3

Ze ging in de keuken op een stoel zitten en voelde de tranen weer komen. In plaats dat ze dat jurkje verder ging uitspoelen! Wat viel er op te lossen? Ze wachtte nu al negen maanden. En iedere dag werd het wachten zinlozer en de hoop dat er wat zou gebeuren kleiner.

Al zo stijf als een plank! En toen ze er met de dokter over begon deze week, had ie half lachend gezegd: ‘Mevrouwtje wat denkt u wel, geen muizenissen hoor! ’ En toen was ie doorgelopen want hij had nooit tijd. En zelf bij Jaap kontroleren of ie echt zo stijf was, durfde ze niet. Trouwens, wat was stijf?

Ze spoelde het jurkje van Klaartje nog eens uit en hing het boven de gootsteen aan een klerenhanger aan de knop van de geyser. Dat mocht ze nooit van Jaap, omdat ie altijd bang was dat er brand kwam. Alsof zo’n kletsnatte jurk vlam zou kunnen vatten. Hij zag overal brand, maar dat kwam door zijn vak.

Ze ging naar de kamer en deed de teevee aan. Ook al keek ze er niet naar, het geluid vulde de ruimte en als zij achter zat met verstelwerk en vóór was de televisie aan, dan leek het net op toen Jaap er nog was.

In het begin had ze een keer zonder te denken geroepen: moet je nog koffie? en ze had in de keuken een kop koffie ingeschonken om hem die te brengen, want ze was gewend dat hij geen antwoord gaf als hij naar iets zat te kijken wat hem interesseerde. Maar ze was toch wel van zichzelf geschrokken toen ze met die kop koffie vóór de bank stond waar hij niet zat.

Ze had toen het pas gebeurd was, wel pillen gekregen van de huisarts, maar die durfde ze niet te veel in te nemen. Je werd er zo akelig kalm van. Net of er niks was. Of dat het om anderen ging, dat die het hadden meegemaakt en niet jij. En ze verwaarloosde trouwens de kinderen als ze ze innam.

Op teevee was een keer een programma geweest over mensen die teveel zenuwpillen nemen en dan verslaafd worden.

Ze keek naar de taart vóór zich op tafel naast de mand met verstelwerk. De buurvrouw had er maar lukraak stukken uit gesneden zag ze.

En terwijl de televisie keihard aan stond - want als ze hem uit zou doen, zou de stilte naar haar keel grijpen – begon ze met het vorkje van één van de kinderen van de taart te eten. Wanneer ze die pillen van de dokter niet innam, moest ze wel snoepen om rustig te worden. Anderen drinken of roken. En wat gaf het als ze er dik van werd. Er was niemand voor wie ze slank hoefde te zijn en aantrekkelijk, of het moest de spiegel zijn.

Toen mijn man nog leefde... had ze een keer bijna gezegd tegen een kennis, maar ze had het nog bijtijds ingeslikt en ervan gemaakt: toen mijn man nog., er nog was. Die kennis had er gelukkig niet zo opgelet, maar zij had een rode kop gekregen van haar eigen verspreking. Toch voelde ze zich zo: weduwe zonder bewijs. Ze had eens een boek gelezen dat zo heette. Maar dat ging over de vrouw van een oorlogsvlieger die vermist was. En Jaap was er nog. Maar hij was er ook niet. Dan kon je de televisie of radio wel keihard zetten, daar hield je jezelf alleen maar mee voor de gek. Vroeger was ie trouwens ook de halve tijd ’s avonds op pad voor de zaak. En dan kwam ie laat terug, als zij al in bed lag. Zonder echt wakker te worden, kroop ze dan tegen hem aan, blij dat ie er weer was. Al drong het nooit helemaal tot haar door. Pas ’s morgens vroeg herinnerde ze zich vaag iets. Gek dat je je hechtte aan zulke kleine dingen, want zo bijzonder was het niet. Als ie haar, wanneer ie thuis kwam, nu echt had vastgepakt en had gevrijt of zo, maar dat deed ie haast nooit meer, of er moest iets zijn. Sinds Klaartje was het eigenlijk anders geworden.

