19

Niks uitvaart van Frank. Snappen ze het nu nog niet godverdomme! In die blank geschuurde kist met koperen beslag ligt een bedorven homp vlees, dampend van de alkohol, zwevend van de librium. Frank zit hier in mijn hoofd en verdwaald in de kwabben van mijn hersenen regisseert hij mijn dromen. Sorry Frank, ik heb de laatste acht uren geslapen en ik moet tot mijn schande bekennen: ik sliep als een marmot.

Terwijl ik in die acht uren zoveel had kunnen doen wat nuttig ware geweest voor de mensheid en stichtelijk voor jouw nagedachtenis.

Ik had je ansichtkaarten retour afzender kunnen sturen.

Ik had de mona lisa haar ogen kunnen dichtstompen.

Of naar Rome vliegen en de paus een nachtzoen geven, een shawl breien voor mijn oudtante, de belastinggids bestuderen, naar platen van Dylan luisteren met het album van Dali ondersteboven op schoot. Ik had het Witte Huis kunnen opblazen. Een reklamevliegtuig huren om de aktie ‘Holland voor Kut’ kracht bij te zetten. Ik had een schone motor kunnen ontwerpen voor de Daf.

Of ik had gewoon de nacht die nu verging in de ledigheid van het gedroom, kunnen gebruiken om een stuk te lezen in de boeken die nooit uit zijn: Ulysses, Plexus, onder de vulkaan, de wegen der vrijheid, dagboek van een dief, de telefoongids van amsterdam. Ik had kunnen slapen in een bloembed vol nymfen of tenminste doen alsof.

Ik had in Geneve jenever kunnen drinken met de voorzitter van het Internationale Rode Kruis. Maar sorry, ik sliep. Zoals een marmot na maanden zijn onschuldige klare oogjes opslaat en zich bij voorbaat aan de verantwoordelijkheid onttrekt door te vragen:

‘Zijn er toen ik sliep, nog enge dingen gebeurd? ’

Also sprach der Marmot.

En toch heeft die marmot gelijk, hoe walgelijk zijn gelijk ook overkomt. Alleen hem die slaapt, treft geen blaam. Dromen is trippen. Slapen is drugs voor mens en dier. Blow your mind. Come down. Het ijzeren ritme van dag en nacht. Maar hoe vaak flip je in plaats van te ontwaken? Het knagende gevoel van schuld over de rol die je speelde in je eigen dromen. Sorry, ik sliep. Al zou ik het willen, ik kan de wereld niet veranderen met een toast op jouw nagedachtenis die in een lange nacht is gaan deel uitmaken van de droom die een mens altijd achter de hand heeft, als het leven zelf hem ontglipt.

In mijn droom was je er nog. En nu lig je weer in je kist. En het maakt niks uit. Of je nu slaapt, of waakt. Marmot of waakhond. Beide behoren tot de orde der zoogdieren en beide slechts gedurende een korte spanne tijds. Jij ligt nu onderkoeld te slapen als een marmot, en ik sta nog steeds tegen de wereld aan te blaffen. Wat jij vorige week ook nog deed. En de jaren daarvoor. Ook in de illusie met je geblaf de wereld te veranderen. Net zo goed. En zonder sukses. Na elke zomervakantie had je een nieuwe ideologie. En nu ben je eruit gestapt, hebt je losgerukt van de ketting, om de zaak daarmee te veranderen. Wat je levend niet klaar speelde, probeerde je te forceren in de dood, het Jan Palach-syndroom.

Ontken dat maar eens, dan groeit je hand boven je graf dat er nooit zal zijn, want straks ben je een handvol as in een vaas.

En als ik het ontken, wordt die dood van jou tragisch en ordinair als die van de duif, geplet op het asfalt door een bus van het openbaar vervoer. Dat is het dilemma.

Jij zocht in de dood een stuk genoegdoening voor je leven.

En ik leef een stuk van jouw leven door na te denken over je dood. Je hebt gelijk, maar niemand die het je kan zeggen. Dus toch een duif op het asfalt. Een dood even nutteloos als die van het nest jonge merels dat doodbleef bij ons in de tuin vorig voorjaar, omdat de boeren net toen de eieren braken, landbouwgif begonnen te strooien dat terecht kwam in de wormen die vader merel trots zijn jongen als voedsel aanbood. Zo zinloos is het om te broeden op het leven. Ben je een jonge merel of een knotse student als Jan Palach? Kóós je de dood of wérd je gedood? Wasje een biologisch niet te muteren gegeven of een taktische stunt van de voorzienigheid in het kielzog van Jan Palach?

Wat doet het ertoe! De illusie de wereld te veranderen, nam je mee in je dood. Of de dood was zelf de illusie.

Ze knaagt nu aan je kist en aan je botten. Ook het veranderen van de wereld is haar bevestigen, want we maken er deel van uit. Zo goedkoop is de filosofie van het nakaarten. Hoe je ook leeft of erop los leeft, dat is nog geen nieuws. Pas als je sterft ben je nieuws. Of als je het honderdste doelpunt maakt in de eredivisie of met je club een jaar lang ongeslagen blijft, maar wie blijft zolang ongeslagen?

Je zult moeten sterven om nieuws te zijn. Dat is het verschil tussen jou en mij vanaf het moment dat je kist de oven in verdwijnt. Dat ik het niet kan. Ik wil niet sterven om die verandering te forceren, ook al is leven niet veel meer dan het voortdurend uitstellen van dat moment van sterven. Zolang je leeft, stel je het uit. En als je gestorven bent, gaat een ander ervoor zitten om het uit te stellen. Met de cijfers van het huishoudboekje, het aflossen van de hypotheek. Met een brief aan tante zus omdat ome zo dood is die de man was van tante zus. Dat je ruste in vrede!