippen alsof de muren van papier zijn. Als de kreeften even later hun weg vervolgen, zien ze op de plaats van het trotse bouwwerk enkel nog brokken puin en één mens die enkele meters wegrent en dan valt.

Het meisje begint te snikken, geluidloos met heftige schokken van haar lichaam. De jongen drukt haar tegen zich aan.

‘Niet huilen, ze komen niet hier.’

‘Maar al die mensen, het is zo afschuwelijk.’

‘Ze komen niet hier, echt niet. Ze vinden ons niet.’

Hij streelt haar en voelt haar tranen op zijn wang.

Zo staan ze een tijdje en ze merken niet dat de smalle streep licht die in de bunker valt door de spleet, verdwijnt omdat er buiten blijkbaar iets vóór is komen staan.