08

We zijn alletwee in de war en kapot van de brief, maar we praten er niet over samen. De kinderen eisen trouwens de aandacht. En als ik hun vertel van wie dit doodsbericht is, zeggen ze alleen maar: oh. Ze kenden Frank amper en de dood nog minder.

We kleden ons snel aan, net of nu op bed blijven liggen ongepast is of de dood verzoeken.

We proberen te ontbijten, maar we zitten alletwee het brood te verkruimelen en als ik na een halve kop koffie de rest in de gootsteen gooi en zeg: ‘Ik ga eens wat wandelen’, knik jij alleen maar.

Mijn zoontje wil met me mee, als hij ziet dat ik mijn jas aantrek, maar soms moet je zelfs je kinderen van je af schudden. En je hebt een smoes: ze moeten naar school.

‘Laat papa nou maar,’ hoor ik jou zeggen, als ie begint . te dreinen.

Buiten valt dunne*natte sneeuw. De rijp op de auto’s smelt langzaam. Het gras is nog wit. In Irak ligt een dorp genaamd Kut. Zijn laatste telefoontje had ons moeten alarmeren, maar dat is godverdomme al een half jaar geleden en een mens vergeet vlug. Hij hijgde door de telefoon en zei alleen maar:

‘Je moet komen, er is niemand anders die ik kan bellen.’ Jij keek bezorgd zonder te weten wat.

‘Frank,’ zei ik.

‘Ga maar meteen,’ zei jij.

Hij zat op zijn kamer tussen de rommel van een paar dagen, met enkel een kamerjas aan, de tafel vol lege flessen, de kat op schoot.

‘Ik heb de restjes opgedronken,’ zei ie cynisch, meer tegen de poes dan tegen mij. Toen lachte ie, maar het klonk vals en in zijn ogen ging de zon onder.

‘Je moet hier weg uit die pokkenflat,’ zei ik wetend dat ik wat anders had moeten zeggen.

‘Maar de poes is eraan gehecht, hè Caligula? ’ zei ie dapper en toen begon ie ineens te grienen als een kind.

En ik moest hem na de bui helpen met aankleden en ik heb de poes te eten gegeven, voor het eerst van mijn leven een poes. En toen hebben we als kerels door de stad gebanjerd. Je kan iemand alleen maar helpen met je eigen medicijn. Maar alkohol wou je niet, alleen maar cola.

Toen ik diep in de middag thuis kwam, vroeg jij:

‘Hoe is het nu met hem? ’

‘Slechter,’ zei ik naar eer en geweten en ging in een medisch pocketboekje zitten opzoeken wat endogene manie precies betekende. Het stond er, maar daar was geen poes mee geholpen.