15

Ik moet de keuken uit, want jij moet koken. Even later komen de kinderen thuis en dwingen ons gewoon te doen. Aan tafel zeg jij na een tijdje, als ik nog niks gezegd heb en ook niet eet:

‘Pieker nu niet. Hij was niet te helpen, dat weet je.’

‘Dat weet ik.’

‘Daarom moet je je ook geen verwijten maken.’

‘Dat doe ik ook niet, maar daarom is ie nog wel dood.’ Voor de kinderen is er geen taboe.

‘Komt ome Frank nu nooit meer? ’ zegt de dochter voor wie hij de pyramides herbouwde.

‘Als je dood bent, kan je niet meer praten en je gaat ook stinken,’ zegt de zoon.

‘Jongens, eten,’ zeg jij, ‘anders komen jullie te laat.’ Waarom misgunnen we eigenlijk kinderen dat stuk onbesuisde filosofie, en waarom trekken we ze steeds terug in de rij. Waarom gooien we ze steeds weer het vangnet van onze normen over het hoofd? Om het nut of uit fatsoen?

Laat dat kind toch gewoon te laat op school komen, omdat ie aan tafel een gesprek had over de ecologische aspekten van het begraven!

Maar hij zit al braaf te eten.

En als zijn bord leeg is, veegt ie zijn mond af en zegt:

‘Als je dood bent, vreten de wormen je op.’

O zo! We staan op. Terwijl ik in de kamer vóór het raam naar de natte sneeuw sta te kijken, gaat de telefoon. Het is een kennis die erover opbelt.

‘Je bent er zeker wel kapot van,’ vraagt ie vriendelijk en melig tegelijk, ‘jullie kenden elkaar toch goed of niet? ’ ‘Gaat wel,’ antwoord ik op beide vragen. Het is even stil aan de andere kant van de lijn.

‘Zat ie vóór de teevee? ’ vraag ik.

‘Nee, hoezo, hij lag gewoon in bed.’

‘Wie heeft hem gevonden? ’

Natuurlijk was het de werkster, die twee keer per week kwam en een sleutel had. Wie anders? De vrouw had niet geweten wat ze moest doen. Hij was al twee dagen dood.

Jij hebt meegeluisterd en zegt, als ik de hoorn heb opgelegd:

‘Goddank in bed! ’

Maar wat bedoel je daarmee? Sterven is niet makkelijker als je ervoor gaat liggen lijkt me zo. Heeft hij veel geleden dokter?

Dat moet u de werkster of de poes vragen.

Stom dat ik ben vergeten naar die poes te vragen. En ik weet het telefoonnummer niet van die kennis die net belde. Welke kennis was het, was het een kennis?

‘Wie belde er eigenlijk? ’ vraag jij.

‘Weet ik niet, hij heeft zijn naam wel genoemd, maar die heb ik niet verstaan.’

‘Maar je maakt me toch niet wijs dat je niet weet wie je opbelde,’ doe jij verbaasd.

‘Al sla je me dood. Misschien was het Frank zelf wel.’ ‘Nou moet je niet spotten.’

‘Ik spot niet. Het komt voor. Theosofen onder mekaar kunnen het telefoonverkeer behoorlijk frustreren.’

‘Ach je bent dronken.’

‘Sorry.’

