5

En terwijl ze uit haar handgebreide broekje stapte en twee roodborstjes in haar prille tepeltjes liet pikken, zei ze lachend:

‘Ik ben de dochter van Moeder de Gans.’

‘Je liegt het! ’ zei hij plomp, terwijl hij het broekje netjes over een stoelleuning hing.

‘Hoe wist je het zo meteen? ’ vroeg ze met een dun stemmetje.

‘Dat was niet zo moeilijk,’ zei hij zelfverzekerd, ‘je broekje.’

En hij nam het in zijn handen.

‘Degelijk Vlaams handwerk. Jij bent Ondineke de dochter van Louis Paul Boon. En met je kleren verloor je het geloof in het socialisme en sloot je aan bij Jehova’s getuigen. Kijk maar, je mist je grote teen.’

Hij gaf haar het broekje terug. Ze wreef er de tranen mee uit haar ogen en joeg er de roodborstjes mee weg, voordat ze het weer aantrok.

‘Wat moet ik nu doen? ’ vroeg ze timide, toen de roodborstjes door het openstaande bovenraam verdwenen waren.

‘Van voren af aan proberen denk ik.’

‘Mag ik dan je trui lenen? ’ vroeg ze kleintjes, ‘ik kan zo de baan niet op.’

En hij trok zijn handgebreide schapenwollen trui uit en gaf hem aan haar. Hij paste mooi bij het broekje. Had van dezelfde pennen afkomstig kunnen zijn.

Zonder nog wat te zeggen verliet ze het huis en hij keek haar na door het raam. Toen ze allang uit het zicht van de Kapellekensbaan verdwenen was, kwamen de roodborstjes pas op het raam tikken, de sufferds!

Hij tikte terug en riep:

‘Jullie zijn te laat, ze is al weg.’

Toen vlogen ze over de heg de straat op, haar achterna, maar ze vlogen de verkeerde kant op. Ook instinkt is niet alles.