(geen gewone wond)

Iemand met een zwarte tas baant zich een weg tussen de badgasten door en blijft bij de jongen staan. Vrijwel iedereen in de buurt is van zijn plaats gekomen en komt nieuwsgierig kijken naar de bewusteloze jongen op het badlaken.

‘Laat maar eens kijken,’ zegt de man resoluut terwijl hij neerknielt bij de jongen en meteen de handdoek van de voet draait. De hele enkel is open tot op het bot. Maar niet van een beet of de slag van een klauw. Het is of de voet geklemd heeft gezeten tussen een bankschroef. En het bloed dat nog zachtjes uit de wond loopt is inderdaad roestbruin. Maar het verandert af en toe van kleur en van substantie. Dan is het bijna zwart en stroperig.

‘Dat ziet er lelijk uit,’ zegt de dokter, terwijl hij zijn tas open maakt en wat spullen zoekt. Even later geeft ie de jongen een spuit. De jongen reageert er niet op, maar de moeder gilt of ze zelf geprikt wordt.

De dokter kijkt op:

‘Bent u de ouders van de jongen? ’

De vader knikt. De dokter ruimt zijn spullen bij elkaar en sluit zijn tas.

‘Wilt u dan met me meekomen. Het lijkt me het beste dat we uw zoon naar een ziekenhuis laten vervoeren.

Dit is geen gewone wond.’

‘Wat is het dan dokter? ’ zeurt de moeder, iets rustiger nu.

‘Dat kan ik u niet zeggen mevrouw. Ik heb hem een spuit gegeven tegen infektie. Verder kan ik hier niets doen.’

Dan kijkt hij de kring mensen rond.

‘Zijn er getuigen? ’

Eén van de mannen die de jongen heeft helpen dragen van de branding het strand op, zegt:

‘De knaap was alleen aan het zwemmen. In het verboden gedeelte zeggen ze. Hij moet gebeten zijn door een kreeft of zo.’

Het zusje komt er huilend tussen.

‘Het is mijn broer mene... dokter. En hij was te ver gaan zwemmen. Ik zei nog dat ie niet mocht. En de helikopter was ook in de buurt. Maar hij kroop op de zeewering en riep tegen mij: het is hier lekker in de zon, kom ook joh. En toen zei ik: Nee joh dat mag niet. En hij riep ineens: kijk eens, een knoeperd van een kreeft. En even later viel hij schreeuwend voorover in het water. En toen hebben mensen hem eruit gehaald. En de helikopter kwam ook. Is het erg meneer? ’

‘Ja dokter, zeg nu toch wat ie heeft! ’ huilt de moeder, terwijl het jongste kind aan haar jurk staat te trekken.

De dokter zegt ongeduldig en geïrriteerd:

‘Dat heb ik u al gezegd mevrouw, ik weet het niet. Ze zullen het in het ziekenhuis moeten onderzoeken. Komt u nu maar mee! ’

En tegen de mannen die de jongen aan land brachten: ‘Kunt u nog helpen hem het strand op naar de eerste-hulppost te dragen? Er is geen tijd om te wachten op een brancard.’

‘Is er dan zo’n haast bij dokter? ’ vraagt de vader terwijl hij het windscherm oprolt en de haringen in een linnen zak wil doen.

De dokter wordt hoe langer hoe geïrriteerder:

‘Laat dat meneer, die spullen kunt u straks ook meenemen. Snapt u me toch. Uw zoon is er ernstig aan toe. Ik heb u toch al gezegd dat dit geen gewone verwonding is.’