41

Ik perste me tussen de schutting en het schuurtje door, met Dereks schoen in de ene hand terwijl ik met de andere het shirt lostrok uit mijn spijkerbroek en door mijn haar woelde. Toen ik de andere kant van het schuurtje had bereikt, gluurde ik om de hoek. Dokter Gill stond met haar rug naar me toe en liet haar zaklantaarn over de andere kant van de tuin schijnen.

Ik schoot achter de struiken en volgde de schutting tot aan de veranda. Daar ging ik op mijn hurken in de begroeiing zitten, veegde wat zand op mijn wang en kwam tevoorschijn, zo lomp dat de twijgjes knapten onder mijn voeten.

‘D-dokter Gill.’ Onhandig stopte ik mijn shirt weer in. ‘I-ik wilde alleen even een l-luchtje scheppen.’

Huppend op één voet probeerde ik Dereks schoen aan te trekken.

‘Volgens mij is die niet van jou, Chloe,’ zei ze terwijl ze op me afliep en met de zaklantaarn in mijn ogen scheen.

Ik schermde mijn gezicht af tegen het licht en tilde de schoen op om ernaar te kunnen turen. Toen slaakte ik een nerveus lachje. ‘Oeps. Kennelijk heb ik de verkeerde gepakt toen ik naar buiten liep.’

‘Waar is hij?’

‘Wie?’ piepte ik.

Ze wees naar de schoen. ‘Derek.’

‘Derek? Is deze van hem dan?’ Ik wierp een stiekeme blik over mijn schouder, naar de struiken, om haar aandacht erop te vestigen. ‘Ik… ik heb Derek al sinds het avondeten niet meer gezien. Is h-hij dan ook buiten?’

‘O, vast wel. Al een heel eind hier vandaan, vermoed ik, samen met Simon en Rae. Ontsnapt, terwijl jij op wacht staat en voor afleiding zorgt.’

‘H-hè?’ Deze keer was het gestotter niet nep. ‘O-ontsnapt? N-nee. Derek en ik waren…’ Ik gebaarde naar de struiken. ‘Hij wist de code, dus zijn we naar buiten gegaan om alleen te kunnen zijn en… u weet wel.’

Ze deed een stap dichterbij, met de zaklantaarn recht in mijn gezicht. ‘En verder te gaan waar jullie vrijdag waren gebleven?’

‘Precies.’ Ik trok mijn shirt recht en probeerde beschaamd te kijken.

‘Denk je nu echt dat ik daarin trap, Chloe? Meisjes zoals jij keuren jongens als Derek Souza geen blik waardig, laat staan dat ze met hen gaan liggen vrijen in de bosjes of in een kruipruimte.’

Met een ruk keek ik op. ‘M-maar u hebt ons vrijdag betrapt. U zei juist…’

‘Ik weet wat ik heb gezegd, Chloe. En ik weet wat je echt in de kruipruimte deed. Ik heb je nieuwe vrienden gevonden.’

Als aan de grond genageld bleef ik staan. Ik kon mijn oren niet geloven.

‘Wat hebben ze je verteld?’ Haar vingers klemden zich om mijn arm. ‘Ze waren van hem, hè? Proefpersonen van Samuel Lyle.’ Ze boog naar me toe, met glinsterende ogen, net zo koortsig als die van Derek, maar dan met een vleugje krankzinnigheid. ‘Hebben ze je zijn geheimen verteld? Zijn ontdekkingen? Ik kan ervoor zorgen dat niemand te weten komt dat je wilde weglopen. Ik kan zeggen dat je in de vrijetijdsruimte lag te slapen en dat ik je daar heb gevonden. Als je me maar vertelt wat die geesten hebben gezegd.’

‘Ik… ik kan helemaal niet met geesten praten.’

Ik probeerde me los te rukken, maar haar vingers klemden zich nog steviger om mijn arm. Ik verslapte, alsof ik me overgaf, maar bewoog toen met een ruk in de tegenovergestelde richting. Haar hand gleed van mijn arm, maar ik had te hard getrokken en raakte zozeer uit evenwicht dat ik struikelde. Ze dook op me af. Ik liet me op de grond vallen. Terwijl ik weg krabbelde, sprong er een donkere gedaante over de balustrade van de veranda.

