6

Als ik werkelijk zou geloven in het nut van eigen geschrijf, zou ik plaatjes moeten maken met ingeblikt gelach bij de meest toegankelijke passages uit mijn werk, maar daarvoor ben ik al te oud. Dylan is reeds een tandenloze grijsaard, een Homeros van de popkultuur. En Leonard Cohen zingt zijn liedjes van haat en liefde op een toernee door Israël want hij is jood. Weet hij veel! Het is allemaal simpeler dan het lijkt: schrijven heeft geen nut. Het is een ekskuus voor het ontbreken van daden, levend in een maatschappij waarin ademen alleen al zich kompromitteren is. Sommigen houden het niet vóór zich, maar schrijven het op en leveren daarmee een deel van de bewijslast waarover de derde wereld straks zal moeten beschikken. En dus schrijf ik door, braaf gehoorzamend aan het ritme van mijn typemachine maar me er nauwelijks van bewust. Schrijven, uit onmacht tot iets beters, hopend als Kafka op Max Brod, als Brecht op Kurt Weil, als Dante op Beatrice, maar mijn vrouw heet anders en kijkt teevee. Terwijl ik schrijf, omdat er gewoon geen andere vorm van zelfbevrediging is zo hygiënisch en zo onverdacht als schrijven. Daarom. Schrijven in de waan dat het wat om het lijf heeft en met de zekerheid dat vrijwel niemand het leest. Op een enkele zonderling na die een titel verkeerd interpreteert en dus op de koffie komt, want ik schrijf niet wat ik pretendeer te schrijven. De mooiste zinnen staan in het klad maar ik streep ze altijd door anders wordt het te lang. Waar zijn de bosbessenstruiken, de grauwe bosfluiters, de kikkervisjes uit mijn jeugd?

Waar is de stoere sociaal-bewuste werknemer die na het lezen van mijn meesterwerken zijn kleurentelevisie in de wilgen hangt en de internationale neuriet, terwijl hij zijn eigen onbespoten sla oogst in zijn eigen volkstuintje onder de walm van Botlek en met de herinnering aan Sparta-Feyenoord vers in zijn hoofd? Hij zal me nooit opbellen met het verzoek alsteblieft meneer door te gaan met schrijven, omdat ie me nooit zal lezen, want de weekendlektuur in de sigarenzaak op de hoek waar ie wekelijks zijn totoformulier brengt, is makkelijker en goedkoper dan mijn geschrijf dat enkel in de erkende boekhandel te krijg is. Wat moet hij trouwens met mijn gewetenswroeging aan het strand in Spanje waar hij elk jaar twee toffe weken bruin kan bakken en een toffeme jongen zijn, zolang Franco daar nog zijn kloten krabt. Veertig jaar na Guernica, dertig jaar na Albion Moonlight. ‘Wat zit je te staren? Lukt het niet? ’ Mijn vrouw komt bij me staan. De televisie is afgelopen. Ze wil naar bed.

‘Nee, het gaat lekker.’

‘En je hebt nog niks op papier staan! ’

‘Daarom kan het nog wel lekker gaan.’