En nu was ie bewusteloos en zat ze zijn verjaardagstaart te eten. Ze snapte niet goed dat de kinderen er misselijk van waren. Hij was toch van een goeie bakker. Ze kocht nooit gebak in de supermarkt, zeker niet voor een verjaardag. Misschien was het wat anders, kregen ze buikgriep.

De film op de teevee was bijna afgelopen. Ze had net tenminste een heleboel schoten gehoord en nu hoorde ze een mannenstem en een vrouwenstem die verliefd deden. Ze verstond wel geen Engels, maar zoiets versta je altijd.

Nu moest ze wel ophouden met snoepen, anders was straks die taart op. Ze stond op. Waarvoor wist ze zelf niet. Op de teevee kwam nu een of ander forum, vertelde de omroepster. Toen ze de knop induwde, hoorde ze boven Maarten of Frank hardop dromen. Ze luisterde er even naar, maar het was een stem uit een andere wereld die je niet verstaat.

Wat zou zo’n kind nu allemaal dromen? Zij herinnerde het zich nooit, als kind al niet. Toch moet het angstig zijn, anders zouden ze niet midden in de nacht schreeuwend overeind zitten in bed. Misschien vergeet een mens wel met opzet wat ie droomt.

Ze pakte de krant. Lezen deed ze niet, maar wat moest ze anders? Gek dat er vandaag niemand geweest was of had opgebeld voor Jaap zijn verjaardag. Iedereen deed of ie al dood was. Ze betrapte zich erop dat ze de tekst van een overlijdensadvertentie zat te spellen en keek hoe ze dat onder woorden brengen. Moet je zoiets zelf bedenken of doet de begrafenisondernemer dat voor je? Als je nou iets aparts erop wou, natuurlijk wel. Gek dat ze van alle doden hetzelfde zeggen. Zij zou iets anders willen op de advertentie wanneer Jaap... maar wat precies wist ze ook niet. Gek dat ze al aan hem dacht of ie dood was. Of eigenlijk was dat niet zo gek. Toen ie dat ongeluk had gekregen, was ze immers al alles in orde gaan maken, want iedereen had gezegd dat het niet lang kon duren.

Ze vouwde de krant op en deed de schemerlampjes uit.

Ze zou maar naar bed gaan. Wat heb je aan een verjaardag zonder jarige? Vorig jaar had de kamer vol gezeten met familie en kennissen. Ze had toen die nieuwe bloes aan. En Jaap was nog kwaad geweest omdat die kollega van hem aandacht had besteed aan haar en zij dat wel leuk had gevonden. Jaap werd altijd grof als ie jaloers was.

‘Die vent rijgt iedere klant aan zijn spit, als ie de kans krijgt,’ had ie gezegd toen iedereen weg was. En toen was zij kwaad geworden. Waarvoor eigenlijk? Ze wist niet eens meer hoe die man heette. Zo ver was het al weg.

Al die tijd dat hij nu in het ziekenhuis lag, was ze niet uit geweest en had ze zich niet opgemaakt, tenminste niet overdreven, want er was geen reden voor. Ze deed het alleen voor Jaap omdat hij het graag zag. Die bloes had ze na het ongeluk niet meer aangehad. Jaap had wel steeds gezegd, dat hij haar mooi stond, maar als ze hem aandeed en andere mannen keken teveel, dan was ie toch weer jaloers.

Ze bracht het stuk taart dat nog over was naar de keuken en zette de vuile bordjes en de vorkjes in het afwasbakje. Morgen zou ze wel afwassen. In de gang zag ze ineens haar gezicht in de spiegel. Werd ze oud?

‘Meid waarom maak je je niet wat meer op,’ had haar schoonzus laatst gezegd, ‘je lijkt zelf wel bewusteloos.’ ‘Waarvoor zou ik me opmaken? ’ had ze geantwoord. Maar haar schoonzus had gelachen!

‘Wat? Jij kan nog elke kerel krijgen.’

Was dat wel zo?