20

‘Sta nu op, anders kom je te laat in de kerk. En je moet je schoenen ook nog poetsen.’

En met het daglicht dringt de waarheid tussen mijn wimpers door, terwijl ik jou moe en traag zie opstaan, een ochtendjas aandoen en naar beneden gaan om het ontbijt klaar te maken. De kinderen staan aan mijn bed en zeuren of ze mee mogen naar de uitvaart.

‘Jullie moeten naar school,’ zeg ik.

‘Trek je donkere pak aan,’ hoor ik jou op de trap. Natuurlijk, ik ga me vermommen als treurwilg. Niemand zal merken dat ik het ben. Die glimmende schoenen en die stropdas zullen me onzichtbaar maken.