07

In Irak ligt een plaats, genaamd Al Kut, schreef hij op een van zijn vele kaarten toen hij vorige zomer in het Tweestromenland op vakantie was. En toen ik hem na zijn reis in de stad ergens trof, zei ie:

‘Je komt in mijn vak achter de wonderlijkste dingen.

Je gaat voor de hangende tuinen van Babylon en je ontdekt een dorp genaamd Kut.’

We zijn trots op zijn ansichtkaarten. Van. elke reis stuurde hij ons er een paar. De eerste kwam uit Rome waar hij toen zijn poes adopteerde. Het was een kaart van de Sint Pieter, heel zonnig en goed vies van kleur. Maar achterop had ie op zijn eigen manier geschreven: Aan deze taart heeft de bakker erg veel werk gehad.

Hij stuurde altijd kaarten. Of het nu zijn hobby was, of dat ie het deed om ons te plezieren of de kinderen, hebben we nooit geweten en zullen we nooit weten. Of ie nu in Azië zat of vlak bij huis, Frank stuurde een kaart. We zagen elkaar zelden of nooit, maar we wisten altijd waar hij was.

Toen we samen eens in Den Haag waren voor iets, riep-ie toen we de trein terug wilden nemen:

‘Even naar de kiosk. Een kaart voor je vrouw.’

De man van de tijdschriften had alleen maar het Vredespaleis. En Frank schreef achterop: Dit bouwwerk heeft de duif nog niet bescheten, maar hij is in beraad. Toen stak ie hem in mijn zijzak. Het is de enige zonder postzegel.

Waarom staat er niets achterop zijn rouwkaart?