Dokter Gill had net genoeg tijd om de schaduw op te merken die over haar heen viel. Met open mond wilde ze zich omdraaien. Derek kwam pal voor haar op de grond terecht. Ze hief verschrikt haar armen, slaakte een kreet en deinsde achteruit, maar ze was nog halverwege haar draai en struikelde over haar eigen voeten. Terwijl ze viel, probeerde ze verwoed iets uit haar zak te halen. Derek dook op haar af en pakte haar arm vast, op het moment dat ze een walkietalkie tevoorschijn haalde. Die viel met een boog op het gras. Haar achterhoofd klapte tegen het cement van het pad.

Ik rende erop af. Derek zat al op zijn hurken naast haar en controleerde haar polsslag.

‘Niks aan de hand,’ zei hij met een zucht van verlichting. ‘Ze is alleen bewusteloos. Kom, we gaan. Voor ze bijkomt.’

Zijn vingers lagen om mijn arm. Smoezelige, maar zeer menselijke vingers. Zijn gezicht en handen zagen er weer normaal uit, en alleen zijn gescheurde shirt herinnerde nog aan de beproeving die hij had ondergaan. Ik trok me los, rende naar zijn schoen en raapte die op. Toen ik me omdraaide, zag ik dat hij de sportschoen die ik had achtergelaten in zijn hand had.

‘Ruilen?’

We trokken onze schoenen aan.

‘Simon wacht bij de fabriek,’ zei ik. ‘We moeten hem waarschuwen. Ze weten van de ontsnapping.’

Hij duwde me naar de zijschutting. ‘Op de weg is het waarschijnlijk niet veilig. Je kunt beter dwars door de achtertuinen gaan.’

Ik keek over mijn schouder.

‘Ik kom achter je aan,’ zei hij. ‘Opschieten nu!’

==

Bij de eerste schutting begon ik te klimmen, maar niet snel genoeg naar Dereks zin, want hij pakte me vast en slingerde me eroverheen, waarna hij er zelf overheen sprong alsof het een horde was. Twee huizen verderop hoorden we een gillende sirene en doken we weg achter een speelhuisje.

‘Politie?’ fluisterde ik.

‘Weet ik niet.’

Na een poosje zei ik: ‘Dokter Gill weet het van de lichamen. Toen ik ze tot leven wekte, zat ze kennelijk niet in haar kantoor, zoals we dachten. Ze weet dat ik met de doden kan communiceren, en ze weet van Samuel Lyle, en…’

‘Een andere keer.’

Hij had gelijk. Ik zette de gedachte uit mijn hoofd en concentreerde me op de sirene. Die schoot voorbij, in de richting van waar we zojuist vandaan waren gekomen, en verdween.

‘Is hij bij het huis gestopt?’ vroeg ik.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik kan hem nog horen. Wegwezen nu.’

Volgens Derek waren er zeven achtertuinen tussen Lyle House en het eind van het blok. Net iets voor hem om ze te hebben geteld. We renden door de vijfde heen toen hij zijn arm als een spoorboom voor me hield en ik ertegenaan botste. Toen ik me naar hem omdraaide, stond hij met zijn hoofd een beetje scheef aandachtig te luisteren. Tien tellen verstreken. Ik plukte aan zijn shirt, maar hij negeerde me nog eens tien tellen. Toen liet hij zijn hoofd zakken en fluisterde: ‘Ik hoor een stationair draaiende motor. Er is iemand in de buurt.’

‘Waar dan?’

Een ongeduldig gebaar. ‘Daar. Op de straat die we moeten oversteken.’ Hij stak zijn vinger op. ‘Voetstappen. Er praat iemand. Een vrouw. Ze fluistert. Ik kan haar niet verstaan.’

‘Herken je de stem?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Blijf hier. Ik ga wat dichterbij staan, misschien helpt dat.’