‘Maar nou weten we nog niet wie er opbelde,’ zegje realistisch, me daarmee terugsleurend in de realiteit van alledag en niet beseffend dat dat ‘alltagsleben’ ook psychopatologische betekenis heeft. Waarom vergeet iemand namen? Freud zijn boekje staat in de boekenkast. Je stoft het twee keer per jaar af. Waarom, als je het toch niet leest? Alles heeft een diepere betekenis: dat je de bedden opmaakt, en dat je er soms geen zin in hebt, je lekkere hapjes, verjaardagskalenders en de plaats waar ze hangen, de kleur van het weeceepapier, alles. Maar we durven het niet uit te spreken, we gaan ervoor op de loop of we lopen ons ertegen te barsten, zoals Frank. Tegen de psychopathologie des alltagslebens. Ik spot heus niet. Ik konstateer alleen maar dat feiten enorme schaduwen werpen vóóruit en achteruit, alle kanten uit. En waarom zou die schaduw niet je grootmoeder zijn in de vorm van een poes, of een brief die je vergat te posten, of het opmaken van bedden, het afnemen van stof, het rijden van auto’s, het kibbelen na het eten, een onverklaarbare huilbui? Maar je hebt gelijk dat je er niet te lang bij stilstaat en overgaat tot de orde van de dag. Als je dat niet deed, waren mijn dagen een chaos. Mensen als Freud of Jung zijn niet belangrijker dan huisvrouwen, marktonderzoekers, vroedvrouwen, aannemers, doodgravers of loketbedienden. Met iemands dood immers is de kous niet af. Er moet begraven worden of gekremeerd. Er moet orde worden gesteld op de nalatenschap en dat kun je niet door een dieptepsycholoog laten doen, die zou aan elk voorwerp een artikel moeten wijden als ie zichzelf serieus neemt. Kortom, de dood gaat door. Er moet een kist getimmerd worden. De flat moet worden ontruimd en opnieuw behangen en geverfd voor de volgende bewoners wier kaart al staat te trillen in de kartoteek van het bureau huisvesting. Er moet een nieuwe assistent komen op de fakulteit, liefst een die minder vaak ziek viert. En ik moet de kinderen naar school rijden met de auto. Tenminste dat doe ik, want ze staan aan me te trekken en de natte sneeuw is nu geplens geworden.

Dus kruipen ze bij papa in de auto, onbewust van het gevaar dat hen ook nu weer bedreigt. Papa is er immers, een feilloze zekerheid, zolang die papa nog niet de ouwe heer is, of erger: die ouwe zak.

Welke les geef ik ze mee als ze erom vragen? Ome Frank is dood en de dood is het einde van alles en god heeft het zo gewild, het heeft zo moeten zijn, het was beter voor Frank, hij was toch nooit gelukkig geworden, je leeft maar één keer enz. Welke les?

Als jullie oud zijn, ga je ook dood, dus zorg ervoor dat je nooit oud wordt. Welke les godverdomme?

Hoofdstuk 1, paragraaf 1, bladzijde 1. Deze welvaart heeft ons volk door noeste arbeid en godsvrucht, soms dankzij enorme inspanningen van lichaam en geest tot stand gebracht, zorg dat je haar behoudt. Pluk ruimschoots van de vruchten der welvaart, eet ze op en word onpasselijk. Zie deze stoere dijk die de golven en stormen trotseert kinders. Trotseer evenzo de stormen des levens. Snuif het zilte nat.

Welke les? Zonder het slingeruurwerk, de altaargeheimenissen van Vondel, de sonnetten van Kloos en de lieslaarzen van koningin Wilhelmina en de Urker vissersvloot, zou de Nato nu een operettelegertje zijn en Philips een handel in tweedehands olielampen. Frank is dood, maar zijn volk strijdt verder. Welke les? Amsterdam die mooie stad die is gebouwd op palen. In Parijs bevindt zich de Eiffeltoren. In Irak ligt een plaats genaamd Al Kut.

Dat is mijn les. En als er ooit een aardbeving komt in Kut, melden wij ons als vrijwilliger bij de beschermvrouwe van het rampenfonds, Holland voor Kut. Hare Majesteit zal raar opkijken kinders, God zal niet weten hoe ie het heeft, Frank laat in zijn kist een verheugde laatste boer, de hangende tuinen van Babylon zullen zich nog meer laten hangen dan voorheen. Als er acht wereldwonderen zijn, kan er nog wel een negende bij: wij met zijn allen in Kut. Deze les.