Met lange, soepele passen liep hij in de richting van het huis, waar hij achter een stel struiken ging staan.

Ik keek om me heen. Ik stond midden op het gazon, duidelijk zichtbaar voor iemand die een geluid hoorde en besloot door het raam naar buiten te kijken. Zijn plek leek me een stuk veiliger. Toen ik op hem afliep, draaide hij zich met een ruk om en keek me boos aan.

‘Sorry,’ fluisterde ik, en ik deed mijn best om langzaam en geluidloos te lopen.

Hij gebaarde dat ik uit de buurt moest blijven. Toen ik doorliep, keek hij me opnieuw boos aan, maar uiteindelijk wendde hij zich af. Vlak achter hem bleef ik roerloos staan. Hij bewoog langzaam zijn hoofd, om de stem te volgen, nam ik aan. Maar toen hij zich naar mij toe draaide, zag ik hoe hij zijn kin hief en zijn neusvleugels opensperde, en ik besefte dat hij de lucht opsnoof.

Toen hij me zag staren, keek hij pas echt boos.

‘Herken je de, eh…’

‘Geuren.’ Hij spuugde het woord uit. ‘Ja, ik kan geuren volgen. Net als een hond.’

‘Ik wilde niet…’

‘Nee, tuurlijk niet.’

Hij wendde zijn blik af en bestudeerde de schutting. ‘Ik neem aan dat je inmiddels beseft wat ik ben.’

‘Een weerwolf.’

Ik probeerde het zo nonchalant mogelijk te zeggen, maar ik wist niet of dat was gelukt. Ik wilde niet bang klinken, want dat was precies wat hij verwachtte, dat was de reden dat hij me de waarheid niet had verteld. Ik hield mezelf voor dat het niet anders was dan wanneer je een necromancer of een tovenaar of een halfdemon was. Maar dat was het wel.

De stilte strekte zich uit, en ik wist dat ik iets moest zeggen. Als hij me had verteld dat hij een halfdemon was, zou ik hem hebben bestookt met vragen en door dat nu niet te doen, gaf ik hem het gevoel dat hij anders was dan wij, minder natuurlijk… erger.

‘Dus, eh… wat gebeurde er daarstraks eigenlijk? Was je, eh…’

‘Aan het veranderen.’ Hij deed een stap naar rechts, leunde naar voren om beter te kunnen luisteren en trok zich weer terug. ‘Het hoort pas te beginnen als je een jaar of achttien bent. Dat dacht mijn vader tenminste. Gisteravond, die jeuk, de koorts, de spierkrampen… die waren kennelijk een waarschuwing. Dat had ik moeten beseffen.’

Er stak een briesje op, en hij hield zijn hoofd scheef. Hij snoof de lucht op en schudde zijn hoofd. ‘Niemand die ik ken.’ Hij wees naar de achterkant van de tuin. ‘We klimmen aan de achterkant over de schutting, steken van daaruit de tuinen over en maken dan een lus. Hopelijk zijn ze tegen die tijd weggereden.’

We renden naar de schutting, en door de ernaast gelegen achtertuin naar de oprit. Derek speurde de straat af, kijkend, luisterend en, naar ik aannam, snuffelend, waarna hij gebaarde dat we konden oversteken. We glipten de eerste achtertuin in en liepen in oostelijke richting verder, van de ene tuin naar de andere.

Toen we bij de weg waren, zag ik de auto waar hij het over had. Het was een zilverkleurige suv, een blok verderop. De koplampen waren uit, maar aan de passagierskant leunde iemand door het raampje naar binnen, alsof hij een gesprek voerde.

‘We zullen snel moeten oversteken,’ zei Derek. ‘En dan maar hopen dat ze ons niet zien.’

‘Denk je dat ze naar ons op zoek zijn?’

‘Nee, maar…’

‘Dan wekken we alleen maar argwaan als we gaan rennen.’

‘Het is halfvier ’s nachts. Argwaan wekken we toch wel.’ Hij keek even naar de auto. ‘Goed dan. Maar bij het eerste teken van problemen doe je wat ik zeg.’

‘Ja, baas.’

==